De kop is eraf: de Rode Duivels klopten Algerije met 2-1. We spraken met Kevin De Bruyne, toch weer goed voor een assist en een voorassist in de openingswedstrijd van de Belgen op het WK. ‘De mensen verwachten van mij dat ik het verschil maak.’

De wedstrijd tegen Algerije leek even op een ramp af te stevenen. Ook een erg matige Kevin De Bruyne zat lang niet in de wedstrijd, maar uiteindelijk lag hij mee aan de basis van de ommekeer. In de 70e minuut borstelde hij de bal op de kruin van Marouane Fellaini, die de 1-1 binnenkopte, en tien minuten later lanceerde hij Eden Hazard die op zijn beurt Dries Mertens bediende voor de 2-1. De Bruyne, verkozen tot man van de match: “In de eerste helft waren we misschien wat te zenuwachtig, maar in de tweede helft werd het fysiek lastig voor de Algerijnen. Op het moment dat we gelijkmaakten, wisten we dat we gingen winnen. Mijn positie verraste me wel een beetje maar iedereen weet dat ik al veel goeie matchen op rechts gespeeld heb.”

Je speelt op het WK, Kevin! Is dat een droom die uitkomt?

Kevin De Bruyne: “Niet echt. Het is niet zo dat ik alle nachten van het WK lag te dromen. Dit seizoen sprak iedereen erover, maar ik niet. Het zijn maar voetbalwedstrijdjes… Natuurlijk is het een mooie ervaring voor ons allemaal, maar om nu te zeggen dat ik dit jaar alleen maar over het WK praat: neen. Ik neem de dingen zoals ze komen, zonder me daar druk over te maken. Ik speel nooit een wedstrijd in mijn hoofd voor hij begint. Maar zodra het eerste fluitsignaal klinkt, zit ik er wel helemaal in. Pas toen de wedstrijd tegen Algerije op gang werd gefloten, voelde ik dat het WK begonnen was, niet eerder.”

Maar toen je aan je carrière begon, had je toen niet bepaalde doelen die je wilde bereiken?

“Ik wilde gewoon een zo hoog mogelijk niveau halen. Ik had nooit als doel de beste speler van de wereld te worden of tot de top honderd te behoren. Ik probeer om titels en bekers te winnen, goed te spelen en assists te geven. En dan zien we wel wat de balans is aan het einde van mijn carrière.”

Als men je hoort praten, dan valt het op hoe jij de dingen relativeert. Wat betekent voetbal precies voor jou?

“Het is mijn hele leven. Ik heb alles gedaan voor het voetbal. Het is mijn job, ik verdien er geld mee. Al zeventien jaar speel ik voetbal. Dan kun je je toch niet meer voorstellen dat je wat anders zou doen? Het is, samen met de school, het enige wat ik ooit heb gedaan in mijn leven.”

Ben je soms onder de indruk van een speler?

“Ik mag me gelukkig prijzen dat ik bij Chelsea de kans gekregen heb om te trainen met spelers als Samuel Eto’o, Michael Essien of Branislav Ivanovic. Maar uiteindelijk zijn dat ook maar voetballers, net als ik. Ook al ben ik dan nog maar 22 en heb ik niet hun palmares.”

Ups en downs

Heb je het dit voorbije seizoen voor mogelijk gehouden dat je niet naar het WK zou gaan?

“Neen, nooit.”

Zelfs niet toen je bij Chelsea in een impasse zat?

“Ik ben altijd dezelfde gebleven. Ik heb me nooit druk gemaakt en ik heb er altijd voor gezorgd dat ik klaarstond als men mij nodig had. Toen ik zag dat de situatie vast zat, heb ik aan een transfer gedacht. Bij Wolfsburg zagen ze direct dat ik te weinig wedstrijdritme had maar dat mijn conditie wel in orde was. Sinds mijn overstap in januari heb ik trouwens alles gespeeld.”

Na de vriendschappelijke wedstrijden tegen Colombia en Japan had Marc Wilmots een boodschap voor de spelers die bij hun club geen titularis waren. Voelde jij je aangesproken?

“Niet direct. Ik ben ook niet naar Duitsland getrokken alleen maar om het WK te spelen. Ik ben bij Chelsea vertrokken omdat die club me niet lag. Ik wilde voetballen en ik wilde niet uitgeleend worden – uit schrik dat ik dan opnieuw in dezelfde situatie zou belanden. In Wolfsburg voelde ik dat men mij echt wilde en dat heeft alles veranderd. Ik kwam aan spelen toe en als dat goed is voor mijn persoonlijke situatie, dan is dat ook voordelig voor de nationale ploeg.”

Had je het gevoel dat je geen vooruitgang meer boekte bij Chelsea?

“Ook al ben ik tot op vandaag wel altijd vooruitgegaan, ik maak me geen illusies: een carrière verloopt met ups en downs. Ik weet nu dat het niet evident is om te slagen bij Chelsea wanneer je daar toekomst als een ‘klein spelertje’. Romelu Lukaku heeft hetzelfde meegemaakt. Die periode bij Chelsea is niet de beste uit mijn carrière geweest, maar je moet het positieve onthouden: ik had vier jaar lang amper rust gekend en bij Chelsea heb ik tenminste zes maanden kunnen rusten.”

Hoe heb je de kwalificatiecampagne beleefd?

“Voor mij was dat iets prachtigs. Mijn keerpunt is er gekomen tegen Nederland. Ik was al twee jaar zeker van een selectie, maar tot die wedstrijd voelde ik me er niet echt bij horen. Zelfs in vriendschappelijke wedstrijden kreeg ik weinig kans om me te tonen. Ik was erbij, oké, maar wel op de bank. Wilmots gaf me toen een kans en ik heb ze gegrepen. Na Nederland voelde ik me echt een volwaardig lid van die kern van 23. Dat is trouwens het grote verschil tussen Marc Wilmots en Georges Leekens: onder Leekens waren er vijftien spelers en acht die de hoop groter maakten. Nu wordt iedereen erbij betrokken.”

Volgens Wilmots ben jij wel meer dan gewoon één van de 23. Je bent een van de zekerheden voor de basiself.

“Dat zeggen ze, ja. En dat doet me plezier.”

Kun je zeggen dat Wilmots trouw is aan zijn groep?

“Dat is ook een beetje normaal. Het is al enkele jaren dat de spelers van deze groep elkaar kennen en ze voetballen ook bijna allemaal bij grote clubs. Het is min of meer een natuurlijke keuze… En ze levert ook resultaten op. Kijk bovendien eens naar de spelers die op de bank zitten: die komen uit voor Arsenal, Tottenham, Porto… Dat is – met alle respect voor de Belgische clubs – toch nog iets anders dan Racing Genk of Club Brugge. Ik ken het niveauverschil tussen de verschillende competities en de Belgische heeft toch nog een weg af te leggen.”

Is het verschil zo groot?

“Ja. Alles gaat veel sneller. Dat zie je ook bij de nationale ploeg. In België wil men professionaliseren, maar dat ontspoort soms. Bij Chelsea heb ik het minst strikte trainingsregime gekend. We mochten er eten wat we wilden terwijl in België een cola drinken soms al te veel is. Je moet de spelers zelf wat verantwoordelijkheid geven.”

Maar niet iedereen kan zich toch die discipline opleggen?

“In Engeland of Duitsland heb ik daar geen problemen mee gezien.”

Nog even over Wilmots: om zijn succes te verklaren heeft men het vaak over het evenwicht tussen discipline en luisterbereidheid.

“Ja, dat klopt helemaal. Alles is duidelijk bij hem. We weten wat we wel en niet mogen doen. Hij herhaalt niet voortdurend de regels, hij legt ze één keer uit en nadien volgt iedereen ze. Op tactisch vlak hebben we dezelfde gedragslijn. Hij is duidelijk, zijn systeem verandert niet veel en iedereen kent perfect zijn taak.”

Assists

Het zag er vroeger lang naar uit dat de coach zou moeten kiezen tussen jou en Eden Hazard. Hoe heb jij die vergelijking beleefd?

“Ik heb dat nooit zo goed begrepen, want ik ben een compleet andere speler. Eden heeft andere kwaliteiten dan ik. In de kern zijn er nog wel zulke spelers, die heel sterk zijn aan de bal en hem graag bijhouden, en die dus meer op Eden gelijken. Ik geef de bal sneller af. Je moet spelers nooit gaan vergelijken, want ze hebben allemaal hun specifieke kwaliteiten. En toch houdt men zich daar al jaren mee bezig.”

Korte baltoetsen en het spel versnellen: zijn dat jouw handelsmerken?

“Ik denk het, ja. De groep is heel sterk bij balbezit, maar soms vind ik dat het allemaal wat traag gaat en dan probeer ik wat sneller te spelen. Ik denk dat er niet veel spelers met mijn stijl zijn in deze kern.”

Op welke positie voel jij je het best? Op de flank of centraal?

“Dat is de eeuwige discussie. Ik speel nu al zes jaar profvoetbal en al zes jaar heeft iedereen wel zijn visie op mijn beste positie. Mij is het om het even. Ik kan op vijf verschillende posities spelen en ik zie dat als een voordeel.”

Vijf?

“De vier offensieve posities en ook op de 6. Maar het is zeker zo dat ik in een offensieve rol meer kan bijdragen. Mijn taak blijft hoe dan ook dezelfde: assists geven en proberen te scoren.”

Zie je een groot verschil tussen de as van het veld en de flank?

“In de as kun je, afhankelijk van je tegenstander, meer of minder ruimte hebben. Op de flank kan je snelheid beslissend zijn. Ik vind dat ik redelijk rap ben, ook al ben ik nu ook weer niet de snelste van de groep. Ik heb wel een hoge reactiesnelheid. Ik weet heel snel wat ik moet doen: afhaken, een dieptepass geven, enzovoort.”

Men zegt weleens dat een speler die het gewend is om centraal te spelen en op de flank geposteerd wordt, toch altijd de neiging heeft om weer naar het midden te trekken. Is dat bij jou ook zo?

“Dat is vooral zo bij spelers die telkens hun goede voet zoeken. Ik heb daar niet zo’n probleem mee, want ook al ben ik rechtsvoetig, ik kan zowel links als rechts trappen.”

Wat is jouw rol binnen een ploeg?

“De mensen verwachten van mij dat ik het verschil maak, door een voorzet of een doelpunt. De spots staan altijd gericht op spelers die een wedstrijd beslissen: een spits die drie keer scoort of een keeper die alles pakt. Soms ben ik dat.”

Door het uitvallen van Christian Benteke ben je wel je vaste aanspeelpunt kwijt…

“Iedereen weet dat ik altijd goed heb samengespeeld met Christian, of het nu bij Genk was, of de nationale beloften of de Rode Duivels. Ik voelde wat hij wilde doen en hij wist welke actie hij moest uitlokken. Tussen ons was er altijd een natuurlijke klik. Dat komt door veel met iemand samen te spelen, ik had hetzelfde met Jelle Vossen.”

Meer dan iemand anders heb je een gevoel voor de juiste plaats waar de bal moet komen. Waar komt dat vandaan?

“Dat weet ik niet, ik heb altijd de perfecte pass nagestreefd. Ik leg veel risico in mijn passing om zo het verschil te kunnen maken. Dat verklaart ook waarom ik niet het hoogste percentage geslaagde passes heb. Het gaat er mij niet om 98 procent goeie passes te geven over twee meter, maar om acht of tien passes in de ruimte te geven en zo kansen te creëren. Ik trek het me niet aan dat er daar dan drie van mislukken. Ik denk dat het dat is wat de mensen van mij willen zien. Op het einde van het seizoen gaf ik tegen Nürnberg twee assists, maar als de aanvallers beter hadden afgewerkt, dan hadden dat er ook zes of zeven kunnen zijn. Dan stap ik heel gelukkig van het veld.”

Jeugdvrienden

Hoe verklaar je de hype rond deze nationale ploeg?

“Dat de mensen ons op die manier steunen, komt natuurlijk door de resultaten, maar ook door alles wat me naast het veld hebben gedaan, zoals de Duiveluitdagingen. Wanneer de vraag komt welke spelers aan die uitdagingen willen meedoen, dan is iedereen direct bereid, omdat het leuk is en heel het land erover spreekt. Toen ik bij de nationale ploeg kwam, hadden we niet heel het land achter ons. Maar nu de supporters zien dat we hen iets geven, proberen ze iets terug te doen door ons massaal te steunen.”

Bestaat het gevaar niet dat die hype en die verwachtingen verlammend gaan werken op jullie?

“Dat denk ik niet. Als je de matchen tegen Servië of Kroatië ziet, dan weet je dat we met druk kunnen omgaan. We moeten natuurlijk realistisch blijven, maar ik denk echt wel dat we in staat zijn om bij de eerste twee van onze poule te eindigen.”

Hoe verklaar je het dat de sfeer zo goed zit?

“Daar zijn verschillende redenen voor. We zijn allemaal jeugdvrienden – dat zie je bij geen enkele andere nationale ploeg, behalve Spanje misschien. En we houden van wat lol maken. Voetbal is ons werk, maar het is nog meer onze passie en onze hobby.”

Wanneer besefte je hoe sterk deze groep is?

“Niet op één bepaald moment. Het is de opeenvolging van goeie resultaten die aangeeft dat we een stap vooruit hebben gezet. In heel de campagne heb ik nooit het gevoel gehad dat we zouden kunnen verliezen.”

Is deze generatie zo goed als die van Mexico’86?

“Dat weet ik niet, want ik ben nog maar 22 en ik heb nooit een wedstrijd uit die tijd gezien. Men vergelijkt ons altijd met die ploeg, maar wij spelen op een compleet andere manier omdat we andere kwaliteiten hebben. Je moet een spelstijl ontwikkelen in functie van de beschikbare spelers, niet door een kopie te maken van die van dertig jaar geleden.”

Is jullie spelstijl niet te doorzichtig voor een tegenstander?

“Neen, want ik denk dat we kunnen wisselen van stijl. We kunnen de bal bijhouden, met diepgang spelen, of op de counter. We hebben ook verschillende spelerstypes in de kern.”

Jullie hebben wel nog geen enkele grote ploeg geklopt.

“Tegen Duitsland hebben we dan wel twee keer verloren, we hebben toch bewezen dat we hun niveau aankunnen en sindsdien hebben we nog twee jaar meer ervaring opgedaan. Kroatië stond vierde op de FIFA-ranking en kwam uit een goed EK waar het maar nipt uitgeschakeld werd in een poule met Spanje en Italië.”

Kan deze Belgische ploeg een nederlaag verteren?

“Ja. Dat hebben we al enkele keren kunnen zien. We verloren tegen Roemenië maar nadien wonnen we twee keer op rij. Idem na het drieluik Japan, Colombia en Ivoorkust.”

DOOR STÉPHANE VANDE VELDE IN MOGI DAS CRUZES – BEELDEN BELGAIMAGE

“Ik werd al twee jaar geselecteerd, maar pas na de match tegen Nederland voelde ik me er echt bij horen.”

“Dankzij het voetbal kon ik bepaalde problemen te boven komen.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content