Heikki Kovalainen overleefde een doodsklap.

We weten het al langer: formule 1 is een van de veiligste sporten. Er sterven meer beoefenaars van de edele vissport, om het maar niet te hebben over voetbal, boksen of wielrennen. En toch: bij iedere nieuwe doodsklap sta je ervan versteld. Hoe het mogelijk is dat een mens van vlees en bloed zo’n dreun overleeft. Robert Kubica vorig jaar in Montreal, Heikki Kovalainen vorige zondag in Barcelona. Ondergetekende zat in de perszaal, in Barcelona, en zag alweer die vertwijfeling op veel gezichten. Vrouwelijke collega’s met tranen in de ogen, handen voor de mond, toen de marshalls bij het wrak driftig begonnen te doen. Tot het bevrijdende beeld kwam van de jonge Fin op een draagbaar, duim omhoog, zo’n tien minuten later. Geraakt maar niet gekraakt. En vooral moeilijk te geloven. Normaal is er bij het zien van zo’n crash ergens een stukje ratio dat in je achterhoofd zegt: dat kun je niet overleven. En toch.

De crash van Kovalainen zag er minder spectaculair uit dan die van Kubica vorig jaar, maar was wel heel link. Aan 200 per uur recht in de bandenmuur, zo hard dat zijn auto er tot halverwege onder schoof. De impact is nauwelijks te beschrijven. Wat de 26-jarige Fin dan redde? Zijn fysieke conditie, om te beginnen. F1-rijders zijn bijzonder fit en hebben de nekspieren van een stier. Maar bovenal zijn er de veiligheidsvoorzieningen die de voorbije jaren werden ingevoerd, op haast systematische wijze sinds Ayrton Senna in 1994 verongelukte. Zo is er de constructie van de auto. Een F1-wagen is immers gebouwd rond een overlevingscel. Noem het de ‘kooi’ waar de coureur in zit. Die is gemaakt van kevlar en koolstofvezel. Zeer stevige materialen, twee keer sterker dan staal en toch vijf keer lichter. Maar de kunst schuilt vooral in de manier waarop die vezellagen over mekaar worden gelegd. Dat wordt met de computer berekend, en die legt minstens twaalf lagen op zo’n manier over elkaar dat de krachten bij een botsing zodanig op mekaar inwerken, dat de vezels net genoeg soepelheid behouden om de energie te absorberen en toch niet kapot te gaan. Kort en bondiger gezegd: het resultaat is een cel die gewoon niet meer kapot te krijgen is.

Hield Michael Schumacher aan een haast identieke crash in 1999 nog een open beenbreuk over, dan werd Kovalainen zondag zonder schram uit de auto geholpen. Hooguit wat nekpijn. Die nek wordt trouwens beschermd door het HANS-systeem (Head And Neck Support) dat op de helm wordt bevestigd en ervoor zorgt dat hoofd en helm bij een zware impact niet (opzij of vooruit) met grote kracht gaan slingeren. Zonder het HANS-systeem had Kovalainen misschien zijn nek gebroken of onherstelbare hersenschade opgelopen. Ook belangrijk: de hoge cockpitranden, gemaakt van piepschuim overtrokken met een laag koolstofvezel. Als het hoofd een zijwaartse beweging maakt, dan wordt het ook door die rand tegengehouden. Die rand werd in 1995 verplicht na de crash van Mika Häkkinen in Adelaide, die (gelukkig herstelbare) hersenschade opliep omdat zijn hoofd te hard heen en weer slingerde.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content