Hij speelde bij Anderlecht, deed van zich spreken bij Charleroi en nekte de Carolo’s vorige week met zijn nieuwe ploeg Westerlo. Maak kennis met wervelwind Mohamed Aoulad.

Juni 2012. Roger Vanden Stock doet zijn zegje over de nieuwe spelersgroep van Anderlecht bij het hernemen van de trainingen en heeft het over twee bijzondere talenten die we zeker in het oog moeten houden: Dennis Praet en ene Mohamed Aoulad.

December 2012. Mohamed Aoulad speelt op uitleenbasis bij Charleroi en zijn stoppen slaan door na een doelpunt. Met niet mis te verstane gebaren naar de zijlijn maakt hij duidelijk dat er iemand “stront in de ogen heeft” en wat hij uitschreeuwt, is al helemaal niet voor publicatie vatbaar. Niet veel later wordt Aoulad ontslagen.

Augustus 2014. Mohamed Aoulad schittert en bezorgt Westerlo de zege op Charleroi. Met twee doelpunten en een assist is hij de koning van de avond. Een uitgejouwde koning weliswaar, maar daar veegt hij feestelijk zijn voeten aan.

Aoulads technische fiche ziet er als volgt uit: Mohamed Aoulad – Brussel 29/08/1991 – Marokkaanse Belg – dribbelkont – doelpuntenmaker – karakterkereltje – wil het incident bij Charleroi het liefst zo snel mogelijk achter zich laten, maar heeft de pech dat hij zijn bekendheid vooralsnog vooral aan dat incident te danken heeft.

Mohamed Aoulad: “Absoluut niets. Er wordt veel over gepraat en ik weet dat een heleboel mensen daar fijne herinneringen aan hebben, maar dat is het dan ook. Voor mij is het een match als een ander, die ik dan ook op dezelfde manier zal aanvatten. Het is en blijft een voetbalwedstrijd.”

Zal er niet iets meer druk op de ketel zitten?

“Misschien een beetje, maar het is aan ons om daar goed mee om te gaan. En druk ken ik eerlijk gezegd niet. Ik werd in Charleroi de hele wedstrijd lang uitgefloten en je hebt gezien wat daar het resultaat van was. Mij krijgen ze niet klein met een fluitconcert! Ik spéél echt voetbal in die zin dat het voor mij in se een spelletje blijft. Ik doe nog altijd hetzelfde als toen ik in het Josaphatpark in Schaarbeek speelde. Plezier staat centraal. Het enige verschil is dat ik nu ook wel rekening moet houden met de richtlijnen van de coach. Tot op zekere hoogte, want je mag daar ook niet mee overdrijven. Als voetballers op robots gaan lijken, komt het niet goed. We zijn er om de mensen te entertainen en daar is creativiteit en fantasie voor nodig.”

Pasta Vermeersch

Mogen we jou dan een typische straatvoetballer noemen?

“Zeker weten. Het Josaphatpark was vlakbij waar ik woonde dus ik zat er de hele tijd. Samen met jongens als Omar El Kaddouri, die net een geweldig seizoen met Torino achter de rug heeft, en Soufiane Bidaoui, die nu bij Parma speelt. Er waren ook jongens die zelfs nog beter waren, maar het zijn niet altijd de besten die carrière maken. Er was er zelfs eentje die zo goed was dat hij op zijn twaalfde al naar PSV mocht. Hij werd daar binnengehaald als de verbeterde versie van Ibrahim Afellay, maar ondertussen voetbalt hij al een paar jaar niet meer…”

Wat leerde jij op straat dat andere spelers niet kunnen?

“Het grootste verschil zit hem in de hele pleintjescultuur. Op straat kom je aan wanneer je wilt, speel je onder vrienden en zonder scheidsrechter. En je speelt tegen kerels die tien jaar ouder zijn. Ronaldinho, Zidane en tal van andere wereldtoppers leerden voetballen op straat en dat zie je aan hun manier van spelen. Als je dat vergelijkt met de opleidingscentra en voetbalscholen… (blaast) In die centres de formation gaat het er zeer strikt en gedisciplineerd aan toe. De uurregeling ligt vast, truitjes liggen klaar in de kleedkamer, achtjarigen krijgen er videoanalyses te zien en je wordt verplicht om naar topwedstrijden zoals Barcelona-Real Madrid te kijken. Ik kijk ook wel graag naar zo’n match, maar toch. Kinderen die al op hun voeding moeten letten… Ik weet het niet hoor. Wij aten durums terwijl we aan het voetballen waren in het park. (lacht) Waarmee ik de centres de formation niet in vraag wil stellen – wie weet was ik wel doorgebroken bij Anderlecht als ik daar een opleiding had genoten – maar ik merk toch op dat er niet veel profvoetballers uit voortkomen. Terwijl ik heel wat jongens ken die in de straten en parken van Brussel hebben leren voetballen en nu een mooie carrière aan het uitbouwen zijn. Denk maar aan Pelé Mboyo, Hervé Kage, Ibrahim Maaroufi, El Kaddouri, Bidaoui en ga zo maar door.”

Jij schopte het al snel tot bij Anderlecht…

“Ik was acht toen we met Crossing Schaarbeek een toernooi wonnen en Anderlecht meteen zeven spelertjes uit onze ploeg overnam. Maar het was wel FC Brussels dat me mijn eerste profcontract aanbood.”

Anderlecht riep je na vier jaar bij Brussels terug omdat ze jou een kans wilden geven in eerste klasse, maar daar kon Johan Vermeersch niet mee lachen…

“Toen Vermeersch in december hoorde dat ik het seizoen erop voor Anderlecht zou uitkomen, zette hij me meteen uit de kern en heb ik een half jaar niet gespeeld. Hij probeerde me nog een nieuw contract te laten ondertekenen, maar ik was, na vier jaar voor weinig loon gespeeld te hebben, toe aan iets anders. Let wel, dat salaris maakte me niet ongelukkig. Ik woonde nog thuis dus ik had altijd eten en een plek om te slapen. Dat was voldoende. Ik hoefde helemaal niet als een koning te leven. Ik ging met de metro naar de club dus ook daar gaf ik niet veel aan uit. Achteraf bekeken was het zelfs beter zo. Wie weet waar was ik beland als ik meteen gigantische sommen had verdiend? Geld zal voor mij nooit het belangrijkste zijn.

“Ik bekijk alles van de positieve kant: ik heb een geweldige job terwijl er in andere landen oorlog heerst en er mensen zijn die geen eten en geen slaapplaats hebben. Ik ben Vermeersch dan ook nog steeds dankbaar. Hij gaf me een kans in tweede klasse. Veel betaalde hij ons niet, soms zelfs niets, maar hij is wel een goed mens. Ik vond hem geweldig, maar ik was dan ook zijn lievelingetje. Ik herinner me nog goed dat hij op een dag de kleedkamer binnenstormde, met zijn gezicht op onweer. Hij keek me aan en vroeg: ‘Hoe oud ben jij?’Ik antwoordde dat ik 18 was en hij zei: ’28, zul je bedoelen.’ Dat was zijn manier om aan de anderen te tonen dat ik als een van de weinigen als een volwassene gespeeld had.”

Hij verkondigt vandaag de dag nog altijd dat hij jou lanceerde. Alsof hij het was die er persoonlijk voor zorgde dat je opgesteld werd…

“Zo is het wel, hoor. Vermeersch deed alles bij Brussels. Ook de ploeg opstellen. Hij was tegelijkertijd voorzitter, ploegafgevaardigde en trainer. Hij kookte zelfs de pasta.”

Maakte de vrouw van Michel De Wolf de pasta niet?

“Neen, die gaf ons alleen maar een kus na de wedstrijd.” (begint luid te lachen)

Toen Anderlecht je in 2012 terughaalde, had je dan de indruk dat jouw carrière echt kon beginnen?

“Ik had vrij snel door dat het moeilijk zou worden. Ik zat wel in de A-kern, maar John van den Brom kende mijn naam niet eens. Hij noemde iedereen bij de voornaam, behalve mij. Hij was hoegenaamd niet met mij bezig. Een echt goeie band hebben we dan ook nooit gehad. Ik kwam uit tweede klasse dus keek hij niet naar me om. In de oefenwedstrijden mocht ik wel eens een helft meespelen, maar dan zette hij me als verdedigende middenvelder. Ik zou het jammer vinden als ik mijn kans bij Anderlecht niet gegrepen zou hebben, maar nu heb ik er gewoon geen gekregen. Uiteindelijk stuurde Van den Brom me zelfs naar de B-kern. Een duidelijk signaal en voor mij het teken dat ik maar best op zoek kon gaan naar een andere club.

“Eigenlijk was dat wel een ferme tegenslag. Na zes maanden zonder wedstrijd bij Brussels keerde ik vol verwachting terug naar Anderlecht om ook daar al na enkele weken een fikse dreun te krijgen. Uiteindelijk toonde Yannick Ferrera zich de reddende engel. Een paar jaar geleden heeft hij mij en mijn vrienden nog privétraining gegeven. Mijn vader was verantwoordelijke voor de jeugd van Crossing Schaarbeek dus ik kon makkelijk aan de sleutels zodat we op de terreinen van Crossing konden trainen. Ferrera was coach bij Charleroi op het moment dat ik bij Anderlecht bij het huisvuil werd gezet en heeft me toen meteen gevraagd of ik niet naar daar wilde komen.”

Spijt van het incident

We kunnen niet voorbij aan het incident bij Charleroi waardoor je bekend werd. Aanvankelijk dacht iedereen destijds dat je gebaren en je scheldtirade na je doelpunt voor Yannick Ferrera bestemd waren, maar je viseerde het bestuur.

“Ik heb echt geen zin om daar nog op terug te komen. Ik heb een fout gemaakt, maar laat het verleden nu rusten.”

Of je dat nu wilt of niet, het maakt wel deel uit van je carrière…

“Het is aan mij om mijn imago op te poetsen. Ik wil dat de mensen mij kennen door wat ik op het terrein doe, niet door dat ene incident bij Charleroi.”

Je bent je ervan bewust dat die beelden je nog lang zouden kunnen achtervolgen?

“Dat zou jammer zijn, maar ik snap het ergens ook wel waarom de media daar altijd op blijven terugkomen. Titels zoals ‘Aoulad, de bad boy’ en ‘Aoulad, de rebel’ verkopen vast beter dan ‘Aoulad, de doelpuntenmaker’.”

Je hebt het zelf gezocht natuurlijk…

“Ze hebben mij ook gezocht! Maar ik heb wel echt spijt van wat ik gedaan heb. Dat past niet bij wie ik ben. Ik was jong en ik ben even ontspoord. Om mijn emoties te allen tijde de baas te blijven, was ik nog niet volwassen genoeg. Maar ik heb er veel uit geleerd.”

Heb je de mensen van het bestuur teruggezien na de match tegen Charleroi?

“Ja. We hebben elkaar een kus gegeven en ze hebben me gefeliciteerd met mijn doelpunten. Best gek, de mensen die betrokken waren bij het incident hebben het er al lang niet meer over en nemen me ook niets meer kwalijk, terwijl de rest van de wereld er wel nog steeds over bezig is.”

Charleroi heeft er wel voor proberen te zorgen dat je nadien nergens meer in eerste klasse aan de bak kon komen…

“Ze hebben me niet geholpen, maar dat lijkt me niet meer dan normaal.”

En weer was het Yannick Ferrera die je te hulp schoot…

“Inderdaad. Na mijn ontslag bij Charleroi heb ik een half seizoen bij Waasland-Beveren gezeten, maar ik viel al snel geblesseerd uit en kwam daardoor niet aan spelen toe. Ik keerde dan maar terug naar Anderlecht, waar ik nog steeds onder contract lag, maar daar rekende men niet meer op mij. Toen heb ik het heel moeilijk gehad. Geen enkele andere eersteklasseclub toonde interesse en dus stelde Ferrera me voor om hem te volgen naar STVV. Daar heb ik mezelf kunnen tonen, onder meer door een aantal doelpunten te maken. We stonden zelfs op 45 minuten van de promotie naar eerste klasse.”

Bidden, slapen en trouwen

In hoeverre zal het altijd een teleurstelling blijven dat je bij Anderlecht niet bent kunnen doorbreken? Voor iemand die in Brussel is opgegroeid is Anderlecht toch altijd het hoogste?

“Er zijn nog andere voetbalclubs in België dan Anderlecht, hoor. En ik zal tenminste kunnen zeggen dat ik het shirt van Anderlecht heb mogen dragen, zij het dan enkel op training. Maar als ik eerlijk ben, moet ik toegeven dat dat altijd wel een gemis zal zijn.”

Yannick Ferrera zei dat tweede klasse te makkelijk voor je was…

“Ik heb in dat ene seizoen enorm veel geleerd. Ik ben in eerste instantie een technische speler, maar ik heb me staande moeten houden in een competitie waar ze er stevig tegenaan gaan. In tweede klasse kom je er niet met een paar bruggetjes en wat Zidanebewegingen. Er moet ook gewerkt worden. En dat heb ik gedaan.”

Zijn er dingen die je op training wel durft en in de wedstrijd niet?

“Ik durf alles tijdens de match! Ook al is het duidelijk dat sommige coaches dat niet graag zien gebeuren. Als ik bij Dennis van Wijk een gewaagde dribbel probeer die mislukt, kan ik er maar beter voor zorgen dat de volgende wel lukt.” (lacht)

In een Vlaamse krant omschreef men jou als volgt: ‘Aoulad, het enfant terrible dat op zoek is naar stabiliteit bij Westerlo. Onthoud die naam, hij gaat nog van zich doen spreken dit seizoen. Als Westerlo hem kan houden. Het parcours van de jonge Belgische Marokkaan kende een vrij grillig verloop. Het typische verhaal van een straatvoetballer op zoek naar succes.’ Een goeie samenvatting?

“Dat is hun samenvatting. Die stabiliteit waarvan sprake is, heb ik intussen gevonden. Ik ben dan wel maar één seizoen bij Sint-Truiden gebleven, ik ben er wel door de grote poort vertrokken. Het was ook nooit de bedoeling om tien seizoenen in tweede klasse te blijven. En wat dat enfant terrible betreft, daar ben ik het niet mee eens.”

Zal Westerlo je kunnen houden?

“Ik ben Balotelli niet, hé. (lacht) Dat beeld heeft men wel eens van mij proberen op te hangen, maar dat klopt niet. Ik woon bij mijn ouders, ga elke avond om tien uur slapen, ik bid en ik ga binnenkort trouwen. Mijn leven is altijd al evenwichtig geweest.”

Hoe komt het eigenlijk dat je transfer naar Westerlo zo lang heeft aangesleept?

“Sinds men mij bij Charleroi heeft doorgestuurd, heb ik geen manager meer. Zowel bij Sint-Truiden als bij Westerlo heb ik zelf onderhandeld over mijn contract. Misschien neem ik ooit nog wel eens een nieuwe manager onder de arm, maar nu acht ik dat niet nodig. Wat ben ik trouwens met een manager die een transfer naar Standard of Anderlecht regelt als ik daar vervolgens de hele tijd op de bank zit?”

DOOR PIERRE DANVOYE – PHOTOS: BELGAIMAGE/CHRISTOPHE KETELS

“Als voetballers op robots gaan lijken, komt het niet goed. We zijn er om de mensen te entertainen en daar is creativiteit en fantasie voor nodig.”

“Het is aan mij om mijn imago op te poetsen. Ik wil dat de mensen mij kennen door wat ik op het terrein doe, niet door dat ene incident bij Charleroi.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content