De jongste hoofdtrainer van de Jupiler Pro League staat misschien wel voor de moeilijkste opdracht: de minst scorende ploeg van de competitie redden. ‘Ik geloof niet in een schokeffect. Waar het om gaat, is bij elkaar kruipen en samen groeien.’

Het kan toeval zijn, maar het is dit keer niet met een gezicht dat uitnodigt tot speelsheid dat Arnar Vidarsson (36) ons aan het spelershome de hand komt schudden. Onze opmerking dat we in afwachting van zijn komst met Frederik Boi al eens zijn tactiek doornamen, valt op een koude steen. De IJslandse Belg is nu T1 en sinds hij Lorenzo Staelens opvolgde, haalde Cercle slechts vier punten op vijftien. Dat is een nog lager gemiddelde dan zijn voorganger en daarmee is de ploeg in de rangschikking van de veertiende naar de vijftiende plaats gezakt. Er is ook wat anders. “Ik ben ziek”, zegt hij. “Verkouden. Sinds gisteren heb ik hoofdpijn. Mijn sinussen zijn een beetje geblokkeerd. Maar het komt wel goed.”

Ligt het aan de stress?

Arnar Vidarsson: “Stress? Eh, ja, ik heb stress. Dat is normaal. Heeft echter niets met mijn sinusitis te maken. Als ik eens rond me kijk, ben ik blijkbaar niet de enige met dit kwaaltje. Dat ik als T1 bewuster die stress zou voelen, wist ik wel, maar ik denk niet dat je vooraf kunt inschatten wat het met een mens doet. Je kunt wel denken dat je voorbereid bent, maar er zijn altijd dingen die je niet kunt weten. Maar als je niet tegen stress kunt, moet je niet in zo’n functie stappen. Ik probeer die stress om te zetten in positieve energie, het zorgt ervoor dat ik op de toppen van mijn tenen loop, honderd procent geconcentreerd blijf en vollen bak ga.”

Werd er van jou niet gezegd dat je als speler weleens overgeconcentreerd was?

“Overgeconcentreerd? Voor mij is dat ambitie. Vuur. Ik noem dat passie. Door de laatste dagen voor een wedstrijd gewoontes op te bouwen, kruip je in een ritme. Zeker de laatste 24 uur voor de aftrap kwam ik als in een tunnel terecht en dan ben je automatisch geconcentreerd.”

Is dat vergelijkbaar met hoe je nu het hoofdtrainerschap beleeft?

“Neen, het is anders. Als trainer bouw je tijdens de week alles op en moet je het de vrijdagmiddag weer loslaten. Dan moet je vertrouwen hebben in je spelers.”

Wanneer komt de stress dan?

“Vanaf de zaterdagochtend. Je staat op en het eerste waaraan je denkt, is: game day!”

En het tweede: ik moet punten pakken?

“We zijn uiteraard een professionele vereniging, de hele trainingsweek staat in functie van zo veel mogelijk punten pakken op zaterdag. Op de wedstrijddag echter laat ik dat mogelijke resultaat niet de teneur bepalen. Dat is iets wat ik als speler al leerde: het is zinloos om enkel bezig te zijn met het wedstrijdresultaat. Als je het zover kunt krijgen dat je als individu en als ploeg in een bepaalde flow komt, dan volgen de resultaten vanzelf.”

Psychologie!

“Ja. Psychologie is geen wondermiddel, maar je moet het gebruiken, vind ik. Het is een onderdeel van het plan, zoals een tactische training dat ook is.”

Je ervoer er als speler zelf de werkzaamheid van?

“Ja. Toen ik van Nederland naar België terugkeerde en hier op de bank terechtkwam, kreeg ik het moeilijk en zocht ik hulp bij een sportpsycholoog. Ik was 31 en dacht: ik kan het niet meer, het is op, hoe komt dat? Terwijl het op dat moment gewoon om een situatie ging met een ploeg en een trainer die anders waren en waar je je weg in moest vinden.”

Glen De Boeck was hier toen trainer.

“Ja. Ik ben toen naar Jef Brouwers geweest en dat deed deugd. Het was vooral belangrijk om alles eens te kunnen vertellen. Psychologen, zoals zeker ook Johan Desmadryl hier bij Cercle, luisteren en kanaliseren en analyseren dat en geven je tips om ermee om te gaan. In die tijd was ik te veel bezig met het resultaat: in de ploeg staan. Ik moest terug naar de basis gaan: gewoon voetballen, elke dag voetballen, doen wat er gedaan moet worden en daar niet zo veel over nadenken. Zo doe ik het ook als trainer: blijven doen wat je moet doen om beter te worden en niet meegaan in de emotie van het resultaat.”

Plan

Je zei daarnet dat je vooraf niet kunt inschatten wat deze job in deze situatie met een mens doet. Wat wist je niet?

“Je wordt effectief baas, hé. Over 25 spelers, maar ook over hulptrainers, conditietrainers, kinesisten en dokters. Zonder plan loop je verloren. Vroeger deed een hoofdtrainer alles zelf, nu is dat onmogelijk. Je moet delegeren, maar om te kunnen delegeren moet je ook duidelijk zijn tegen de mensen aan wie je delegeert. Een scout moet weten wat ik wil weten over de tegenstander, dus moet ik hem een vragenlijst bezorgen, vind ik. Als je vindt dat er op fysiek vlak nog iets beter gewerkt kan worden, dan moet je daarover afspraken maken met de conditietrainer. De grootste verandering is de werkdruk. Ik ben eindverantwoordelijke en wil dan ook alles weten. Het is niet omdat Bart Van Lancker de videoanalyse doet en Tim Smolders de stilstaande fasen dat ik mij daar niets meer van aantrek. Ik wil die analyses vooraf allemaal zien en die ook nog kunnen veranderen indien ik dat nodig vind.”

Hoeveel uren per week ben je ermee bezig?

“Ik ben zeker zestig uur per week van huis weg.”

Hoeveel waren dat er als assistent-trainer?

“Dertig. Nu zijn het er dus dubbel zoveel.”

Aan hetzelfde loon?

“Ja.” (lacht)

Klopt het dat er tussen jou en Lorenzo Staelens af en toe stevige discussies waren?

“Het woord ‘discussie’ klinkt negatief, alles werd gewoon open op tafel gegooid. Soms waren we het eens, soms niet. Dan riskeer je dat sommigen je een potenzager noemen, maar ik ben juist altijd eerlijk tegenover hem geweest.”

Wat vindt hij er zelf van?

“Hij leek die openheid op prijs te stellen, maar die vraag stel je hem natuurlijk het best zelf.”

Hij sprak jou er nooit op aan?

“Hij zette mij wel eens op mijn plaats, maar voor mij was dat geen probleem.”

Hoe ging dat dan?

“Het gebeurde dat hij tijdens de videoanalyse bij de bespreking van de stilstaande fasen, waar ik verantwoordelijk voor was, opeens zei: ‘Stop! Het is genoeg geweest.’ Dat was zijn recht. Hij was de baas.”

Na de trainerswissel zei je in Sport/Voetbalmagazine: ‘Eén belangrijk verschilpunt tussen mij en Lorenzo is dat ik mijn jongens vertel wat ik vind en voel, en dat zij tegen mij hetzelfde kunnen zeggen.’ Wat bedoel je daarmee?

Lorre vindt het bijvoorbeeld niet nodig om uitleg te geven aan wie naast de ploeg valt, dat verklaarde hij zelfs al in een interview. Volgens hem is dat zinloos, omdat in zijn visie die speler hem op dat moment toch maar een klootzak vindt. Ik zie dat anders. Wat ik wil creëren, is dat iedereen zijn ding kan zeggen zonder met elkaar op de vuist te gaan of zonder telkens een knuffel te moeten geven. Na de wedstrijd tegen Lierse bekeek ik met Hans Cornelis bepaalde beelden en zei ik: ‘Kijk, Hans, ik wil het zo.’ Hij zei: ‘Je kunt het ook zo doen.’ Ik zeg: ‘Ja, maar we gaan het zo doen.’ Sindsdien doet hij het zo. Hij stapt mee in dat verhaal en dat is mooi.”

Onder Lorenzo Staelens pakte Cercle 9 op 30, onder jouw leiding 4 op 15. In de cijfers is er geen vooruitgang zichtbaar.

“Neen. We hadden natuurlijk liever meer punten gehaald, maar op dit moment is dat niet het belangrijkste. Volgende week al op een veilige plaats staan is leuk, maar het uiteindelijke doel is om na dertig speeldagen tevreden te kunnen zijn. En in drie van die vijf wedstrijden speelden we goed.”

Wat is voor jou goed spelen?

“Dat we het wedstrijdplan goed uitvoeren en dat het ook lukt. Op KV Mechelen bleven we ook nadat we op achterstand kwamen in de organisatie voetballen, bleven we geduldig en bleven we vechten. We werden niet zot in het hoofd. In plaats van in de laatste fase van de wedstrijd een goal tegen te krijgen zoals tegen Standard, scoorden we nog zelf. In Engeland zeggen ze: you make your own luck. Dat doe je door te doen wat je moet doen en er 95 minuten lang in te geloven.”

Je ziet een positieve evolutie?

“Het is een werk van lange adem. We zijn al twee en een half jaar heel hard aan het knokken, zaten al eens heel diep en dat kruipt in de kleren. De ploeg was oud, moest met heel weinig middelen vernieuwd worden en daar zijn we nog altijd mee bezig. Ik geloof niet dat het mogelijk is om er met een vingerknip voor te zorgen dat alles in een korte periode plots fantastisch is. Herstel van een langdurige blessure vraagt tijd, tijd ook om alle jongens hun positief gevoel en vertrouwen te kunnen teruggeven. Dat punt op Mechelen was belangrijk omdat het een beloning was voor het feit dat we onder druk onze taken zijn blijven uitvoeren. Dat spelers voelden: het systeem dat we spelen werkt wél. Als ik daar loop, ben ik wél vrij, en als ik die pass geef, lukt het wél. Zo kun je stilaan in een bepaald automatisme komen, in een bepaalde flow, en dan gaat het wél lukken. Maar dat duurt gewoon lang. In een schokeffect geloof ik niet,omdat dit enkel op de korte termijn slaat. Waar het om gaat, is langzaamaan bij elkaar kruipen en samen groeien.”

Vorig seizoen zetten jullie na een zwakke start een sterke reeks neer. Lorenzo Staelens zei daar toen in Sport/Voetbalmagazine over dat hij na het dieptepunt tegen Standard voor een keer alle persoonlijke begeleiding en alle psychologie aan de kant geschoven had om keihard zijn gedacht te zeggen. Soms, vindt hij, moet je eens oorlog maken om er beter uit te komen.

“We zetten daarna een goeie reeks neer, ja, maar vergis je niet: waar het volgens mij om gaat, is dat je iets creëert dat herkenbaar is en waar spelers altijd op kunnen terugvallen. Iets waarbij ze weten wat ze moeten doen en waarbij ze zich goed voelen. Roepen en tieren, daar zijn die mannen niet van onder de indruk. ’s Anderendaags zijn die dat al vergeten.”

Passie

Ik hoorde dat je van de nieuwe voorzitter tot het einde van het seizoen mag blijven. Verandert die voorzitterswissel iets voor jou?

“Neen.” (lacht)

Waarom lach je?

“Ik doe mijn werk heel graag en met enorm veel passie, maar de toekomst kan ik niet voorspellen en ik weet hoe het werkt in het voetbal. Ik geloof wel dat Frans Schotte voor een bepaalde schwung kan zorgen, omdat hij al eens twaalf jaar voorzitter is geweest en weet hoe hij het moet aanpakken. Maar voor mij verandert er eigenlijk niks. Mijn opdracht, de sportieve doelstellingen bereiken, is het enige wat telt voor mij.”

Blijkbaar zit de volgende hoofdtrainer al in de tribune.

Glen De Boeck? Ja, maar die wordt allang de volgende hoofdtrainer genoemd, hé.”

Kun je werken met zijn hete adem in je nek?

“Ik voel dat niet. Er zijn veel vrije trainers op de markt die echt wel kwaliteit hebben en terecht hopen op een kans. Trainers zeggen vaak dat ze niet op een job azen uit respect voor de collega die er aan de slag is, maar dat is bullshit.”

Als je Cercle redt, ligt er dan een nieuw contract voor jou klaar?

“Dan zal er wel gesproken worden, maar of dat alleen met mij zal zijn, weet ik niet. Je kunt wel zeggen dat de intentie er is, maar misschien komt er zich wel een trainer met naam aanbieden die bijna gratis voor Cercle wil werken en dan verandert de situatie. Het voetbal is een heel egoïstische wereld. Het is ieder voor zich, maar met een bepaald doel, en bij Cercle weten we perfect wat dat doel is.”

Twee jaar geleden, toen je zelf nog speelde, zei je dat Bob Peeters een goeie trainer was, maar misschien iets te snel in zijn carrière in zo’n moeilijke situatie terecht was gekomen. Jij begint als onervaren hoofdtrainer in zo’n moeilijke situatie. Blijkbaar was dat voor jou geen bezwaar.

“Mijn grootste minpunt is dat ik geen ervaring heb, maar ik kreeg de kans om het te doen en ik dacht: misschien komt die kans binnen twee jaar nog eens, maar misschien ook nooit meer. In mijn voordeel is dat ik de groep ken en dat ik geloof in mezelf en in de spelers. Bob kwam na twee goeie jaren in een moeilijke situatie terecht, maar ik weet ook wat er toen fout is gelopen en dat ben ik niet vergeten.”

Wat precies?

“Ik heb de wijsheid niet in pacht, hé. Het was een samenloop van heel veel verschillende factoren. Ik probeer daar uit te halen wat op dit moment voor mijn team belangrijk is. Bijvoorbeeld dat je eerst moet kunnen verdedigen voor je gaat aanvallen. Anders kun je die situatie nooit keren.”

Jullie eindigden dat seizoen afgescheiden laatste met slechts veertien punten en redden je via play-off 3 en de eindronde. Wat onthoud je daarvan nog meer dat nu van pas kan komen?

“Onze redding is toen geweest dat we als groep nooit uiteen zijn gevallen. In de situatie waarin we ons bevonden, was dat niet vanzelfsprekend. Nu zitten we nog altijd onderaan, maar een ploeg of zes zit daar heel dicht bij elkaar. We zijn nog nergens, maar we zijn ook nog niet verloren. Ik geloof echt wel in de spelersgroep, anders was ik er niet aan begonnen. Ik geloof in wat ik doe en de jongens geloven er ook in, dus zullen we verbeteren.”

DOOR CHRISTIAN VANDENABEELE

“Trainers zeggen vaak dat ze niet op een job azen uit respect voor de collega die er aan de slag is. Dat is bullshit.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content