Een trip van zuid naar noord en dwars door een voetballandschap dat voor grote veranderingen staat. Vandaag: de E17, van Menen tot Hoogstraten.

Een blauw bord met twaalf witte sterren geeft aan: hier ligt de Franse grens. We keren aan de 18e-eeuwse molen de Goede Hoop en rijden Menen binnen. De grensstad geeft een grimmige indruk. Vervallen gevels, leegstaande winkels en overal een dun laagje grijs alsof iemand er van op grote hoogte een asbak over heeft omgestoten. “Nochtans heeft Menen in vergelijking met vijftien jaar geleden al een grote transformatie doorgemaakt”, zegt Joseph Allijns, bekend als voorzitter van KV Kortrijk, maar tevens ex-schepen in Menen en geboren in deelgemeente Lauwe. Vurig pleitbezorger ook van White Star Lauwe, het tot de verbeelding sprekende ploegje dat ooit met het koosnaampje ‘het kleine Anderlecht’ werd bedacht. Allijns raffelt de hoogtepunten uit de gouden jaren 60 één voor één af, toen de club van 1e provinciale naar derde klasse steeg en vaak stuntte in de beker. “Ik was jong en bezeten van voetbal, soms droomde ik ’s nachts nog van de White Star”, zegt hij.

De laatste jaren verging het de Gesternden minder goed. White Star probeerde zich aan de successen van weleer vast te klampen, met het omgekeerde effect. De club duikelde naar derde provinciale en de befaamde jeugdwerking verschrompelde tot drie ploegjes. Allijns en andere sympathisanten schaarden zich samen met ex-spelers als Lorenzo Staelens en Hein Vanhaezebrouck achter Project 2025, dat het dode vogeltje White Star nieuw leven moet geven. Op de website klinkt het krachtig: ‘Lang leve geel en zwart, lang leve de Wietstar!’ Allijns: “Je kan het nostalgie noemen, maar het is meer dan dat. Dit gaat het hele Belgische voetbal aan. Amateurvoetbal blijft de basis, en als die verdwijnt, wordt deze sport recht in het hart geraakt. Het maatschappelijke belang daarvan valt niet te onderschatten.”

De succesvolste van de vijf (!) ploegen in Menen is vierdeklasser SC Menen, dat onlangs een eeuweling werd. Het honderdjarige bestaan werd gevierd met een galamatch tegen Club Brugge en een ontvangst op de bondsgebouwen. Een familiale vereniging, noemt voorzitter Benoit Deny zijn Sporting Menen, eentje die teert op kameraadschap en karakter. Maar met het laagste budget uit vierde klasse predikt de preses realisme. En ook hier rinkelt de alarmbel, omdat de publieke belangstelling tegenvalt. “Het wordt steeds moeilijker opboksen tegen de Pro League die alle aandacht naar zich toezuigt”, zegt Deny. “En dan is de gemiddelde Menenaar nog moeilijk buiten te krijgen. Dat is de mentaliteit tegenwoordig: mensen komen alleen nog naar evenementen als ze groot genoeg zijn.”

Ketterij

Even voorbij afrit Kortrijk-Oost klieven de vier windturbines aan de Evolis site door de lucht. De verst gelegen turbine heet Joe, broederlijk gevolgd door Jack, William en Averell. De vier Daltons, een eerbetoon aan de geboren Kortrijkzaan Maurice De Bevere of Morris, de geestelijke vader van Lucky Luke. Hier, tussen de windmolens, zou ooit een gloednieuw voetbalstadion moeten komen voor KV Kortrijk. Sleutelwoorden: ‘zou’ en ‘ooit’. Iets verderop langs de Stasegemsesteenweg ligt het Forrestierstadion in Harelbeke, waar de plaatselijkeDon Quichot Pierre Lano heette. Zijn persoonlijke windmolenvendetta: de gedachte aan één grote Zuid-West-Vlaamse club waarin Essevee, de Kerels en de Ratten aan hetzelfde zeel trekken. De bezettingen wisselden tussen Harelbeke, Kortrijk en Waregem, maar altijd van uit de gedachte: het moet samen. Uiteindelijk kreeg de toenmalige voorzitter van KRC Harelbeke nooit gehoor, ook al omdat hij zelf een paar keer voor zijn beurt praatte.

De fusiegedachte is al dertig jaar oud, maar opnieuw brandend actueel, bevestigt Stefaan Callewier, voorzitter van Sporting West Harelbeke, de vervelde versie van het KRC dat het enkele jaren in eerste uitzong. Na het failliet van KRC ging de club in 2002 samen met de buren van KSV Ingelmunster. Al was van een fusie eigenlijk geen sprake, zegt Callewier. “Het stamnummer van Harelbeke werd geschrapt en Ingelmunster is hier toen komen spelen, zonder veel succes. De club is een paar keer van kleuren en van naam veranderd, maar het hart van de Harelbekenaar hebben ze nooit gewonnen. Met een topploeg had het anders kunnen lopen, maar laat ons eerlijk zijn, we kregen hier ook niet het mooiste eendje over de vloer. De glitter en glamour was ver weg in die periode.”

Het huidige Harelbeke greep terug naar het paars als kleur en de rat als mascotte en heeft zich intussen genesteld in vierde klasse. De vraag dan, aan de verre opvolger van wijlen Pierre Lano: leeft er nog iets van die vaak aangekondigde fusie-aan-de-Leie? Callewier weet dat het niet bij het bescheiden Harelbeke is dat ze daarvoor zullen aankloppen. Maar toch, zegt hij, borrelt er iets in Zuid-West-Vlaanderen. Twee elementen: “Zelfs het zogeheten Texas van West-Vlaanderen heeft de laatste tien jaar van zijn pluimen gelaten. Bijgevolg zitten ook de stadsbesturen, die van het voetbal al eens een strijdtoneel maakten, nu krap bij kas. Ten tweede is er met de bouw van de Ghelamco Arena in Gent voor het eerst in lange tijd een moderne voetbaltempel in ons land. Ik heb het stadion zelf al bezocht en ik denk dat het veel mensen in deze regio de ogen gaat uitsteken. Willen ze hier ook zoiets, dan zal er moeten worden samengewerkt, want én in Kortrijk én in Waregem een nieuw stadion, daar gelooft niemand nog in. Destijds was het voor veel mensen ketterij wat Pierre Lano verkondigde, maar ik denk dat hij dertig jaar na datum alsnog gelijk gaat krijgen.”

Tussen pot en pint

Halverwege tussen Gent en Lokeren trekt een veld vlak aan de autostrade de aandacht. De afrit Beervelde af, even de N9 over en je bent er al: het terrein van derdeprovincialer NK Nieuw Beervelde. Een deel van de reclame is nog van op de snelweg zichtbaar, met de herkenbare M van een Amerikaanse friet- en hamburgerketen, een autoverhuurbedrijf en ook het veelbelovende ‘Sauna Diana’. Een gloednieuwe indruk geven de panelen niet, van dichtbij bekeken. Terug op de snelweg duikt tussen Lokeren en Waasmunster het toeristische bord van het Land van Waas op. Een land waar de commerce tiert, blijkt voor wie afrit Temse neemt en de N16 passeert. Vlak in de stad ligt het stadion van KSV Temse, met aan de straatkant twee cafés: café Stadion en café Sportstadium. Dinsdagavond 18 u. en geen van de twee is open. Het stadion zelf is van vier kanten ingesloten in een woonblok en dat hoor je. Van uit de achtertuintjes en zolderramen waaien de huiselijke geluiden van satellietzenders en kinderstemmen binnen. Naast het stadion ligt een parkje en het clublokaal van de Zaatschieters. ’s Vrijdags open vanaf 20 u., voor de geïnteresseerden.

Manager van KSV Temse is Alain Vereecke, een man die uit het zaalvoetbal komt. Nu wat rondbuikiger, maar verbaal nog altijd een vlotte dribbel. KSV Temse verraste deze zomer door bekende namen als Kristof Lardenoit, Lode Vertonghen en Jan De Langhe te halen. Manager Chris Verbeeck werd dan weer bedankt na zeventien jaar dienst. Het was tijd om het over een andere boeg te gooien, zegt Alain Vereecke. “Die man deed heel veel, maar als op het einde van de rit de rekening niet klopt… Temse had een ongelukkige reputatie, als een club waar alles tussen pot en pint geregeld werd. Nu komt er een nieuwe structuur met een transparante boekhouding. Met het plan ook om nieuwe bronnen van inkomsten aan te boren, wat hier heel lang niet gebeurd is. In Temse zijn de bedrijven blij als we komen aankloppen voor sponsoring. ‘We zaten hier al jaren te wachten tot er eens iemand kwam’, hoor je dan.”

Een bemoedigend teken voor Temse is de terugkeer van ondervoorzitter Etienne Vandewalle, die zijn plaats heeft in het rijtje flamboyante mecenassen in het Wase. De houthandelaar is de kampioen van de promoties: hij vierde al met Vigor Wuytens Hamme, Temse, Sint-Pauwels en Sint-Niklaas. Van hem is de uitspraak dat er in Sint-Niklaas al iemand moest doodvallen voor er volk naar het voetbal kwam. Hij hoopt dat die tendens in Temse nu gekeerd kan worden. “Misschien zal dat in de ogen van andere ploegen belachelijk klinken, maar als we aan 500 toeschouwers raken, zullen we goed gewerkt hebben. Volk trekken blijft altijd moeilijk in het Waasland, en op zich valt daar weinig aan te doen. Misschien moet je er in de toekomst steeds meer voor zorgen dat het ook naast het voetbal plezant is. Op dat vlak kan onze kantine onze grote troef worden.” (lacht)

Gebroken vleugels

Richting Antwerpen schuiven de auto’s als magneetjes aan elkaar geplakt de Craeybeckxtunnel in. In het zuiden van de Scheldestad ligt het district Berchem, met een lange skyline overheerst door kantoorgebouwen. Evenwijdig met de spoorweg ligt het Ludo Coeckstadion van Berchem Sport. Wie de poort van Berchem Sport opentrekt, waait de nostalgie tegemoet. De klassieke terraces ademen nog een vooroorlogse sfeer. Een prachtig overblijfsel uit verloren tijden.

Alles eromheen is wel veranderd, legt stadiondirecteur Karel Van Daele uit. Berchem heeft zich van slijkdorp opgewerkt tot voorstedelijke industrieader. Ook een recent ornament in het stadion heeft de tand des tijds niet doorstaan. De twee pronkerige adelaars aan de ingang zijn gesneuveld, vertelt Frank Van den Heuvel, costadionmanager en tevens vader van het enige Berchemse jeugdproduct dat momenteel in de basis staat. “Na een storm is hier een groot stuk poort naar beneden gekomen. Daarna bleef een van de vogels over met gebroken vleugels. Dat was ook geen zicht, dus hebben we die beesten maar alle twee weggehaald.” De adelaars waren een van de laatste zichtbare herinneringen aan de passage van de Armeens-Antwerpse juwelier Vasken Cavatti. Die periode is Berchem Sport niet goed bevallen, maar nu leeft de traditieclub weer op, vertelt sportief manager Marc De Mulder. Er wordt voor deze zomer al uitgekeken naar de oefenduels tegen Antwerp en Beerschot-Wilrijk. Niet dat het plots grote liefde is in Antwerpen. “We steken het niet onder stoelen of banken, dat is puur commercieel. En die andere clubs gaan rap akkoord, want zij kunnen elke euro goed gebruiken, hé.” (grijnst)

Ook Berchem kan een spaarpotje gebruiken om de ooit zo geroemde jeugdwerking weer op peil te krijgen. Want er wordt wel hard gewerkt in Berchem, maar zonder financiële return is het weinig hoopgevend, geeft De Mulder toe. De grootste talenten worden al vroeg weggehaald, alleen de wat kleinere fijnbesnaarde spelertjes blijven. “Wij hebben goei foeballerkes maar ze komen dikwijls kracht te kort. Nu komen er zes beloften over van Beerschot, misschien kunnen die iets extra’s geven. Ik moet wel zeggen dat het voetbal enorm geëvolueerd is. Het niveau op training bij de jeugd is tegenwoordig een stuk hoger dan wat wij indertijd zelfs bij de eerste ploeg moesten kunnen. Ik heb nog vier jaar onder Rik Coppens getraind, maar met alle respect: meer dan wedstrijdjes spelen hebben wij toen nooit gedaan.”

Bij het oprijden van de Antwerpse ring zijn we één kruispunt ver als het radionieuws opent met het bericht dat een potentiële investeerder bij R Antwerp FC veroordeeld is tot drie jaar cel wegens oplichting. Het is zoals Frank Van den Heuvel een kwartier eerder had verteld: “In Antwerpen heb je twee klassementen: die in de reguliere competitie en die voor de licentiecommissie. En in die tweede is Berchem de ploeg van ’t stad!”

Noorderkempen

Voorbij de Antwerpse ring vloeit de E17 over in de E19 Antwerpen-Breda, en dat is aan de gele nummerplaten te zien. Na een half uurtje ligt aan de rechterkant het terrein van provincialer Brecht SK. Opvallend: onder de wat verouderde panelen bevindt zich opnieuw het raadselachtige ‘Sauna Diana’. De verklaring is simpel: het is hetzelfde bedrijf als bij het Oost-Vlaamse Beervelde dat jaren geleden de staketsels leverde. Wie dacht dat de sponsors in dikke rijen aanschuiven om te afficheren langs de snelweg, komt bedrogen uit. Pal in het midden tussen E17 en E34 ligt het landelijke Rijkevorsel. Langs weilanden voert de weg naar het Louis Van Roeystadion. Een stadion met zeventien (voor het gemak genummerde) parkeerplaatsen, en aan de overkant van de weg een vredig gapend publiek van koeien. Als je er zo voor staat, is het moeilijk voor te stellen, maar in 1990 beukte Zwarte Leeuw uit Rijkevorsel op de grote poort van eerste klasse. Het amateurploegje won de eerste periodetitel in tweede klasse en plaatste zich vlot voor de eindronde, dat jaar gespeeld met Boom, Lommel en het nog jonge KRC Genk.

Vlak voor de eindronde nam de club in onduidelijke omstandigheden afscheid van Vince Briganti, waardoor voormalig succestrainer Kemland opnieuw aan het roer kwam. Net op dat moment loopt ook een onderzoek naar een omkoopschandaal met RWDM waar Kemland in gehoord wordt. Tussen de trainingen door mag hij het twee keer gaan uitleggen op de bond. Niemand schrikt ervan als Zwarte Leeuw in die omstandigheden zijn eerste twee matchen verliest. Maar dan keren de kansen: de Kempenaren winnen drie keer op rij en gaan de laatste speeldag in als leider. Negentig minuten scheiden Zwarte Leeuw nog van eerste klasse. Kemland: “Sommige mensen beweren dat er van alles gebeurd is in die laatste thuismatch tegen Genk, dat spelers niet voluit zijn gegaan, maar ik kan dat slecht geloven. Men moet dat ook eens verstaan: wij waren een amateurploegje dat heel ver was geraakt, maar plots komen er blessures en vermoeidheid en verlies je dat gevoel van onoverwinnelijkheid.” Genk wint met 2-7, dichter zal Zwarte Leeuw daarna nooit meer geraken. Kemland: “De televisie was alles komen filmen en wij verliezen zwaar, er zijn plezantere dingen in het leven. Ik weet nog dat ik een week niet meer ben buitengekomen.” (lacht)

De gezellen van de aardbei

Gaat het verhaal van Zwarte Leeuw ook op voor de historische rivaal Hoogstraten VV? De kampioen van de Noorderkempen bouwde de laatste jaren gestaag aan een elftal met vooral jongens van onder de kerktoren. Eind april vloeide de champagne nadat de titel in derde klasse een feit was. De kater volgde enkele dagen later, vertelt voorzitter Jan Michoel in zijn notariaat, met het bezoek van de voetbalcel van Binnenlandse Zaken. (somt op) “De lichtsterkte van de masten moet verdubbeld worden, van 200 lux naar 400 lux. Er moeten voor de veiligheid extra uitgangen en camera’s komen. Vervolgens moet het aantal zitplaatsen van 380 naar 750, waardoor we een mobiele tribune moeten zetten – begin er maar aan, met het bouwverlof in juli… En dan zijn er nog allerlei prullen bij waar we gelukkig wel een vrijstelling voor kunnen krijgen.”

Tel daar nog de zeventien verplichte semiprofcontracten bij en de promotie voelt niet echt als een beloning aan, vinden ze in Hoogstraten. Langs de inkomstenzijde verwachten ze een minder spectaculaire stijging. “Wij zitten helemaal in de Noordhoek, veel meer volk gaan we niet plots krijgen, maar we hopen wel op een verdubbeling van het aantal bezoekers. De supporters van Antwerpen hebben al een mail gestuurd met de vraag om genoeg drank in te slaan (lacht). Een paar bedrijven uit de regio mogen er wel bijkomen, maar op exotische geldschieters zitten we hier verder niet echt te wachten. We zijn ooit met 22 bestuursleden begonnen, en er blijven er nog 8 van over, allemaal uit Hoogstraten. Het is goed zoals het is.”

Michoel hoopt wel dat de stad financieel tussenbeide komt, want tot nog toe heeft de club het allemaal zelf gerooid. “Ons stadion hebben we zelf gezet, en het onderhoud doen we ook allemaal zelf. Eigenlijk heeft Hoogstraten VV de stad jarenlang gesponsord, nu mag de stad ons eens subsidiëren (lacht). Ons geluk is vooral dat veel mensen deze club goedgezind zijn en hun handen nog uit de mouwen willen steken voor een bak bier of een doos koffiekoeken.” Op het snijvlak tussen amateurisme en professionaliteit begint Hoogstraten aan het grote avontuur. Coach en man van vele oorlogen Regi Van Acker is de enige binnen heel de club die ooit hoger dan derde klasse is geraakt. Naast de ervaring ontbreken eigenlijk ook het hinterland en de industrie om de sympathieke Kempenaren een lange levensverwachting te geven in tweede klasse. Het noopte sporteconoom Trudo Dejonghe er al toe om de trots van de regio af te kraken. “Hoogstraten? Ik weet niet wat die gaan doen in tweede klasse. (schamper) Aardbeien verkopen?” Michoel: “Dat minachtende is in Hoogstraten natuurlijk niet goed gevallen, zeker niet bij de Gezellen van de Aardbei. Anderzijds: de aardbeienveiling is hier de grootste werkgever, dus hij heeft ergens wel een punt. Kijk: we hebben er zelf ook niet om gevraagd om in tweede te spelen, maar van de bond moesten we verplicht overgaan. We horen er misschien niet thuis, maar het is nu zo en we gaan er het beste van maken. Zoals onze coach al zei: ‘We zullen volgend jaar wel eens zien hoe goed onze aardbeien verkopen.’

DOOR JENS D’HONDT – BEELDEN: IMAGEGLOBE

“Amateurvoetbal blijft de basis, en als die verdwijnt, wordt deze sport recht in het hart geraakt.” Joseph Allijns

“Destijds was het voor veel mensen ketterij wat Pierre Lano verkondigde, maar ik denk dat hij dertig jaar na datum alsnog gelijk gaat krijgen.” Stefaan Callewier

“In Temse zijn de bedrijven blij als we komen aankloppen voor sponsoring.” Alain Vereecke

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content