Van tweede klasse naar de Belgische top: hoe Antwerp in geen tijd zichzelf oversteeg

Toby Alderweireld: hét nieuwe uithangbord van Antwerp. © GETTY
Gert Segers
Gert Segers Journalist Sport/Voetbalmagazine

Meer dan tien jaar in het vagevuur leken Antwerp definitief van het paradijs te hebben verwijderd. Maar de miljoenen van Paul Gheysens en het adresboekje van Luciano D’Onofrio brachten de club er in recordtempo bovenop.

Time is money. Dat je tijd kan kopen, zie je bijvoorbeeld in luchthavens en attractieparken. De wachtrijen splitsen er zich, de files zijn niet voor iedereen even lang. De mensen die in de gewone, gewoonlijk propvolle wachtrij bijna in stilstand aanschuiven, zien zich voorbijgestoken door de geprivilegieerden in wat de priority line heet – wie zich daar meldt, krijgt voorrang. De prioriteitsrij is sneller. En duurder. Zich het voorrecht toe-eigenen om minder geduld te moeten opbrengen, kost geld. Geld regeert nu eenmaal de wereld. Ook het voetbal – altijd al een spiegel van de samenleving, maar dan wel opvallend uitvergroot – volgt die logica.

Met zijn netwerk en zijn ervaring in het internationaal voetbal: wie kan ons beter dan Luciano D’Onofrio helpen om een grote voetbalclub uit te bouwen?’ Paul Gheysens, in juni 2017

Dat tijd geld is en dat je tijd kan kopen, het is een redenering die ook Paul Gheysens aanhoudt. Intussen is hij uit de volstrekte anonimiteit gestapt, hij maakt er niet langer een geheim van dat hij de grote geldschieter is van de terugkeer van Antwerp naar de elite van het nationale voetbal. Velen gingen hem vooraf in de gedachte dat zij de sleutel in handen hadden om de Great Old met zijn glorieuze verleden te doen aanknopen.

Steile ambities

Er zit geen spatje leugen aan de stelling dat Antwerp de eerste voetbalclub op Belgische bodem was en tegelijk de laatste Belgische club die een Europese bekerfinale speelde. Alleen dateert dat laatste wapenfeit al van 1993. Sindsdien stapelden zich op de Bosuil vooral slechte herinneringen op, de kolom met euforische momenten daarentegen was van een akelige leegte. Een eerste degradatie in 1998, een voorzichtige en kortstondige terugkeer in 2000, in 2004 gevolgd door een nieuwe, pijnlijke val uit de eerste klasse. Daar antichambreerde Antwerp maar liefst dertien jaar lang – het ontsnapte er pas nadat Gheysens zijn eerste miljoenen in de club had geïnjecteerd.

Bij de terugkeer naar eerste klasse profileerde Gheysens zich meteen als hemelbestormer. Hij mikte op een plaats in de top-6, anders gezegd: een ticket voor play-off 1. Luciano D’Onofrio, zijn nieuwe rechterhand, probeerde hem dat uit het hoofd te praten. Terwijl Gheysens net voor D’Onofrio als sportief raadgever had gekozen om die steile ambities concreet te maken. In juni 2017, tijdens de presentatie van de promovendus voor het nieuwe seizoen, verklaarde Gheysens voor de micro: ‘Met zijn netwerk en zijn gigantische ervaring in het internationaal voetbal: wie kan ons beter dan Luciano D’Onofrio helpen om in deze stad de grote voetbalclub uit te bouwen die het publiek verdient?’ En inderdaad, D’Onofrio – glimmende schedel, verleidelijke glimlach, magnetische charme – regeerde op dat ogenblik al een klein decennium over het Belgische voetbal. Hij heerste erover als over een schaakbord: hij wist perfect waar en hoe hij zijn pionnen moest plaatsen.

Paul Gheysens (hier naast echtgenote Ria) maakt er geen problemen van om zijn portefeuille open te trekken om zo de groei van zijn club te versnellen.
Paul Gheysens (hier naast echtgenote Ria) maakt er geen problemen van om zijn portefeuille open te trekken om zo de groei van zijn club te versnellen. © GETTY

Sinds die dag in juni 2017 zijn vijf jaar verstreken. De grootspraak van Gheysens werd vlug in daden omgezet. Niet alleen het stadion is er een boegbeeld van, de Great Old hees zich ook met resultaten naar de top van het nationale voetbal. Een Beker van België, een Europese campagne die zich tot voorbij de winterstop uitstrekte, een gepatenteerde titelkandidaat, al opteren sommige vertegenwoordigers van de club liever voor een wat voorzichtiger discours. Vijf jaar volstonden voor Antwerp om de poort van de G5 open te beuken. Het eerste seizoen diende het nog met de achtste plaats genoegen te nemen, nadien parkeerde het vier jaar opeenvolgend in de top-4, terwijl AA Gent, RC Genk, Anderlecht en Standard door zones met turbulentie vlogen. Voor de status van gevestigde waarde lijkt de laatste tijd alleen Club Brugge nog beter te scoren dan Antwerp. De absolute top, die correspondeert met het stamnummer 1, werd nog net niet bereikt, er resten nog enkele stappen om te zetten. Maar nu al oogt de opmars van Antwerp in de hiërarchie van het Belgisch voetbal ongemeen spectaculair.

De vrienden van Luciano

Luciano D’Onofrio begeleidt de eerste passen van de Great Old bij de terugkeer in eerste klasse. De gewezen sterke man van Standard speelt in Antwerpen al zijn expertise uit en beproeft de recepten van zijn vroegere successen. Als trainer van het team installeert hij zijn trouwe volgeling Laszlo Bölöni – in de Europese voorronden van het seizoen 2008-2009 had het Standard van de Roemeen Everton uitgeschakeld en Liverpool ferm het vuur aan de schenen gelegd. Aan de zijde van Bölöni duiken vertrouwde gezichten op, bovendien voorzien van oren die graag en goed kunnen luisteren. Vedran Runje wordt aan de technische staf toegevoegd, Frédéric Leidgens trekt het pak van teammanager aan, met Sinan Bolat en Jelle Van Damme verwelkomt de kleedkamer ouwe getrouwen van D’Onofrio. Die spreekt ook zijn Portugese connecties aan.

Aan de Bosuil hebben ze een voorliefde voor Belgische internationals met naam en faam.

Al dat netwerken resulteert in een team dat veel werkkracht uitrolt, maar weinig spektakel serveert. De individuele uitschieters van Ivo Rodrigues en de herhaalde uitbraken van Aurélio Buta kunnen niet verdoezelen dat de ploeg aan bloedarmoede lijdt. Op het einde van het eerste seizoen gonst in de coulissen al kritiek op Bölöni. Toch wat te veel oldskool, met zijn misprijzen voor de fysieke statistieken die hem worden aangereikt: hij verdubbelt integendeel de intensiteit van de trainingen op momenten dat analisten hem net een rustigere aanpak adviseren. Door het gebrek aan spektakel valt het voetbal van Antwerp evenmin in de smaak van de entourage van voorzitter Gheysens, maar D’Onofio kan voor zijn oude gabber een bijkomend seizoen afdwingen, met de belofte op meer talent op het veld.

Om die belofte te houden, baseert D’Onofrio zich niet op scoutingsrapporten of video’s. Zijn adressenboekje, flair en opportunisme volstaan. In Brugge weekt hij Lior Refaelov los, bij Club niet langer gewenst. Hij past niet in het systeem van Ivan Leko, die hem op de bank posteert ten voordele van Ruud Vormer en Hans Vanaken. En dat terwijl bij Standard ook Michel Preud’homme naar de Israëliër lonkt. De connectie met de Israëlische spelersmakelaar Pini Zahavi loodst dan weer Jonathan Bolingo en Omar Govea van Moeskroen (de club die als springplank voor de spelers van Zahavi functioneert) naar Antwerpen. Maar Bölöni begroet vooral de komst van Dieumerci Mbokani met vreugde, de spits toont zich nog altijd efficiënt en trefzeker.

De Bosuil: ook wat het stadion betreft, werd de grootspraak van de voorzitter snel in daden omgezet.
De Bosuil: ook wat het stadion betreft, werd de grootspraak van de voorzitter snel in daden omgezet. © GHELAMCO

Veel geld geeft D’Onofrio op de transfermarkt niet uit, tot grote spijt en ergernis van Paul Gheysens, die meermaals herhaalt dat hij bereid is zijn portefeuille open te trekken om de groei van de club te versnellen. Maar de methode van D’Onofrio – altijd uit op de grote aankopen tegen lage prijzen van 31 augustus – loont. Antwerp neemt voor het eerst deel aan play-off 1, een soort van gesloten cirkel waarop de Great Old tegenwoordig een abonnement lijkt te hebben. En dus mag Bölöni een derde seizoen aanvatten, al zijn lang niet alle twijfels over hem in rook verdwenen. Dat de Franstalige kolonie in de gangen van de ultramoderne Bosuil de wetten spelt, veroorzaakt almaar meer oprispingen.

D’Onofrio bedaart de wrevel met namen en resultaten. Voor nieuwe spelers doet de telefoon van Don Luciano opnieuw zijn werk. Al enkele maanden vangt hij signalen op van het verlangen van Steven Defour om terug te keren naar België. Defour is bij Burnley einde contract. Een poging om zijn vroegere kapitein bij Standard in januari naar Antwerpen te krijgen mislukt, Burnley wil hem niet gratis laten vertrekken. Dus wacht D’Onofrio de zomer af om zijn charmeoffensief voort te zetten, Defour revalideert in die periode bij Lieven Maesschalck. Op het einde van de mercato heeft D’Onofrio beet, en met Kevin Mirallas trekt hij nog een tweede (ex-)Rode Duivel over de streep. Hun cv is duizelingwekkend, maar op het veld breken Defour en Mirallas weinig potten.

Veel hoger ligt het sportieve rendement van de transfers die Olivier Renard realiseert – de zoveelste die de oversteek van Sclessin naar de Bosuil doet (alvorens er vlug te vertrekken en zich aan een avontuur aan de andere kant van de oceaan, bij Montreal, te wagen). Martin Hongla domineert op het middenveld, Wesley Hoedt geeft leiding aan de defensie. Gekoppeld aan het talent van Mbokani en Refaelov leidt Bölöni het team naar een vijfde plaats in het reguliere kampioenschap en naar een plaats in de finale van de Beker van België. Maar dan breekt Covid-19 uit en wordt het seizoen voortijdig afgebroken, met het klassement na de 29e speeldag als eindstand. Niemand beseft het op dat moment, maar voor Antwerp wordt dit een keerpunt.

Gheysens heeft er alles voor over om op korte termijn te kunnen wedijveren met zijn beste vijand, Bart Verhaeghe.

De bocht van Leko

Geïrriteerd door het veel te defensieve voetbal en de gedateerde methodiek van Bölöni vraagt men in de dichte omgeving van Paul Gheysens opnieuw om verandering. D’Onofrio heeft zich op dat moment in een in de media uitgevochten oorlog met Mehdi Bayat gestort. Inzet: de timing van de finale van de Beker van België en, daarmee samenhangend, een plaats voor Antwerp in poules de Europa League. Om een opvolger voor Bölöni te vinden laat D’Onofrio’s adressenboekje hem deze keer in de steek.

Het is Ivan Leko, twee seizoenen eerder kampioen met de grote rivaal uit Brugge, die terugkeert naar België omdat hij de ambities van een topclub in de Pro League verkiest boven een stek op de bank van Bordeaux in de Ligue 1. Vlug blijken de meningen van de Kroatische coach en zijn sportief directeur van elkaar af te wijken. Bij het sluiten van de mercato pusht Leko voor Jean Butez, krijgt hij met moeite Birger Verstraete vast en hoopt hij op Cyle Larin of Junior Edmilson. Het netwerk van D’Onofrio voert Nana Ampomah, Guy Mbenza en Alireza Beiranvand aan, waarbij de sportief directeur aandringt op een basisplaats voor de Iraanse doelman ten nadele van Butez.

Luciano D'Onofrio speelde als sportief raadgever al zijn expertise uit, met behulp van zijn indrukwekkende adressenboekje.
Luciano D’Onofrio speelde als sportief raadgever al zijn expertise uit, met behulp van zijn indrukwekkende adressenboekje. © PHOTONEWS

De geslepen strateeg die D’Onofrio is, aast op het teruggrijpen van de macht die hij bij Leko diende in te leveren. Want onder de hoede van de Kroaat verslaat Antwerp Club Brugge in de finale van de Beker van België en Tottenham in de groepsronde van de Europa League. Tussen D’Onofrio en Leko ligt de verstandhouding op ijs. Dan signaleert Leko dat hij contacten heeft met verschillende Chinese clubs. Voor diens opvolging trommelt D’Onofrio Frank Vercauteren op. Die moet aan de slag in een giftige sfeer.

De sportief onmisbare maar buiten het veld onhandelbare Didier Lamkel Zé (herhaaldelijk te laat op training, waarop hij één keer verschijnt met een shirt van Anderlecht, en voor sommige oefensessies blijft hij liever binnen op PlayStation spelen dan dat hij het veld betreedt) verdeelt de kleedkamer. Lior Refaelov verovert dan wel de Gouden Schoen maar D’Onofrio ontmoet hem niet voor een contractverlening, de Israëliër wordt uit de ploeg gezet als hij voor Anderlecht tekent. Dan doet Gazet van Antwerpen de vergissingen van Frédéric Leidgens, als teammanager de rechterhand van D’Onofrio, uit de doeken in artikel dat er bij de club diep inhakt. De scheiding, zo zeer gewenst door een deel van de clan Gheysens, volgt in mei 2021. Dat Antwerp dat seizoen op de derde plaats afsluit, mag anekdotisch heten gezien de hoop die de herfst nog genereerde en het armtierige voetbal dat het team vervolgens onder Vercauteren op de mat legde.

Reis zonder bestemming

‘We hebben geen sportief directeur nodig’, is een uitspraak die men dan in de wandelgangen van de Bosuil kan opvangen. Ontdaan van adressenboekjes en geleid door Sven Jacques, die de functie cumuleert met de tijdrovende job van algemeen directeur, smijt Antwerp met miljoenen tijdens de mercato. Gedaan is het met wachten op de koopjes van de laatste dag van de transferperiode. De Great Old gooit er van bij de start grof geld tegenaan. Eerst om de beloftevolle trainer Brian Priske (ook RC Genk en Standard maken hem het hof) te overhalen om zijn koffers vol ideeën aan de Schelde uit te pakken. Daarna om de nieuwe coach een rijk gestoffeerde spelerskern ter beschikking te stellen.

Antwerp schrijft voor bijna 30 miljoen euro facturen voor transfervergoedingen uit, en dat is dan het vorstelijke salaris voor Radja Nainggolan, het nieuwe visitekaartje van het Antwerpse project, buiten beschouwing gelaten. De onevenwichtige en overtallige spelersgroep wordt vervolledigd met onder meer Björn Engels, Michel-Ange Balikwisha (voor de neus van erfvijand Club Brugge weggekaapt), Michael Frey, en daarna nog Dorian Dessoleil wanneer in de metropool paniek uitbreekt bij de gedachte dat de kwetsbare verdediging een sterke seizoenstart in zou kunnen belemmeren.

Een ambitieuze eigenaar die miljoenen in zijn club steekt, dat lijkt altijd wat op kunstmatige ademhaling.

Hoewel hij niet als de favoriet van de kleedkamer geldt – zijn ploegmaats vinden zijn stijl onbehouwen en zijn voetbalkwaliteiten te licht – treedt Frey op als redder in nood. Zijn doelpunten houden Ally Samatta op de bank (wat niet met het vooraf beraamde plan strookt) en Antwerp in koers, met dank ook aan de miraculeuze reddingen die, achter een wankele verdediging, Jean Butez vrijwel wekelijks uit zijn mouw schudt.

Zonder een buffer tussen hem en de kleedkamer – een rol die Luciano D’Onofrio met zijn beroemde dreigende stiltes vervulde, en met brio – moet Paul Gheysens tijdens de rust van de derby tegen Beerschot zélf tot in de catacomben van het stadion afdalen om er de spelers te kapittelen – de uitbrander die Priske hen verzuimt te geven. De leidersfiguren in de spelersgroep vinden hun trainer vaak te braaf, en zijn tactische besprekingen te beknopt. Een goede gast, daar is de groep het unaniem over eens, die weet dat hij op het einde van het seizoen zijn koffers moet pakken. Het respijt voor Priske is op zodra Marc Overmars verschijnt als sportief directeur. Het langdurig niet invullen van die vacature in het organigram van stamnummer één berokkende de club meer schade dan voorzien.

Faris Haroun, Dieumerci Mbokani en Lior Refaelov: sterhouders van Antwerp in een recent verleden.
Faris Haroun, Dieumerci Mbokani en Lior Refaelov: sterhouders van Antwerp in een recent verleden. © BELGAIMAGE

Oranje boven

Net zoals voor Radja Nainggolan is het de zakenadvocaat Omar Souidi, de uitverkoren souffleur van de familie Gheysens, die de naam van Overmars suggereert. Sinds zijn veelbesproken ontslag bij Ajax staat die in het voetbalmilieu op een zwarte lijst. De Nederlander drukt heel vlug zijn stempel op de club, met een nieuwe technische staf die zeer oranje kleurt en geleid wordt door zijn vriend Mark van Bommel – ook hij moet zijn carrière (als hoofdtrainer) opnieuw lanceren na een ongelukkige ervaring in Wolfsburg. De eerste toptransfer van de zomer, Vincent Janssen, bevestigt de Nederlandse identiteit van het nieuwe Antwerp. Nog een andere noorderbuur en voormalig Ajaxproduct, Jurgen Ekkelenkamp, strijkt in de sinjorenstad neer – hij vanuit Duitsland.

Maar hét nieuwe symbool en uithangbord van FC Antwerp, en eveneens als voetballer bij Ajax gevormd, is Toby Alderweireld. Aan de Bosuil hebben ze kennelijk een voorliefde voor Belgische internationals met naam en faam. De liefde van Alderweireld voor de stad is wederzijds, hij laat Antwerpen in zijn vel tatoeëren. Aan rijkelijk gestoffeerde cv’s dus nog altijd geen gebrek in de kleedkamer van de Great Old.

Andermaal kijkt Paul Gheysens, die de club een bijkomende kapitaalsverhoging aanreikt, niet op een uitgave meer of minder. De bouwmagnaat heeft er alles voor over om op korte termijn te kunnen wedijveren met zijn beste vijand Bart Verhaeghe, voorzitter van Club Brugge. Maar hij denkt ook aan de toekomst op langere termijn. Vorig seizoen werd de piste van het jong talent geopend met Alhassan Yusuf en nu verder gezet met Gastón Ávila, Christopher Scott en Anthony Valencia. Daarbovenop investeert de voorzitter almaar forser in een jeugdacademie, er wordt op dat vlak permanent progressie geboekt.

Het seizoen is nog te jong om al te kunnen voorspellen of de sportieve bekroning van het spectaculaire project van voorzitter Gheysens er zit aan te komen. Onder Mark van Bommel voetbalt FC Antwerp voorlopig veeleer efficiënt dan spectaculair. Wel worden financiële inspanningen van dit genre – door middel van het gul bijpompen van euro’s – straks voor de licentiecommissie het voorwerp van een nieuwe regelgeving, met het oog op de financiële fair play, die tijdens corona tussen haakjes werd geplaatst.

In afwachting daarvan laat Antwerp het niet aan zijn hart komen: met deze liquiditeiten kan het zijn terugkeer naar de eerste rang consolideren. Al gaat dat dan gepaard met een zekere broosheid, inherent aan het gevoerde beleid. Een ambitieuze eigenaar die miljoenen in zijn club steekt, dat lijkt altijd wat op kunstmatige ademhaling. Vast staat dat Royal Antwerp FC niet echt meer Old is, maar – ondanks de domper van de Europese uitschakeling door het Turkse Basaksehir – wel opnieuw Great.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier