Bijna anderhalf decennium lang speelde hij in korte broek aan de top van het Belgische volleybal, nu draagt Walter Engelen een maatpak als commercieel directeur van de nv Caspo.

“Het voelt vreemd aan om op enkele weken tijd van de meest ervaren speler tot de minst ervaren werkkracht te evolueren. Het is eigenlijk de omgekeerde wereld. Een paar maanden geleden kwamen de andere spelers aan mij raad vragen, terwijl ik nu aan collega’s de meest belachelijke dingen moet vragen, zoals : hoe werkt dat faxtoestel ? Dat is wel een knop die je moet omdraaien.”

Walter Engelen moest zich als commercieel directeur van de nv Caspo ook aanpassen aan het aantal werkuren. “Ik klop nu drie tot vier keer meer uren dan voordien. Wat dat betreft moest ik een hele reconversie doormaken. En ik niet alleen, ook voor mijn gezin vergde het een grote aanpassing. Je weet dat wel op voorhand, maar pas als je er effectief mee te maken krijgt, dringt het echt door. Onze kinderen – ons zoontje is acht, ons dochtertje vijf – hebben al een paar gezegd : we vonden de volleyballende papa veel fijner. Ik kon de kinderen naar school brengen, hen ’s middags afhalen en ook ’s avonds was ik op tijd thuis.”

Was hij dan niet liever in het volleybal gebleven ? “Ik heb erover getwijfeld, maar uiteindelijk had ik het allemaal in zeker zin wel gezien. Ik hou wel van een uitdaging. Zo ook toen Roeselare failliet ging. Zowat iedereen vertrok, ik was de enige die bleef, hoewel ik elders veel meer kon verdienen. Negen kansen op tien was het op een fiasco uitgedraaid, maar omwille van de uitdaging ben ik toch gebleven.”

Engelen koos ook nu niet voor de eenvoudigste weg. “Het was voor mij veel makkelijker geweest om in het volleybalmilieu te blijven. Maar ik wou eens iets helemaal anders proberen. Enkele jaren geleden had ik mij wel al een beetje ingedekt, in de zin dat Roularta mij een job zou aanbieden.”

Die job kwam er bij de nv Caspo, die, zo legt manager Engelen uit, instaat voor de uitbating van het sportcomplex Schiervelde. “De stad Roeselare zag dat om de een of de andere reden niet zitten. Daarom werd met binnen Roularta de nv Caspo opgestart, die de vergaderruimtes, de foyer, de VIP-arrangementen inrichtte. Mijn taak bestaat erin om ervoor te zorgen dat de tapkraan zoveel mogelijk openstaat ( grijnst), dat er bedrijven meetings komen organiseren, dat er sport- en andere manifestaties gehouden worden. Kortom, ervoor zorgen dat de accommodatie zoveel mogelijk verhuurd wordt.”

Op die manier komt hij wel eens in het vaarwater terecht van zijn oude werkgever, volleybalclub Knack Roeselare. “Veel mensen zeggen : Schiervelde is een sportzaal. Binnenkort staat er een optreden van Clouseau op het programma, waar dan een sportploeg moet voor wijken. Toen ik zelf volleybalde, dacht ik ook : wat doet die bende klojo’s van Clouseau hier. Maar nu besef ik dat heel het complex niet rendabel is zonder andere manifestaties of zonder het VIP-gebeuren. Het ene kan niet zonder het andere en dan komt het erop aan om de middenweg te zoeken. Onvermijdelijk leidt het al eens tot conflicten, waarbij ik nu aan de andere kant sta. Ik ben met andere woorden het perfecte voorbeeld van de stroper die boswachter wordt.”

Hij zit niet meer midden in het volleybal, maar omdat Knack Roeselare en de nv Caspo elkaar erg vaak kruisen, komt Engelen er nog wel mee in aanraking. “Doordat het bestuur van Knack geregeld langskomt, stel ik nu pas vast wat het allemaal inhoudt om een volleybalclub te runnen. Als speler sta je daar niet bij stil. In feite zou je elke speler eens een week moeten laten meelopen met een clubbestuurder vooraleer hij over zijn contract onderhandelt.”

Engelen kon ook nog elders aan de slag. “Bij de andere aanbiedingen was er steeds een grotere link naar het volleybal. Trainer worden ? Ik heb ooit wel wat training gegeven op jeugdkampen, maar het trainerschap bij een eerste ploeg heb ik nooit geambieerd. België heeft hooguit vijf clubs waar je op een professionele basis kunt werken, dat is één zaak. Daarbij komt nog de onzekerheid van het coachesbestaan. Je bent altijd afhankelijk van een aantal factoren die je zelf niet in de hand hebt. Ook al kan je er soms niks aan doen, als trainer word je afgerekend op resultaten. Met die situatie zou ik nooit kunnen leven.

“Op semi-professioneel niveau had ik zelf nog kunnen blijven volleyballen, maar dan kreeg ik ongetwijfeld te maken met een erg hoog verwachtingspatroon, waar ik dan toch niet meer aan kon beantwoorden. Je komt bovendien van Roeselare, waar alles perfect georganiseerd is, terecht bij een club die veel minder ver staat en die de filosofie hanteert : we zullen wel zien waar we uitkomen. En dan is er nog de derde en belangrijkste factor, namelijk dat mijn lichaam niet meer meewil. De jaren sleet beginnen door te wegen.”

Hij mist het wel, moet hij toegeven. “Niet zozeer het trainen of het fysisch bezig zijn. Maar als Roeselare straks, in november, Europees speelt tegen Modena en ik zal in de tribune zitten, zal ik wel iets hebben van : daar zou ik graag tussenstaan. Maar twintig uur per week trainen om dan drie uur in de auto te zitten om naar Sankt Vith te rijden… Met alle respect voor die ploegen, maar dat was niet langer aan mij besteed. Ik was al over mijn top, op de terugweg. Dan kan je het einde nog wel wat uitstellen, maar ik koos voor boeken toe en beginnen aan een nieuw hoofdstuk.”

Boeken toe, betekent dat zoveel als totáál niet meer volleyballen ? “Op het moment dat ik besliste om voor de nv Caspo te gaan werken, hield ik de boot volledig af. Ik had er toen nog geen zicht op hoe mij job in elkaar zat, hoeveel uur ik zou moeten werken. Ook al ga je aan de slag op een lager niveau, dat wil nog niet zeggen dat je alle trainingen moet missen. Daarom maakte ik voor mezelf uit dat ik gewoon voor mijn plezier nog wat zou oefenen. Ik moet zeggen dat het er voorlopig ook nog niet van gekomen is. Sinds die laatste play-offmatch heb ik niet meer gevolleybald. We proberen nu wel om de oud-Knackspelers uit de streek te verzamelen om een recreantenploeg op te starten.”

Maar voorlopig richt hij zich volledig op de nv Caspo, maar of het zijn eindstation wordt, daar heeft hij nog geen zicht op. “Ik ben destijds ook van Mol naar Roeselare gekomen met de idee : het kan goed dat ik na een jaar terug aan de voordeur van mijn ouders sta. Ik was afkomstig van een ploeg uit eerste landelijke en Roeselare beschikte over een kern van dertien, veertien volwaardige ereklassespelers. Iedereen verklaarde mij voor gek en zei dat het me nooit zou lukken om in de ploeg te geraken. Het is me gelukt, maar het had ook anders kunnen lopen. Zo weet ik ook nu niet wat de verdere toekomst zal brengen.”

Wat niet wegneemt dat Engelen met enthousiasme gaat werken. “Je hebt mensen die aan iets beginnen en dat zo goed mogelijk proberen te doen, maar tegelijk wel zeggen dat ze er niet meer tijd zullen insteken dan nodig. Zo ben ik niet. Of ik nu om zeven uur thuis kom of om tien uur, dat maakt me niet zoveel uit.”

Vrijdagavond neemt hij pas echt afscheid van Knack Roeselare. Dan organiseert de club in Schiervelde een heuse afscheidsavond, niet alleen voor hem maar ook voor Filip Dekiere, die meer dan twintig jaar lang ploegbegeleider was. Eerst wordt er een wedstrijd gespeeld tussen oud-spelers van Knack, waaronder Engelen, en BV’s van het Rode Kruis Sterrenteam (met onder meer Koen en Kris Wauters, Harry Van Barneveld en Mike Verstraeten.) Nadien speelt het huidige Roeselare een galawedstrijd tegen het Nederlandse Omniworld, de club van ex-Knackspelers Albert Cristina en Ron Zwerver (clubdirecteur).

“Ik vind het een erg mooie geste van de club”, besluit Engelen. “Ook al omdat een deel van de opbrengst naar mijn schoenbroer Guido gaat ( een ander deel gaat naar het Rode Kruis, nvdr). Hij kreeg zeven jaar geleden een zeldzame vorm van hersenvliesontsteking. Na een maandenlange coma is zijn geestelijk vermogen perfect in orde, maar hij is wel volledig verlamd. Als gevolg daarvan moesten er aanpassingen gebeuren aan zijn huis en dat kost handenvol geld. Chapeau dat Roeselare zich daarvoor wil inzetten.”

door Roel Van den broeck

‘Ik ben het perfecte voorbeeld van de stroper die boswachter wordt.’