David Grondin en Julien Gorius hebben dezelfde nationaliteit en verhuisden in hetzelfde tussenseizoen naar dezelfde club, waar ze beiden startten met blessures. Nu popelen ze om een Franse toets te geven aan Malinwa, ‘het Saint-Etienne van België’.

Middenvelder Julien Gorius en linksback David Grondin giebelen als twee speelse pubers. ” Jeu positionnel“, schateren ze in koor als antwoord op de vraag wat de gekste Franse taalfout is waaraan Peter Maes zich regelmatig bezondigt. “Of: ‘ Joue avec ton tête‘”, giert Gorius. Dat de trainer van KV Mechelen niet bepaald een polyglot is en aan de vertalingen van ‘positiespel’ ( jeu de position) en ‘speel met je hoofd’ ( joue avec la tête) zijn eigen draai geeft, levert meer pretoogjes dan nadelen op. “En dan noemt hij mij ook nog eens vaak David”, lacht Gorius. “Waarschijnlijk omdat ik hier eerst was”, vermoedt Grondin. “Maar wat hij ook brabbelt, we begrijpen hem wel altijd.” En Gorius voegt daar zelfbewust aan toe: “Wij zouden in het Nederlands ook zulke vreemde vergissingen begaan.”

De twee kennen elkaar nog niet bijster goed. Maar ze hebben dezelfde (Franse) nationaliteit en dat schept sowieso een band in een ander land. “Ik denk dat wij beiden kalme gasten zijn die het hoofd niet zo snel verliezen”, vertelt Gorius, die van Brussels komt. “We hebben het beste voor met iedereen, houden de voeten op de grond en zijn geen types die gaan rommelen in de kleedkamer. We zijn trouwens nog een beetje aan het ontdekken hoe alles hier werkt in dit huis.” Zijn collega pikt in: “We doorploegden samen ook nog geen moeilijke periodes, pas dan leer je mekaar echt kennen.” De 28-jarige Grondin, die vorig seizoen bij Moeskroen speelde, heeft wel al één – niet te negeren – aspect door van zijn vijf jaar jongere landgenoot, die met een grappig grimasje naar hem zit te loeren: “Hij is een komiek.” Nog geen vijf minuten later voegt Julien de daad bij het woord als gevraagd wordt of in hun nieuwe, Vlaamse habitat iets qua manieren, houding of spel verklikt dat zij uit Frankrijk komen. Een korte stilte doorprikt hij kurkdroog met: “Wij zijn mooi, toch?” Met een smakelijke lach knipogen ze naar elkaar.

J’en ai marre

Goed om te zien dat jullie plezier maken, want jullie ploegmaat Aloys Nong zei enkele weken geleden over jullie: “Reken maar dat zij nu door een hel gaan.” Hij doelde op de aanpak van Peter Maes, waar nieuwelingen altijd wat aan moeten wennen. De KV-trainer zit zijn spelers heel kort op de huid. “‘Waar zijn we nu toch beland?’, zullen ze zich afvragen”, zei Nong.

Grondin: “( smaalt) Voor je tekent weet je al dat hier iemand zit die zijn spelers opjut. Je komt niet plots voor een verrassing te staan.”

Gorius: “Bij mij was het een van de eerste dingen die de trainer in de verkennende gesprekken tegen me zei: ‘Ik zal jullie niet lossen.’ Ook ik wist dus wel waar ik aan begon.

“Ik dacht misschien niet dat het al van in het begin zo zou zijn, maar goed, daarover struikel ik niet. Het is aan hem om mij te zeggen hoe het moet, niet vice versa. En hij zit niet alleen achter ons, maar achter alle nieuwelingen. Hij wil ons in zijn systeem smeden.

“Natúúrlijk zijn er van die momenten waarop je denkt: ‘( blaast) J’en ai marre‘, maar het is om onze bestwil.”

Waarom kozen jullie voor Mechelen?

Gorius: “Ik wilde absoluut niet naar de tweede klasse, ik ben iemand met ambitie. Deze club ook, proefde ik tijdens gesprekken met de trainer en Fi Vanhoof ( sportief directeur, nvdr). En dus passen we bij mekaar. Hier lopen veel jonge, getalenteerde spelers. De groep bleef grotendeels dezelfde. En dat fantastische publiek achter je is een geweldig extraatje.

“Ik had geen zin om nog eens een seizoen als het vorige door te maken. Ik zeg niet dat KV Mechelen niet in de problemen kán komen, maar ik heb al vanaf de eerste dag de indruk dat alles hier beter gestructureerd is. Dat gaat over de toespraken van de mensen die het hier voor het zeggen hebben, over je clubauto die van de eerste dag klaarstaat, over trainingsomstandigheden, … Ik wil Brussels niet in de hoek stampen. Hoewel ik nu een rechtszaak lopen heb tegen die club ( Brussels meent dat hij zijn contract ongegrond vroegtijdig beëindigde, volgens de spelersvakbond Sporta was daar wel een gegronde reden voor: achterstallen inzake de groepsverzekering, nvdr), zal ik er nooit op spuwen, want men bood mij daar de kans om door te breken. Maar je had er wel eens een administratieve rompslomp, moest wel eens twee keer bellen voor iets. En op het einde zijn er zeker dingen gebeurd. Het is veel spelers overkomen, dat ze er met een slechte indruk zijn vertrokken. Ik ben de eerste supporter van Brussels en ik hoop dat ze weer promoveren, maar er zijn zeker zaken die daar moeten veranderen.”

Grondin: “Voor mij lijkt KV Mechelen het Belgische Saint-Etienne. Dat was mijn eerste club. Die bereikte de finale van de Europese beker voor landskampioenen ( in 1976, 0-1-verlies tegen Bayern München, KV Mechelen won in 1988 de Europese beker voor bekerwinnaars, dankzij 1-0-winst in de finale tegen Ajax, nvdr), zakte nadien weg en kwam terug. Je hebt daar ook een gelijkaardig publiek.”

Bagarre

Beschrijf elkaar eens als speler.

Grondin: “Julien is een goede technicus. Hij kan een ploeg laten draaien. Toen we met Moeskroen tegen Brussels speelden, dook hij nooit echt in mijn zone op, maar zijn naam viel wel geregeld bij de videoanalyses.”

Gorius: “Ik vind dat David een goede relance heeft voor een verdediger. Hij dweilt vaak zijn flank af en kijkt daarbij niet op een inspanning. De juiste mentaliteit. En hij beschikt over een kwaliteit die heel belangrijk is in het hedendaagse voetbal; hij kan ploegmaats laten scoren, want hij heeft een prima center in de benen. Bovendien is David linksvoetig, ook een voordeel.”

Hoe moeilijk is het om jullie aan te passen aan de manier van spelen hier?

Gorius: “We spelen in een 4-4-2, maar je hebt allerlei mogelijkheden om dat systeem in te vullen. Het grootste verschil zit telkens in het middenveld, achteraan en vooraan blijft het altijd min of meer gelijkaardig. KV Mechelen voetbalt met een nummer tien, mijn beste positie. En daarachter hanteren we een driehoek met de punt naar achteren. De jongens die daarin spelen moeten vaak naar binnen komen. Voor mij betekent dat een aanpassing qua positiespel. Maar goed, dat zijn geen zaken die ik nooit eerder zag, natuurlijk. Ik weet wel dat ik vanuit tactisch oogpunt nog niet op het punt ben waar de trainer me wil. Dat is normaal. Dat hoop ik althans ( lacht).”

Grondin: “Voor mij is het aandachtspunt: iemand vinden om de bal bij in te leveren. In Moeskroen speelden we in een 4-3-3. Ik was gewend om vóór mij, op de flank, meestal iemand te vinden, terwijl ik nu centraal moet zoeken. Het is een reflex die je moet kweken; direct naar daar kijken, niet recht voor me.

“In de matchen die ik al speelde, merkte ik wel dat ik in dit systeem voorlopig minder in de laatste 30 meter raak. Oké, ik heb ruimte voor mij, ik mag geen boulevard laten in mijn rug.”

Hoe groot zijn de verschillen met de tijd dat jullie nog in Frankrijk voetbalden?

Gorius: “Ik mag dingen die ik ginder leerde, hier niet altijd doen. Afhaken, bijvoorbeeld, om de bal te komen vragen. Terwijl dat in mijn opleiding altijd gevraagd werd, wil deze trainer dat ik mijn acties dicht bij de spitsen uitvoer. Van nature uit heb ik de neiging om verder terug te zakken, wat mij de mogelijkheid biedt om de bal meer te voelen en zo vertrouwen op te bouwen. Ik hou daar meer van. Maar oké, het is aan mij om me aan te passen aan het spel hier, en niet omgekeerd.”

Grondin: “In Frankrijk wordt ook minder pressing gezet. Daar kunnen vijf passes gegeven worden zonder dat er gejaagd wordt.”

Gorius: “Je blijft dan met alle spelers achter de bal, houdt controle, maar laat hen even doen. En dan grijp je in de laatste 30 à 40 meter in.”

Grondin: “Minder la bagarre.”

Standard

Wat kan een Fransman naar de Belgische competitie lokken?

Grondin: “De eerste klasse, in de hoogste divisie voetballen, je bij de elite scharen. Die matchen spelen die op tv worden uitgezonden. Het is beter om de beste te zijn in de competitie van je quartier dan de laatste in de competitie van je land.”

Wat denken ze in Frankrijk over onze competitie?

Gorius: “Dat ze duidelijk inferieur is.”

Grondin: “Ze onderschatten het.”

Gorius: “Erg.”

Grondin: “En dat terwijl ik hier nog geen Fransen heb zien aankomen die in België gewoon wat kunnen rondwandelen. Grote clubs als Anderlecht of Standard zouden in de Ligue 1 bij de eerste vijf kunnen eindigen.”

Gorius: “Het verschil is dat de waardeverhoudingen hier zo liggen dat je veel correcter kan voorspellen wie wint, terwijl – afgezien van de dominantie van Lyon – iedereen ongeveer iedereen kan verslaan in Frankrijk. Daar moest een club als Paris Saint-Germain vorig seizoen knokken voor het behoud. Een gelijkaardig scenario voor Anderlecht in België is ondenkbaar.”

Gorius: “Wat mij stoort, is dat het eigenlijk ook jullie, Belgen, zijn die jullie competitie onderschatten.”

Grondin: “De media zijn voor spelers en clubs hard in de commentaren.”

Gorius: “Jullie zijn te streng. Dat is jammer, want er komen veel goede, jonge spelers aan. Stel daar nu toch eens een beetje vertrouwen in.”

Grondin: “Het grote verschil tussen de twee landen ligt natuurlijk in de opleiding van de spelers. In de Franse vormingscentra wordt constant gevoetbald. Op mijn veertiende trainde ik twee keer per dag. Dat maakt een verschil.”

Gorius: “Het wordt dan al bijna een beroep. Daar ligt de sleutel. Een club als Standard heeft dat begrepen ( doelt op de Académie Robert Louis-Dreyfus, de jeugdopleiding van de Rouches, nvdr) en zal volgens mij dan ook regeren in de komende jaren. En dan moet je natuurlijk ook de middelen vinden om je jonge talenten te houden.” S

door kristof de ryck

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content