Na alle heisa bij het begin van de zomer is Roland Duchâtelet erin geslaagd het tij te keren. Sport/Voetbalmagazine keek achter de schermen van een geslaagd seizoensbegin.

We schrijven 27 juni. De woede van de Luikse supporters bereikt haar hoogtepunt in de marge van een businessmeeting op Sclessin. Die vloedgolf van 3000 à 5000 fans toonde dat er niet alleen bij enkele heethoofden onvrede was omtrent Roland Duchâtelet, maar dat echt een groot deel van het publiek ontzet was door de beslissingen van de voorzitter. Dat publiek was er niet mee opgezet dat Mircea Rednic aan de kant geschoven was en vervangen door de onbekende Guy Luzon. Maar twee maanden later is de rust weergekeerd. De belangrijkste spelers hebben bijgetekend, er zijn enkele goeie transfers gedaan, de onbekende trainer heeft al snel naam gemaakt en de Luikse club legde een foutloos parcours af. Wat blijft er dan nog over van de revolte en hoe is Standard erin geslaagd om het tij te keren? Een onderzoek.

Olie op het vuur

Het gebeurt op de luchthaven van Luik op 17 juli, wanneer de mensen van Standard klaarstaan om naar IJsland te vertrekken voor de eerste Europese match van het seizoen. Roland Duchâtelet antwoordt openhartig op de vragen van de journalisten. Zijn antwoorden doen opnieuw enkele supporters steigeren. Nochtans had de voorzitter iets heel anders in gedachten: hij wou zijn troepen een hart onder de riem steken en tonen dat hij ondanks alles de teugels nog stevig in handen had. Mislukt.

Enkele dagen later verwijten sommigen hem dat onder vier ogen. Duchâtelet denkt er even over na en erkent uiteindelijk: “Misschien was het nog te vroeg om te spreken.” Sindsdien blijft hij in de schaduw. Bij het ontslag van Rednic en de keuze voor Luzon meende hij nog op het voorplan te moeten treden en zijn beslissingen uit te leggen om de woede van de fans te koelen, maar nu begreep hij dat zoiets alleen olie op het vuur gooide. Hij was nu eenmaal de zondebok en élke uitspraak van hem was in zijn eigen nadeel. Bovendien bespeelden de supporters, met Louis Smal als gezicht, het terrein van de media. De gevatte retoriek van de voormalige metaalvakbondsman miste haar uitwerking niet.

Wet van ’78

Duchâtelet zwichtte in drie stappen voor de publieke druk. Aanvankelijk zei hij dat hij de club wou verlaten als Standard niet in de top drie eindigde. Toen dat de gemoederen niet kon bedaren, gaf hij na die businessmeeting aan dat hij de club hoe dan ook zou verlaten, zonder voorwaarden van klassement, tijdspanne of een eventuele overnemer. Toen ook die uitlating niet opgewassen bleek tegen het soms demagogische discours van degenen die hem zo snel mogelijk buiten wilden, stelde hij een agenda op. Ziedaar de acties ondernomen door de voorzitter. Op het sportieve vlak had dat allemaal niet de minste invloed. Onze bronnen bevestigen dat de transfers en de contractvernieuwingen absoluut geen gevolg waren van de volksopstand.

De sportieve besluitvorming werd gedicteerd door het gedrag van de spelers, vooral dan van William Vainqueur die met de beruchte wet van ’78 schermde. “Toen begreep hij dat hij misschien niet één sterkhouder zou kunnen kwijtspelen, maar dat er mogelijk nog andere zouden volgen”, legt een intimus van Duchâtelet uit. “In zijn hoofd is een speler een werknemer als een andere, alleen wat beter betaald. Hij heeft een contract dat hij moet respecteren. Voor Duchâtelet is het ondenkbaar dat een speler met nog een contract voor drie of vier jaar de boel op stelten zet, of dat een speler die in de loop van het seizoen een contractverbetering gekregen heeft enkele maanden later alweer op de deur komt kloppen voor een nieuwe contractverbetering.”

De spelers (en vooral hun makelaars) hebben van de situatie geprofiteerd om druk te zetten op de voorzitter. Om te vermijden dat een sleutelspeler de wet van ’78 zou inroepen heeft de voorzitter er dus mee ingestemd om de contracten te herzien van Vainqueur, ImohEzequiel, Michy Batshuayi en nadien Kanu en Laurent Ciman. Niet alleen moeten die spelers nu meer betalen als ze van de wet van ’78 gebruik willen maken (aangezien hun salaris nu hoger ligt), Standard heeft er ook voor gezorgd dat er een clausule in hun contract staat met ‘erg strikte’ voorwaarden om te kunnen vertrekken.

Olie op de golven

Maar laten we nog even teruggaan naar 29 juni, twee dagen na de businessmeeting. Vainqueur schermt dan met de wet van ’78. Om weg te geraken? Niet in de eerste plaats. Vainqueur is altijd blijven doortrainen en had – behalve van Anderlecht – ook geen concrete aanbiedingen. Voor hem ging het er vooral om druk te zetten op de directie van Standard. In de kleedkamer was er nogal wat wrevel over de contractherziening van kapitein Jelle Van Damme, niet bepaald een van de beste spelers de laatste maanden, en Vainqueur leed onder de desinteresse van het bestuur in de aanslepende onderhandelingen. Al was er van enig onderhandelen eigenlijk nauwelijks sprake: Standard had een voorstel gedaan, dat de makelaars van Vainqueur hadden geweigerd. Punt. Duchâtelet vroeg om een tegenvoorstel, terwijl men in het kamp van Vainqueur een nieuw onderhoud wilde.

Op die 29e juni dus kan Duchâtelet, in het nauw gedreven door de supporters, zich geen misstap meer veroorloven. Nochtans is die manier van doen helemaal niet naar zijn zin. Hij houdt er niet van dat men hem vertelt wat hij moet doen en hij weet dat als hij zich aan tafel zet met de makelaar van Vainqueur, hij de doos van Pandora opent en er anderen (Kanu, Batshuayi, Ezekiel) gaan volgen. Niettemin vindt hij het opportuun om de onderhandelingen met Vainqueur te starten. Een week later volgen Ezekiel en Batshuayi. Zij zullen bij een toekomstige verkoop immers het meeste opbrengen en aangezien beiden het hof werden gemaakt – de eerste door Club Brugge, de andere door Anderlecht – moest Duchâtelet zorgen dat het gras niet voor zijn voeten werd weggemaaid.

Die golf van contractvernieuwingen – terwijl Duchâtelet in mei nog tegenover de supportersclubs had verteld dat de loonmassa moest verminderd worden – goot duidelijk olie op de golven. De storm ging liggen en heel Standard kon weer aan de slag. Met een stage in Arnhem, met twee Europese voorronden die het ritme en het zelfvertrouwen van de groep opkrikten, en met enkele ambitieuze transfers. Want Duchâtelet was niet tevreden met een status quo, hij besloot zelfs zijn kern te versterken.

Financiële krater

Op dat moment komt er iemand onverwacht ten tonele: de Israëlische makelaar Dudu Dahan. Die bracht in het verleden heel wat spelers uit zijn land naar hier (Elyaniv Barda, SalimToama, Gil Vermouth, Shlomi Arbeitman, Lior Refaelov…) en was een vertrouwenspersoon van Abbas Bayat begin 2011. Maar na het vertrek van Bayat werd hij persona non grata in Charleroi en kreeg hij de zwartepiet toegeschoven voor al wat er misgegaan was binnen de club. Hoe hij dan in de gratie gekomen is bij Duchâtelet? Niemand die het precies weet. Volgens onze bronnen stelde Dahan in een vroeg stadium al Guy Luzon voor, toen Duchâtelet op zoek was naar een vervanger voor Rednic en hij René Girard contacteerde. Maar waarom vertrouwde de voorzitter Dahan terwijl diens vorige tussenkomsten bij Standard (hij bracht naast Toama ook Dudu Biton, Maor Buzaglo en Rami Gershon aan) niet bepaald een succes waren? Duchâtelet won inlichtingen in bij Abbas Bayat, voor wie hij veel respect heeft. Bayat somde hem de verdiensten op van Dahan en verdedigde de spelers die hij naar Mambourg had gebracht. “Als we die spelers van bij het begin van het seizoen hadden gehad, dan waren we niet gedegradeerd. Bovendien zijn we met de meesten van hen (op dit moment blijven alleen nog Mathan Ohayon, Elvedin Dzinic en Mijusko Bojovicover, nvdr) meteen weer gepromoveerd”, vertelde Bayat aan Duchâtelet. Wat hij er vergeet bij te vertellen is dat de doortocht van Dahan een financiële krater heeft geslagen. Aan voor Charleroi uitzonderlijk hoge salarissen (8000 euro in de maand voor Biton, dat is dubbel zoveel als hun beste spelers uit die tijd), transferbedragen en tekengelden, gaf Charleroi maar liefst 2,5 miljoen euro uit!

Behalve op de raad van Abbas Bayat verliet Roland Duchâtelet zich ook op de correctheid van Dudu Dahan. De voorzitter van Standard heeft al gedurende twee jaar te maken met allerlei makelaars en hij is altijd erg gevoelig geweest voor hun betrouwbaarheid. Als er één hem iets lapt, dan komt die op de zwarte lijst – die alsmaar langer wordt. Daarentegen doet hij vaak opnieuw een beroep op degenen met wie hij correct heeft kunnen werken. Dat is zo in het geval van Dahan, die alle transfers sinds eind juni geregeld heeft. Hij heeft gezorgd voor de komst van Igor De Camargo, Ron Stam en Tal Ben Haïm. En die van Yohan Thuram, die ook al wel was benaderd door Jean-François de Sart, maar wiens dossier pas na de tussenkomst van Dahan kon afgerond worden.

De invloed en de aanwezigheid van Dahan waren zo opvallend dat sommigen zich afvroegen of hij de plaats van Jean-François de Sart had ingenomen. De voormalige bondscoach van de beloften is niet op een zijspoor gezet, maar is wel zijn zeggenschap over het sportieve beleid kwijtgespeeld, toch wat de inkomende transfers betreft. De Sart heeft daarom zijn vertrek overwogen – hij was even in beeld bij de KBVB – maar besloot uiteindelijk zijn contract uit te doen. Duchâtelet belastte hem met de contracten van de jongeren en met het vinden van een oplossing voor overtollige spelers als Astrit Ajdarevic en George Tucudean.

Rekensommetje

Vertrouwen hebben in Dahan is één zaak, zo veel spelers aantrekken is nog wat anders. Het is niet de eerste keer dat Duchâtelet alle vertrouwen schenkt aan een buitenstaander. Vorig jaar luisterde hij blindelings naar de Nederlander Rob Delahaye, die hem overtuigde om Ron Jans en Danny Verbeek aan te stellen. Het is wel de eerste keer dat hij een makelaar zo veel transfers laat doen. De transferpolitiek dit jaar wijkt dan ook helemaal af van wat Duchâtelet normaal doet. Stam, De Camargo en Ben Haïm passen niet in het profiel van spelers die de voorzitter van Standard doorgaans koopt. Ze zijn niet jong, wel duur. Tenminste qua salaris, niet wat transfersom betreft, want veel heeft Standard niet aan hen uitgegeven: 1,5 miljoen voor Thuram en 100.000 euro voor De Camargo. Die 1,6 miljoen liggen mijlenver af van de 10 miljoen van vorig seizoen. Het rekensommetje van Duchâtelet gaat daarbij als volgt. Als de kosten van een transfer over vier of vijf jaar worden afgeschreven, dan betekent dat dat de 10 miljoen van vorig seizoen ongeveer 2 of 2,5 miljoen per jaar kosten. De uitgaven van deze zomer belopen slechts 400.000 euro per jaar. Dat betekent van het ene jaar op het andere een verschil van circa 2 miljoen. Die 2 miljoen kan dus eventueel uitgegeven worden aan salarissen. De transfersommen zouden dus de hogere salarissen (voor nieuwkomers en via contractherzieningen) kunnen verklaren.

Duchâtelet heeft dus ingestemd met al die nieuwkomers omdat de transfersommen laag waren, maar zeker ook omdat hij zijn coach de best mogelijke kern moest aanbieden. Hij had Luzon namelijk beloofd om niet alleen de sleutelspelers te behouden, maar ook voor bepaalde posities versterking te halen. Hij had ook niet echt een andere optie: als Luzon – een keuze die de fans niet begrepen – zou falen, zou ook de kop van de voorzitter rollen. Duchâtelets ‘verlossing’ hangt ontegensprekelijk af van het succes van de Israëlische coach. En hoe kan dat succes beter in de hand gewerkt worden dan met een rijkelijk gestoffeerde kern…

DOOR STÉPHANE VANDE VELDE – BEELDEN: IMAGEGLOBE

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content