Over schijn-, schaar- en andere bewegingen. Een blik in het trukenkabinet van Orlando Engelaar. ‘De grens tussen schoonheid en efficiëntie ken ik ondertussen.’

O rlandoEngelaar : “Ik heb menig raam of vaas stuk getrapt in huis. Als je mij zag, was er negen van de tien keer ook een bal in de buurt. Ik voetbal van als ik klein ben op straat en van mijn zevende bij Feyenoord. Qua techniek overeind blijven heb ik wel wat geleerd in het straatvoetbal : het is geen kwestie van leven en dood, maar wel van overleven. De bal rolt ook veel sneller dan op gras. Bij Feyenoord liepen heel veel technische jongens in de jeugd van wie je dingen oppikte. Daar hadden we de laatste jaren ook een supergoede trainer, RicardoMoniz, die is nu techniektrainer bij PSV. Helaas had ik toen al een bepaalde leeftijd en al een bepaalde techniek, maar hij leerde mij toch nog een aantal oefeningen : binnenkant-buitenkant voet, dubbele schaar… Dan trainde je een halfuur of een uur alleen maar op die dingen. Herhalen, herhalen, herhalen. Hij kwam best laat in mijn opleiding, ik was al 17 of 18. Er waren jongens die minder technisch waren en daar werkte hij ook mee, maar dat kon ie echt niet hebben ( lacht). Je moést je gewoon voor de volle honderd procent concentreren, ook al had je al techniek.

“Ik ben voordien nooit in die mate gestimuleerd om mijn rechter te gebruiken omdat mijn linker zo goed was. Op zich is het wel jammer, maar van de ene kant heb ik het aan mezelf te wijten : ik had er meer op moeten trainen. Van de andere kant is er geen enkel kind dat op zijn verkeerde been gaat trainen, natuurlijk ( lachje). Als je iets niet kan, vind je dat niet leuk. Als kind doe je gewoon wat je het leukste vindt en dat is : iets technisch met de bal aan de voet. Ik probeer mijn bewegingen te onderhouden als we op training een minuutje stilstaan, maar ik zou het best nog meer willen, hoor. Kon ik nu nog op straat voetballen, het zou nog meer kunnen.

“Tegen GBA maakte ik een doelpunt met de wreef. Als je ver van de goal staat, kan je hem niet draaien. Als ie lekker komt aanrollen of stuitert kan je hem niet met de binnenkant draaien. Als ik iets meer links van de goal kom, trap ik liever met m’n wreef omdat de hoek te klein is om te draaien. Maar kom je van de rechterkant, dan kan je twee hoeken uitkiezen en met de binnenkant kan je gerichter schieten.

“In de spits of op het middenveld, dat is wel even wennen. In de spits moet ik meer met m’n rug naar de goal toe staan als ik de bal krijg en ik ben meer gewend om de goal en de tegenstander voor mij te hebben als ik aan de bal ben. Dus dat is wel effe moeilijk als ik een tegenstander zo kort in de rug heb. Met de tegenstander voor je kan je een beweging maken en hem uitspelen. Een tegenstander in mijn rug heeft meer kans bij mij dan wanneer hij tegenover me staat. Maar ja, dat is iets wat ik me aan moet leren. Ik heb wel de techniek om een bal bij me te houden en daarbij komt nog dat ik groot en sterk ben, waardoor ik balvast ben en dus ook in de spits kan spelen. Dat kan nog beter, maar verder heb ik me redelijk aangepast, vind ik. Het is lastiger spelen tegen iemand die heel kort dekt, maar van de andere kant is het soms ook wel lekker : met de goeie bewegingen is ie ook snel uitgespeeld. Iemand die je wat meer tijd geeft, is vaak ook moeilijker uit te spelen. Ook in Nederland was ik vaak beter tegen grote ploegen, omdat je dan toch vaak meer ruimte krijgt. Op Anderlecht bijvoorbeeld, dat is heerlijk.

“In Nederland worden de spitsen heel veel ingespeeld van achteren uit of vanuit het middenveld. Ik kwam daar dan als derde man onder, waardoor de spits de bal kon terugleggen en ik op goal kon schieten of de bal opdribbelen of een een-tweetje opzetten. Op die manier, door het centrum, wordt hier gewoon veel minder gevoetbald. Het gaat meer langs de buitenkant, waardoor ik minder aan schieten toekom.

“In aanvallend opzicht laat de trainer me heel vrij. Bij balverlies moet ik wel die of die man in de gaten houden, maar in balbezit ben ik in principe vrij. Als ik veel tijd krijg, denk ik meestal aan wat ik daarna ga doen. Dan ga ik aan de spits denken : als ik hem uitspeel, wat doe ik dan ? Een steekpass is meestal de kortste weg naar doel. Vorig jaar scoorde ik in Nederland zelf negen keer en het jaar daarvoor twaalf, nu zit ik aan negen. Dus ik ben goed op weg. Ik ben wel eens in Spanje uitgenodigd op een toernooi om vrije trappen te nemen Daar ging het wel wat harder ( lachje). VanHooijdonk, de beste specialist van de wereld, heeft duizenden ballen op doel getrapt. Zelf moet ik er gewoon nog op oefenen. Na de training blijf ik wel onderhouden wat ik al kan.

“Z idane is voor mij echt top, maar ik vind het verschrikkelijk jammer dat Ronaldo niet meer op zijn oude niveau is, want puur technisch, een tegen een – of een tegen vijf in zijn geval ( lachje) – stond hij op eenzame hoogte. Ongelooflijk. Hij deed dingen die ik Zidane nog niet heb zien doen. Als Real Madrid of Barcelona in de Champions League speelt, kijk ik daarnaar, maar er zijn veel ploegen die ik niet leuk vind om naar te kijken. Veel Italiaanse ploegen bijvoorbeeld. AS Roma, Chelsea, die ploeg vind ik zó jammer, Bayern München hoef ik ook niet te zien. Bayern-Roma, dan ga ik liever naar het zaalvoetbal kijken, hoor. Ik herinner me een periode dat Vanenburg en MouradBoukhari samen in een zaalvoetbalploeg in Rotterdam speelden, dat was elke week genieten geblazen. Een show die ze opvoerden. Zaalvoetballen deed ik vroeger zelf ook geregeld met vrienden.

“Vooral toen ik nog jonger was, had ik wel eens de neiging om door te blijven pingelen of balverlies te leiden door iemand door de benen te willen spelen. Ik ben genoeg verrot gescholden door mijn trainers ( lacht). Nu besef ik dat rendement het belangrijkste is : dat verschil weet ik ondertussen. Het gaat er niet om spelers voor schut te zetten. Laatst tegen Germinal Beerschot heb ik nog een speler door de benen gespeeld. Ik deed of ik de bal naar voren wou gaan schieten en dan wou hij de bal blokken, weet je wel. Dus hij deed zijn benen open, waardoor ik hem erdoor kon tikken en balbezit hield. En het is voor het publiek wel mooi ook natuurlijk.

“Maar je moet weten waar schoonheid eindigt en efficiëntie begint. Daarom redden ook veel straatvoetballers het niet. Ik ken jongens met wie ik voetbalde op straat : die waren zó goed, die konden je drie keer in een minuut door je benen spelen. Maar het gaat wel om rendement, efficiëntie en mentaliteit. Heel vaak zag je dat dat soort jongens bepaalde zaken niet mee naar het veld kon nemen, waardoor er heel veel wegviel. Je moet de lijn tussen mooi en effectief kunnen trekken.”

Raoul De Groote

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content