Na 1989 kwamen de schandalen uit de DDR-sport aan het licht. Naar schatting tienduizend atleten hebben in de jaren zeventig en tachtig onder dwang doping geslikt. Honderden van hen zijn vandaag chronisch ziek en getraumatiseerd en ze lijden ondraaglijke pijnen. Een van hen is ex-wielrenner Uwe Trömer. Slotaflevering van een vierluik over sport in de DDR.

Ten gevolge van het jarenlange intensieve dopinggebruik en de overbelasting zitten de eens zo sterke wereldtoppers van de DDR vast in een geruïneerd lichaam. Het verhaal van Uwe Trömer (47) is dat van honderden atleten. Trömer was een typisch “naïef DDR-sportkind”. Vroeg ontdekt, geselecteerd en gehard in het spartaanse Oost-Duitse sportsysteem werd de baanwielrenner – mede dankzij illegale spierversterkers – een wereldtopper bij de jeugd.

Maar de toekomst lachte vals. In 1983 gooiden gewetenloze wetenschappers in een duister lab nog eens enkele chemische stoffen bijeen, roerden goed en zochten hun proefkonijnen uit. “Benieuwd of jullie daarmee beter presteren.” Enkele spuitjes later was Trömer – toen 22 – van top tot teen vergiftigd. Wekenlang zweefde hij op het randje van de dood en vandaag is de belofte van weleer een officieel erkend dopingslachtoffer. Hij lijdt bijna altijd pijn, worstelt met zelfmoordgedachten, kan niet werken en voor goede medicijnen heeft hij geen geld. Ondertussen gaan de verantwoordelijke artsen en trainers van weleer nog altijd ongestoord hun gang.

Zwarte urine

Op zijn achtste reed Uwe Trömer zijn eerste wedstrijd, op zijn zestiende kwam hij bij de nationale jeugdploeg. Hij werd meermaals Oost-Duits jeugdkampioen en won in 1980 op het wereldkampioenschap voor junioren in Rome zilver in de ploegenachtervolging en brons in de achtervolging op de baan. Zijn trainers zeiden dat hij veel talent had en zijn levensplan was al uitgetekend: hij zou een wereldberoemde veelvoudige olympisch kampioen worden en daarna zou hij in het wielrennen actief blijven. Fietsen was zijn enige wereld, tot in 1983.

In de zomer van 1983 was de nationale ploeg op trainingskamp en op een avond vertelde ploegarts Heinz Löbel aan de renners dat ze voortaan om de twee dagen een spuitje zouden krijgen. Dat spuitje kwam boven op de vele pillen en drankjes. Ook moesten ze elke ochtend, middag en avond bloed en urine afgeven.

“We hadden de voorbije jaren al zo veel pillen geslikt”, vertelt Trömer. “De arts ratelde een medische uitleg af waar we zeker geen goed gevoel bij hadden. Nee, deze keer wilden we niet meedoen, beslisten we. Maar dan zeiden de dokters: ‘Als jullie dat niet willen, dan kunnen jullie meteen naar huis. Er wachten buiten genoeg kandidaten die maar al te graag jullie plaats willen innemen en niet zulke praatjes hebben.’ We werden dus voor de keuze geplaatst. De Olympische Spelen in Los Angeles stonden voor de deur en we wilden niet jarenlang voor niets getraind hebben. Dus hebben we ons laten inspuiten. Een paar weken later begon ik mij stilaan slechter te voelen. Ik vertelde aan de arts dat het soms zwart voor mijn ogen werd en dat ik zo opvallend moe was. Hij bleef elke dag mijn bloed en urine controleren en moest dus zeker gemerkt hebben dat er wat scheelde. Maar hij zei dat het niets ergs was: een kleine infectie, een griepje of zo.”

Maar het bleek wel erg te zijn?

Uwe Trömer: “De grote klap kwam er tijdens een training op die stage. We hadden nog maar vijf kilometer gereden of ik raakte geen meter meer vooruit. Opeens viel ik uitgeput van mijn fiets en rolde ik in de gracht naast de weg, terwijl de anderen verder reden. De trainer vroeg wat er aan de hand was, riep dat ik op eigen houtje terug moest en liet mij achter.

“Ongeveer twee uur lag ik daar hulpeloos in die gracht. Ik kon me niet meer bewegen, voelde me heel slecht en was kapot. Ik had evengoed kunnen sterven, het zou geen mens hebben geïnteresseerd. Na twee uur had ik eindelijk de krachten bijeengescharreld om rechtop te kruipen. Ik strompelde de hele weg terug naar de sportschool waar we toen verbleven.

“In de sportschool kroop ik in bed en ik kwam er twee weken lang bijna niet meer uit. Af en toe kwam ploegdokter Löbel langs voor urine en bloed. Mijn urine werd met de dag donkerder en zwarter, maar hij bleef volhouden dat ik een soort griep had en dat ik me rustig moest houden. Intussen begonnen ook mijn voeten en benen op te zwellen, mijn benen liepen vol water, ik kreeg enorme borsten en een heel grote waterkop, ik zag er verschrikkelijk uit. Ook mijn longen stroomden halfvol water. Ik kon steeds moeilijker ademhalen zodat ik alleen nog rechtop zittend kon slapen.

“De trainers lachten met mijn uiterlijk. Niemand kwam op het idee om te zeggen: jij moet onmiddellijk naar het ziekenhuis. Ze lieten me gewoon creperen. Ook toen ze mij hadden teruggebracht naar onze vaste stek in Erfurt liet iedereen mij liggen.

“Gelukkig kwam er in Erfurt net een dokter terug uit vakantie. Toen hij mij zag, voerde hij me onmiddellijk naar de kliniek. Als ik niet naar de kliniek was gebracht, dan had ik nog hooguit één dag geleefd, heeft hij me achteraf gezegd. Mijn nieren werkten niet meer. Daardoor was mijn lichaam helemaal vergiftigd. Ik zag er zo vervormd uit dat zelfs mijn moeder me niet meer herkende toen ze me kwam bezoeken en me eerst gewoon voorbijliep.”

Hoe reageerden de sportleiders?

“Twee keer kwam er bezoek uit de sportclub. Eén keer van een bobo die mij zwijgplicht oplegde over alles wat er gebeurd was, een andere keer van een trainer, maar die was na een paar minuten weer weg. Veel erger vond ik dat niemand van mijn ploeggenoten, met wie ik heel mijn leven samen had getraind, mij een bezoekje bracht. Wekenlang lag ik daar te lijden en heb ik hen niet gezien. Pas na de val van de Muur ben ik enkelen van hen tegengekomen. Ze vertelden mij dat ze allemaal dachten dat ik opeens was gestopt. Nooit had een trainer of arts of functionaris hen gezegd dat ik voor mijn leven aan het vechten was. Niemand had hen gezegd dat ze mij in de kliniek konden bezoeken. Ook zij zijn dus belogen.

“Enkele dagen na mijn spoedopname vroeg ik hoe lang ik nog in het ziekenhuis moest blijven, want ik wilde dringend weer trainen. Toen zei de dokter me zonder omwegen: ‘Je mag je hele wielercarrière vergeten want je bent zwaar ziek. We weten zelfs niet of we je ooit weer helemaal kunnen genezen. Je nieren werken niet meer en eigenlijk ben je veel te laat binnengebracht. We kunnen niet veel meer doen.’

“Dat was het. Die woorden kwamen zo hard aan dat ik langzaam de deken over mijn hoofd trok en urenlang lag te huilen. Ik was 22 en mijn leven was ingestort. De enige wereld die ik had, het wielrennen, was in die paar seconden in elkaar gevallen.

“Ik ben nog drie jaar ziek geweest. Ik heb de trainingen niet kunnen afbouwen, zoals topsporters dat moeten doen wanneer ze willen stoppen, en daardoor heb ik vele jaren hartproblemen gehad.”

Maar je hebt het wel overleefd.

“En dat is heel uitzonderlijk, aldus de dokter. Dat komt omdat ik zo goed was getraind. Door mijn goede conditie heb ik het wekenlang zonder medische hulp uitgehouden. Een ander was in mijn plaats al eerder dood gegaan.”

Hoe voel je je nu?

“Mijn lichaam is vergiftigd. Lever, nieren en gal functioneren niet goed. Ik ben geregeld heel lang ziek. Drie jaar geleden bijvoorbeeld heb ik een beroerte gehad en intussen ben ik al anderhalf jaar werkongeschikt. Alles hangt met elkaar samen, het ene probleem veroorzaakt het andere. ( steekt sigaret op) Ik rook. Want of ik nu rook of niet, het maakt toch niet uit. Ik weet dat het cynisch klinkt, maar mijn lichaam is kapot en ik kan het niet nog méér kapotmaken.”

Heb je pijn?

“Natuurlijk. Mijn gewrichten doen pijn en ik heb altijd hoofdpijn. Ik heb vorig jaar een oogoperatie ondergaan omdat ik alles dubbel zag. Mijn ogen zijn zeer gevoelig. Ik moet medicatie nemen tegen de pijn, tegen de hoge bloeddruk en tegen depressies. Ik zit vol antidepressiva. Ik wil die pillen nochtans niet en probeer er zo weinig mogelijk van te nemen, maar elke dag moet ik vier pijnstillers slikken omdat ik het anders niet uithoud.

“Pijn is een vast deel van mijn leven, al merk je dat niet aan mij. Als ik een aanval krijg, blijf ik wel twee dagen buiten strijd en kom ik niet buiten, omdat ik mij niet meer kan bewegen. Als ik in het kroegje hieronder een koffie ga drinken, zeggen de buren soms: wat zie jij er vandaag verschrikkelijk uit.”

Makkelijke proefkonijnen

Wat heeft het wielrennen voor jou betekend?

“Het was een archaïsche tijd. In het begin wilde ik Friedensfahrer worden ( de Friedensfahrt of Vredeskoers was destijds een zeer populaire internationale ronde achter het IJzeren Gordijn). Ik geloofde in de oerkracht van de wedstrijd: het is schoon om de strijd aan te gaan en elkaars krachten te meten. Wielrennen is niet alleen de hardste maar ook de mooiste sport. Het mooie is de harmonie tussen lichaam, geest en machine. Om de pijn te verzachten kregen we middeltjes. Maar dat mag geen excuus voor doping zijn.”

Welke doping kreeg je?

“Kleine blauwe pillen die Oral Turinabol heetten ( een DDR-geneesmiddel, dat als anabolicum werd gebruikt, nvdr), mannelijke hormonen, maar dat wisten we natuurlijk niet. Tussen de krachttrainingen door kregen we eiwitdrankjes en pralines. Die pralines waren zogezegd gemaakt uit eiwit, maar er zal wel meer in gezeten hebben.”

Welke stof zat er dan in die spuiten die je bijna het leven hebben gekost?

“Dat weet ik nog altijd niet. Ik wil het graag van dokter Löbel horen: wat zat er precies in dat product dat mijn nieren kapot- gemaakt heeft? Ze moeten daar in het lab van de sportschool in Leipzig iets bij elkaar hebben gegooid … Ik probeer al jaren de documenten te bemachtigen, waarin staat wat ik gekregen heb. Maar de Zerv ( Zentrale Ermittlungsgruppe für Regierungs- und Vereinigungskriminalität, opgericht om tussen 1991 en 2000 misdrijven in de DDR te onderzoeken en te bestraffen, nvdr) weigert mij die documenten te geven en ik mag niet weten waarom.”

Net als de meeste DDR-atleten ben je nooit betrapt.

“De dopingcontroles waren nog niet zo verfijnd. Artsen gingen op hun gevoel af om te weten of alle dopingresten uit ons lichaam weg waren. Er was ook ‘uitreiscontrole’, voor we naar het buitenland gingen. Wie dan nog sporen in zich had, moest thuisblijven. Zo stonden we eens klaar op de luchthaven van Berlijn, op weg naar een zesdaagse in Wenen, en ik was de enige die geen ticket kreeg. Het was mijn verdiende lesje, want ik had zogezegd iets uitgespookt, maar ik wist van niets. Ik moest met de trein terug.”

Had je, achteraf gezien, die doping kunnen weigeren?

“Nee, ik wist niet dat ik doping kreeg.”

Maar je wist toch dat doping bestond?

“Natuurlijk. De Amerikanen namen doping, wisten we. Er was die grote klassenstrijd tussen Oost en West: wij waren eerlijk, de anderen slecht.”

Het is vreemd dat je je bij al die pillen geen vragen hebt gesteld.

“Ik was een heel naïef DDR-sportkind. Op mijn 17e slikte ik voor het eerst doping. We waren tevreden met wat we kregen, want het waren sterke vitamines, zo werd ons gezegd. Ik vertrouwde de artsen blindelings. Ik geloofde nooit dat iemand mij iets zou geven dat mijn lichaam kon schaden. Daarom waren wij zulke makkelijke proefkonijnen. De dokters waren wreed en gevoelloos en bekommerden zich niet om onze gezondheid. Ze voerden hun eerste proeftests meteen op de atleten uit.”

Idiote sportpolitici

Waarom heeft ploegarts Löbel je destijds niet meteen naar de kliniek gebracht toen je er zo slecht aan toe was?

“Dat vond hij wellicht te riskant. Hij wilde wachten tot het product niet meer in mijn bloed en urine opspoorbaar was. Eventueel had hij mijn dood er maar bijgenomen. In de kliniek was het ook niet meer vindbaar. De dokters wisten niet waarnaar ze moesten zoeken.”

Heb je later nog contact gezocht met die ploegarts?

“In het begin van de jaren negentig heb ik hem opgebeld. Ik vroeg hem wat hij mij precies gegeven had, maar hij zei dat hij mij niet kende en gooide de hoorn neer. Nochtans waren wij jarenlang samen geweest op wedstrijden en op trainingskamp in Ethiopië. Ik heb hem jarenlang vertrouwd.”

Met het vooruitzicht op het WK atletiek in Berlijn in augustus hadden vijf atletiektrainers een verklaring ondertekend waarin ze zich ervoor excuseren dat ze in het DDR-tijdperk doping aan hun atleten hebben gegeven. Wat vind je daarvan?

“Weet je hoe die trainers leven? Ze wonen in eigen huizen, rijden met grote auto’s, verdienen maandelijks minstens 8000 euro. Ze hebben een status die ze niet willen opgeven. Ik kan het dus begrijpen dat ze zich achter zo’n nietszeggende brief verbergen.

“Ik begrijp niet hoe dit land, met zijn idiote sportpolitici en sportfunctionarissen, met zijn dopingslachtoffers omgaat. Ik kan het ook niet meer verdragen. Niemand vraagt ons: hoe gaat het met jullie? Doet het jullie pijn? Kunnen we jullie op een of andere manier helpen? Kunnen we jullie financiële zorgen verlichten?”

Weet je wat die ploegarts nu doet?

“Hij heeft minstens tot vorig jaar bij de wielerbond van de deelstaat Sachsen gewerkt. Hij was vertrouwensarts voor de U23 en heeft ook een artsenpraktijk gehad.”

Is hij nooit vervolgd?

“Omdat ik nooit mijn documenten heb mogen inkijken, kan ik geen proces aanspannen. Ik heb geen materiële bewijzen. Mogelijk heeft hij na de val van de Muur zijn documenten snel vernietigd. In elk geval zijn er geen papieren over hem opgedoken. Burgerrechtelijk kan ik niets tegen hem doen, want dat zou mij 20.000 tot 30.000 euro aan advocaten kosten en dat geld heb ik niet. Eigenlijk zou de staat zich daarmee moeten bezighouden. Politici zouden die processen op gang moeten trekken, maar het interesseert hen niet.”

Maakt het je soms depressief?

“Vaak. Als ik zie hoe Duitsland met zijn dopingverleden omgaat … Dat, samen met mijn pijn, maakt mij depressief en woedend. Dan sluit ik mij af en probeer ik mezelf met medicatie bijeen te rapen.”

Voel je je een tikkende tijdbom?

“Ja. Elke dag kunnen die gaten in mijn hersenvlies groeien. Het is afwachten wanneer het volgende orgaan het begeeft. De lever is ontstoken en veel klieren in mijn buik zijn chronisch ontstoken. Het probleem is dat ik mij geen goede ontstekingsremmers kan permitteren. Eén flesje gel kost 28 euro en daarmee kom je vier dagen toe. Dat betaalt geen ziekenfonds terug. Ik heb eens één flesje gekocht en gemerkt dat het de buikpijn echt verzacht.”

Heb je iets gehad aan de 10.000 euro schadevergoeding die je enkele jaren geleden als officieel dopingslachtoffer hebt ontvangen?

“Veel kun je daar niet mee doen. Ik heb een computer gekocht en mijn ouders op een etentje getrakteerd. Ik heb medicamenten gekocht en schulden afbetaald en toen was het geld op.

“Dat bedrag zou minimaal 250.000 euro moeten zijn: smartgeld, medische kosten en schadeloosstelling omdat je niet kunt werken. En dan blijft 250.000 euro nog altijd weinig.

“Ik leef van een bestaansminimum dat zo laag is dat mijn levenskwaliteit eronder lijdt. Het ziekenfonds wil na 78 dagen ziekte niets meer betalen, terwijl ik al anderhalf jaar te ziek ben om te werken. Ik weet niet hoe lang dat nog gaat duren. Ik kan niet op vakantie, zit vast, kan mij geen auto permitteren. In Berlijn verplaats ik me met de mountainbike, ook al valt dat me fysiek soms zwaar.”

Je hebt geen recht op een invaliditeitsuitkering?

“Nee, ik moet altijd om erkenning strijden. Denk maar niet dat de Duitse instellingen op de hoogte zijn van de fysieke problemen van dopingslachtoffers. Ambtenaren wordt helemaal niet uitgelegd wat een dopingslachtoffer precies is en wat er vroeger allemaal gebeurd is. Dan zeggen ze: ‘Van die doping heb je toch geen last meer?’ Ze hebben er geen idee van … Nog een geluk dat de Duitse media stilaan begrijpen hoe het er in de sport aan toe- gaat. Sommige journalisten houden zich nog uitsluitend met doping bezig want zij zijn die hypocrisie ook meer dan beu.”

Hoe probeer je rond te komen?

“Mijn ouders helpen. Maar stel je voor: ik ben 47. Ik had me mijn leven wel anders voorgesteld. Zonder mijn ouders en mijn vrienden was ik allang dakloos en woonde ik tussen de katten in de goot.”

Maken de depressies en woede je gedachten radicaler?

“Ja, ik accepteer mijn situatie niet. Het maakt mij extreem woedend en ik probeer die woede te kanaliseren. Ik kan mijn mond niet houden in de hoop dat alles voorbijgaat. Ik speel graag de slechterik, want ik heb toch niets te verliezen. Misschien heb ik mijn leven te verliezen, maar misschien heb ik dat allang verloren.

“Ik ben het allemaal beu en wil niet dat er met mij wordt gesold. Al die mensen die aan het dopingprogramma in de DDR hebben meegewerkt, moeten weg. De sport kan alleen voortbestaan als alle dopinggeschiedenissen uitgeklaard zijn. Ik weet dat er in België gelijkaardige schandalen sluimeren: zo’n Rudy Pevenage ( ex-renner, vertrouwensman van Jan Ullrich en nu ploegleider bij het Amerikaanse Rock Racing) is een type zonder scrupules. Al die oude zakken die met doping hun geld verdienen, moeten eruit. De politiek moet zich ook eindelijk eens bekommeren om al die DDR-atleten die het sportsysteem als zieke lichamen heeft uitgespuwd.”

door tine vermeersch

“Ik had evengoed kunnen sterven, het zou geen mens hebben geïnteresseerd.”

“Mijn lichaam is kapot en ik kan het niet nog méér kapotmaken.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content