‘Vanden Borre op het WK, dat was mijn mooiste verhaal’

© jelle vermeersch

Een lastpak. Zo werd Jean-François Lenvain, voormalig departementshoofd van de sociale cel van Anderlecht, genoemd. Voor het eerst sinds zijn vertrek blikt hij terug op zijn periode als raadgever en begeleider van Mbokani en co.

Hij had ooit de ambitie om de Belgische Guy Gilbert worden. Net als père Gilbert, mentor van prins Laurent, wilde Jean-François Lenvain verloren zielen weer op weg helpen. Na een ommetje van acht jaar bij RSC Anderlecht besloot Lenvain afgelopen zomer zijn levenswerk af te maken. Vandaag leidt hij in samenwerking met derdeklasser RWDM een project om de scholing in de gemeente Molenbeek op te schroeven en is hij performance coach voor een tiental spelers uit de Jupiler Pro League. ‘Ik word vaak vereenzelvigd met Dieumerci Mbokani en Anthony Vanden Borre, maar mijn langstlopende begeleiding was met Jean-MarcMahy‘, zegt Lenvain, die jarenlang het sociaal departement van paars-wit leidde. ‘Vijf jaar heb ik Mahy bijgestaan. Hij werd op zijn achttiende tot vijftig jaar gevangenschap veroordeeld voor twee moorden. Uiteindelijk is hij na twintig jaar vrijgekomen. Enkele dagen na zijn vrijlating zijn we toevallig met elkaar in contact gekomen en gedurende vijf jaar ben ik niet meer van zijn zijde geweken. Mijn ouders werden uitgescholden omdat hun zoon een flikkenmoordenaar superviseerde… Ik heb ook met een gamin van een jaar of dertien gewerkt die zijn kleine zus van twee jaar verkracht heeft. Zulke dingen verbijsteren mij. In het voetbal ben ik nooit iemand tegengekomen van wie ik dacht: hoe is die jongen zo geworden? In vergelijking met het echte leven is het voetbalmilieu bijna recreatief.’

Voetbal is een milieu waar je van jongs af geen onderscheid leert maken tussen dromen en doelen.’ – Jean-François Lenvain

Op Neerpede stond Lenvain bekend als de man die in het oor fluisterde van Mbokani, Vanden Borre, Chancel Mbemba, Gohi Bi Cyriac en de opkomende generatie van Alexis Saelemaekers en Sambi Lokonga. ‘Volgens de legende zou Mbokani ooit een barbecue georganiseerd hebben in zijn huiskamer. Ik weet niet in hoeverre dat verhaal klopt, maar toen bestond er geen sociale cel. Afrikaanse spelers kregen een appartement en moesten dan hun plan trekken. Dieumerci was mijn eerste ‘klant’. Ik heb hem vaak moeten pushen en chanteren: als ik het verjaardagsfeestje van je zoon organiseer, dan wil ik iets in de plaats terugkrijgen.’

Je ging daar heel ver in. Hoe kreeg je het voor elkaar dat spelers jou in hun privéleven toelieten?

JEAN-FRANCOIS LENVAIN: ‘Ik heb in Haïti eens vijftien dagen geleefd zonder elektriciteit of stromend water en met ratten als medebewoners. De eerste dagen was ik al mijn referenties kwijt. Ik weet dus wat een buitenlandse voetballer meemaakt die zich in België moet integreren. Je kunt je pas in iemand verplaatsen als je dat zelf beleefd hebt. De juiste methode om iemand te begeleiden is zijn probleem te beschouwen als het jouwe. Wanneer een speler zijn mama wilde laten overkomen, beeldde ik mij in dat het mijn eigen moeder was.’

Het verklaart waarom je zo close was met de Afrikaanse spelers.

LENVAIN: ‘Je kunt geen Afrikaanse voetballers begeleiden, die voor het eerst Europa zien, door enkel te focussen op het sportieve. Ik nam hen dus op in mijn gezin. Maar de grootste uitdaging lag elders: hoe kon ik de eerste blanke worden in wie ze vertrouwen hadden? Ze zijn erg op hun hoede door hetgeen ze tijdens hun opvoeding hadden geleerd over westerlingen. Dat is iets wat vooral bij de Congolezen speelt. Het eerste dat een Congolese voetballer te horen krijgt vanuit de Congolese gemeenschap, is: pas op voor blanke mensen! Je moet stap voor stap hun vertrouwen winnen.’

Je bent er toch in geslaagd om een speciale relatie op te bouwen met Mbemba. Je was zelfs getuige op zijn huwelijk. Hoe verliepen de eerste contacten met hem?

LENVAIN: ‘Ik zag hem voor het eerst in de aankomsthal in Zaventem. Tijdens de autorit naar zijn hotel kwam er geen woord uit. Op een dag stonden we in mijn keuken te kletsen. Uit het niets zei hij: ‘Help mij om de beste verdediger ter wereld te worden.’ Ik heb hem gewaarschuwd dat we elke dag van ’s morgens tot ’s avonds laat hard zouden werken en dat we zijn tolerantiegrens zouden opzoeken. Door een blessure aan zijn rug en administratieve problemen heeft hij een jaar in de wachtkamer moeten zitten. Heel die tijd heeft hij zijn sereniteit kunnen bewaren. Hij had een slagzin: ik ben klaar, maar ik ben niet gehaast.’

Anderlecht stond erom bekend een dozijn Afrikaanse spelertjes te transfereren in de hoop dat er één zou slagen. Heb je niet het gevoel dat je die handel gefaciliteerd hebt?

LENVAIN: ‘Misschien hebben we daar fouten gemaakt… Op Anderlecht hadden we goede ervaringen met Afrikanen, dan ben je geneigd om nog meer spelers te halen, en in Afrika weten ze dat Anderlecht interessant is om toegang te krijgen tot Europa. Maar een commerce? Ik zou dat woord niet gebruiken. Ik ben tot het uiterste gegaan voor al die mannen. Anderlecht heeft mij nooit gevraagd om van Mbemba en co mijn adoptiezonen te maken.’

Vertrouwenspersoon

Wat is het mooiste compliment dat je van een speler gekregen hebt?

LENVAIN: ‘Onlangs kreeg ik telefoon van een ex-speler toen hij zag welke jongeren er allemaal aan het doorbreken waren. Hij zei: ‘Monsieur, er wordt niet veel over u gepraat, maar ik weet dat u de vertrouwenspersoon was van die jonge mannen.’ Vanden Borre beweerde zelfs dat hij bij Barcelona had gespeeld, mocht ik hem op zijn zestiende onder handen hebben genomen. Veel mensen zeggen dat de carrière van Anthony een verspilling is van talent. Ik zou het willen omdraaien: rekening houdend met alle parameters heeft hij bijna het maximale uit zijn carrière gehaald. Hij had één probleem: hij was zijn emoties niet de baas. Op dat vlak botste hij tegen zijn limieten aan.’

Jean-François Lenvain: 'Volgens Vanden Borre zou hij bij Barça zitten mochten we elkaar op zijn zestiende ontmoet hebben.'
Jean-François Lenvain: ‘Volgens Vanden Borre zou hij bij Barça zitten mochten we elkaar op zijn zestiende ontmoet hebben.’© jelle vermeersch

Beschouw je de carrière van Vanden Borre als je grootste succes en tegelijk je grootste mislukking?

LENVAIN: ‘Anthony aan een WK-selectie helpen is het mooiste voetbalverhaal dat ik geschreven heb. Wie kan zeggen dat hij in een tijdsbestek van zes maanden van werkloze voetballer is opgeklommen tot international op een WK? Maar de maanden voor zijn comeback bij Anderlecht hadden veel weg van een gevecht. Hij tegen mij. Er waren dagen dat hij de deur niet wilde opendoen terwijl we een afspraak hadden om te trainen. Ik belde dan aan bij zijn buur en ging via het terras bij Anthony binnen. Van één ding heb ik spijt: tijdens zijn piekmoment heb ik hem overtuigd dat hij de aanvoerdersband zou krijgen, dat hij zijn carrière bij Anderlecht zou eindigen en hij een clubicoon zou worden. Later ben ik gaan beseffen dat verhalen met een happy end niet bestaan in het voetbal.’

Je hebt bij Anderlecht de lichting van Saelemaekers, Amuzu, Sambi Lokonga, Kayembe en Danté begeleid. Maar dat zijn de uitzonderingen. Wat loopt er vandaag mis in de jeugdopleiding?

LENVAIN: ‘Ik kan geen enkele sport bedenken waar je financieel beloond wordt vóór je iets hebt bewezen. In het voetbal wordt er andersom gewerkt: je krijgt een eerste contract op je zestiende, rond je achttiende zit je in de A-kern en dan moet je carrière nog beginnen. Negentig procent zit vanaf dan in een neerwaartse lijn. Jongeren die slagen, zijn de uitzonderingen van de uitzonderingen. Daarom is het altijd een klein mirakel als een youngster doorbreekt op het hoogste niveau. Maar probeer aan een gastje van achttien jaar duidelijk te maken dat het normaal is dat hij nog niet speelt. In het milieu lopen zoveel mensen rond die betaald worden om die jongens te brainwashen en te vertellen dat het niet normaal is. Het is hun werk om transferbewegingen te creëren.’

De begeleiding van jeugdspelers is dus van cruciaal belang?

LENVAIN: ‘Om te beginnen zou je je eigen jeugdspelers kunnen aanleren om realiseerbare doelen te stellen. Zij fantaseren over Real Madrid en Barcelona en dat is inherent aan een milieu waarin je van jongs af geen onderscheid leert te maken tussen dromen en doelen. Voetballers hebben wel een groot voordeel: je kunt zowel bij Real Madrid als bij Mouscron een mooie loopbaan uitbouwen. In het voetbal is het nooit game over. Je kunt professional zijn in landen als Roemenië, Cyprus, Moldavië… en tegelijk blijft je entourage, die er enkel op uit is om te profiteren van jouw succes, de mythe onderhouden dan je een echte vedette bent. Terwijl je eigenlijk een loser bent.’

Op Anderlecht worden jeugdspelers intensief begeleid. Je neemt daarmee toch voor een deel de verantwoordelijkheid van de ouders af?

LENVAIN: ‘Als een jeugdspeler wil slagen, moet er ook een complete investering zijn van de ouders. Thuis moet er een perfect kader geschapen worden waarin alles tot op de minuut georganiseerd is. Maar het voetbalcircuit is kil en heeft alle kenmerken van een gewone bedrijfstak. Ouders van wie de zoon moeilijk kan aarden in een A-kern, hoor ik vaak zeggen: ‘We hebben hem te veel in de watten gelegd.’ Ja en neen. Zonder zijn ouders was zo’n jongen nooit zover geraakt. Het is de taak van de club om de voetbalpapa’s en -mama’s te vormen, maar hen zelf tot bepaalde inzichten te laten komen. Een goed voorbeeld is Alexis Saelemaekers. Zijn ouders werken op het lyceum en Alexis liep daar ook school. We hebben samen beslist om hem daar te laten afstuderen. Geen slecht woord over het Purple Talent-project, maar wie dat traject volgt krijgt extra trainingen, zit de hele dag tussen andere voetballers en kan het voetbal nooit voor een paar uur uitschakelen. Alexis heeft een schoolparcours doorlopen in een hoogwaardige instelling en dat is een van de redenen waarom hij is kunnen doorstoten.’

MEDICIJNENTASJE

Het werk van het sociaal departement is heel breed: de administratie regelen, een appartement zoeken voor de spelers, de familie oppikken op de luchthaven… Ik kan mij inbeelden dat jullie gezien worden als babysitter.

LENVAIN: ‘Als je geen gids hebt die je van punt A naar punt B brengt, geraak je niet op je bestemming. Geld, vrouwen, de schijnwerpers: dat kan je ondergang worden als je het wereldje niet kent. Ik moest vooral de jonge spelers een handleiding geven over hoe ze zich als prof moeten gedragen in de voetbalwereld. En niet: hoe pas ik mij aan het voetbalmilieu aan? Als je dat doet, mag je het vergeten.’

Heb je nooit de indruk gehad dat spelers misbruik maakten van jullie?

LENVAIN: Dat werd gezegd. Ik heb mij ooit boos moeten maken op een collega van een ander departement omdat hij had rondverteld dat het sociaal departement zelfs op huisbezoek ging om de tv van de spelers te installeren. Hij had slechts flarden van een gesprek gehoord, maar volgens hem waren wij de loopjongens en dienstmeiden van de voetballers. Nonsens! In onze job is het geven en nemen. Denk je dat ik met plezier om vijf uur opstond om een speler tegen klokslag zes uur bij dokter Declercq te krijgen in Antwerpen? Neen, maar door op dat moment aanwezig te zijn had ik voor maanden goodwill gecreëerd bij die speler. De mooiste overwinning die we boekten, was de acceptatie door de trainers. Gaande van de jeugdcoaches tot Ariël Jacobs en Besnik Hasi. Met Hasi wisselde ik dagelijks kleine nieuwtjes uit die hem van pas konden komen in zijn dagelijks werk. Weet je wanneer ik wist dat Hasi Anderlecht kampioen zou maken? De dag dat hij om middernacht aan de Louizalaan stond om Kara te bezoeken. Kara zat met griep, maar hij had niet de juiste medicijnen in huis. Ik ben naar Kara gereden en ik heb Besnik de situatie uitgelegd. Plots belde hij aan met een medicijnentasje onder de arm. Toen dacht Kara: met die coach wil ik naar de oorlog. Die dag heb ik ook begrepen dat Besnik ons werk apprecieerde.’

Werden je collega’s en jij niet door het bestuur gebruikt om spelers in een bepaalde richting te duwen?

LENVAIN: ‘Ik werkte in de eerste plaats voor de spelers en daardoor mocht ik niet close zijn met het bestuur. Meneer Van Holsbeeck heeft mij nooit vragen gesteld over mijn methodes en hij heeft mij nooit gebruikt om een speler een nieuw contract te laten tekenen.’

Betrokken bij aanslagen

Jean-Fançois Lenvain was tijdens zijn periode als leerkracht in het Institut de la Providence in hartje Anderlecht getuige van de identiteitscrisis van enkele jongeren. Die stoornis groeide uit tot een diepe haat tegenover de maatschappij. ‘Veel van die jongens zaten in de knoop met hun eigen beeldvorming’, aldus Lenvain. ‘Ik zei nog aan mijn collega’s: stel je voor welke impact het dragen van een uniform zou kunnen hebben op onze leerlingen. Kinderen op een eliteschool hebben al een identiteit. Ze maken deel uit van een gestructureerde familie. De jongeren aan wie ik les gaf, hadden geen identiteit. Bij de aanslagen in Madrid in 2004 ving ik de eerste onrustwekkende signalen op. Ik voelde dat sommige gastjes blij waren dat het Westen aan het bloeden was.’

In 2009 verliet Lenvain het onderwijs. Gedesillusioneerd en met het gevoel een veldslag te hebben verloren. Enkele jaren later kwam zijn ergste nachtmerrie uit toen bleek dat ex-leerlingen van hem rechtstreeks en onrechtstreeks betrokken waren bij de terreuraanslagen in Brussel. ‘Toen ik met die jongens in aanraking kwam, waren ze al verloren. Ze waren te vergevorderd in hun proces om de maatschappij te vernietigen. Een jaar geleden hoorde ik een liedje op de radio: ‘ Mon fils est parti au Djihad‘ van Gauvain Sers. Ik was zo geraakt door de tekst dat ik besloot terug in de ring te stappen en mij weer toe te leggen op mijn roeping als maatschappelijk werker.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content