Van alle Brusselse voetbaltempels is het Drie Lindenstadion (42.000 plaatsen) in Watermaal-Bosvoorde , de minst bekende.

De rit naar het goed weggemoffelde stadion verloopt niet zonder hindernissen. Lichtmasten, zo vaak een herkennings-en oriëntatiepunt weigeren van tussen de huizen en het groen op te duiken. Ze zijn er gewoonweg niet. Je komt er dan ook niet zonder je wagen enkele keren aan de kant te zetten om de het onhandig grote Brusselse stadsplan open te vouwen. In de jaren vijftig en zestig deed de tram er van aan het beursgebouw in het centrum van de stad een uur over en ook wie met de wagen naar het voetbal wilde, ontzag zich de trip omdat de tram dan weer in de weg reed. Bovendien was er aan het stadion nauwelijks parkeergelegenheid en is het inmiddels net geen halve eeuw geleden dat er nog eersteklassevoetbal werd gespeeld. Vandaar dat het stadion nog maar bij weinig mensen bekend is.

Maar wie het gevecht met de wirwar van kleine klimmende straatjes wint, wordt meer dan aangenaam verrast. Eens boven wacht de beloning. Aan de drie Linden, een rond punt op de op een na hoogste natuurlijke top van Brussel, ligt een van de mooiste sportstadions van het land. Weliswaar geen typische voetbalarena, wel een multifunctioneel stadion met atletiekpiste en 42.000 plaatsen. Op de hoofdtribune na, allemaal staanplaatsen. Niet langer toegankelijk, maar wel nog in prima staat. Op het eerste gezicht het oude Heizelstadion, maar dan een beetje kleiner. Lange tijd was het Drie Lindenstadion overigens na de Heizel en de Bosuil, het derde stadion van het land. En home ground van Racing Brussel, dat in 1948 zijn terrein aan de Ukkelse Ganzenvijver de rug had toegekeerd – de tribune aan de Ganzenvijver, die in 1902 werd opgetrokken en nog altijd overeind staat, is trouwens de oudste van het land . In Bosvoorde, aan de Zuidoostelijke groene rand van de hoofdstad, vond Racing Brussel een nieuwe thuisbasis met meer plaats voor de toeschouwers die echter wel heimwee hadden naar de echte voetbalsfeer aan de Ganzenvijver.

Het stadion in Bosvoorde verrees aan het eind van de Tweede Wereldoorlog in opdracht van de gemeente. Duitse krijgsgevangenen legden er de eerste stenen. Op 11 november 1948 werd de arena voor 40.000 toeschouwers ingehuldigd met een wedstrijd tussen een selectie van de beste Brusselse spelers, de Brusselse Verstandhouding – in de volksmond de Entente – en het Italiaanse Torino, meteen de grootste opkomst in de geschiedenis van het stadion en de club. Torino won met 0-3 maar nog geen half jaar later ( 4 mei 1949) kwam de hele Italiaanse ploeg bij een vliegtuigcrash om het leven. Op de terugweg van een vriendschappelijke wedstrijd in Lissabon botste het toestel tegen de wand van de Superga, een berg net buiten Turijn. De bezoekerskleedkamer in het Drie Lindenstadion werd lange tijd naar het verongelukte elftal genoemd ( een bordje met het opschrift Torino hing boven de deur)

Eind jaren veertig waren het vooral de wedstrijden van de Entente die de massa naar het stadion lokten. De partij tegen de Engelse kampioen Portsmouth op 31 mei ’49 (1-3) lokte 25.000 belangstellenden. Toch begon de moeilijke bereikbaarheid van het stadion en de al even gebrekkige parkeergelegenheid errond, zijn tol te eisen. Een andere verklaring voor de matige opkomst (7000 toeschouwers) tijdens de wedstrijd tussen de Argentijnse kampioen Independiente en de Wiener Sportclub, is er niet. Het was nochtans een historische confrontatie want nooit voordien stonden de Argentijnse en de Weense school tegenover elkaar. De Argentijnen, met vijf internationals in de ploeg onder wie de befaamde linksbuiten Grillo, versloegen de Oostenrijkers met 3-0.

Toch vond Racing Brussel, dat in Ukkel de titels aan elkaar reeg ( vier op een rij tussen en 1900 en 1904), in Bosvoorde niet echt zijn draai. Vijf jaar na zijn intrek in het drie Lindenstadion, verdween de Brusselse trots uit de hoogste klasse. In 1957 werd het pas echt stil aan de Nymphenlaan toen Racing Brussel, gebukt onder een zware schuldenlast, zijn intrek nam in het Heizelstadion waar het in 1963 ophield te bestaan. Racing Brussel smolt samen met White Star tot Racing White en vond met het Fallonstadion in het mondainere Sint Pieters Woluwe een nieuw onderkomen.

Maar ook daar wist de fusieclub de massa amper te beroeren want in zijn achtjarig verblijf in steeg het gemiddelde er amper boven de 5000 toeschouwers. Het was pas de fusie met volksclub Daring Brussel tot RWDM, die Racing nieuw leven inblies. Het Oscar Bossaerstadion, later omgedoopt tot Edmond Machtensstadion, beleefde met de landstitel van RWDM in 1975 een absoluut hoogtepunt.

Het Drie Lindenstadion kwijnde intussen weg in de vergetelheid en was sinds het begin van de jaren zestig zwaar in verval geraakt. De gave staanplaatsen werden door struikgewas overwoekerd, de kleedkamers boden geen comfort meer en ook de loketten zagen er deerlijk uit. Ook een van de drie prachtige lindebomen op het pleintje, begaf onder het gebrek aan voetbalzuurstof.

Niets liet nog vermoeden dat er zeven jaar voordien nog topvoetbal werd gespeeld. Burgemeester Wiener, gealarmeerd door de bouwvalligheid van de eens zo befaamde arena, besloot de voormalige voetbaltempel aan een serieuze verfraaiingbeurt te onderwerpen. Maar daarmee was nog geen nieuwe bespeler met enige uitstraling gevonden ter vervanging van het teloorgegane Racing Brussel. Racing Bosvoorde, toen leider in tweede provinciale, was een mogelijkheid, maar die club behield aanvankelijk liever zijn thuisbasis aan de renbaan boven een kunstmatig bestaan als topclub in het Drie Lindenstadion. Het duurde uiteindelijk nog tot 1985 vooraleer er opnieuw gevoetbald werd. Dat jaar werd Racing Brussel onder stamnummer 9012 heropgericht en deelde de nieuwe vereniging zijn thuishaven met CS Watermael en Racing Bosvoorde.

Met die clubs smolt Racing Brussel in 1989 samen nadat het in ’85 het omwille van zijn vele tegengoals beruchte Racing Anderlecht had opgeslorpt. De nieuwe vereniging ging van dan af als RR Brussel door het leven, al klinkt Royal Racing de Bruxelles in Watermaal allicht iets chiquer. De club promoveerde vorig seizoen, na een verblijf van drie jaar in vierde provinciale weer naar derde maar kan amper nog een mens beroeren. Het gemiddelde toeschouwersaantal in het Drie Lindenstadion schommelt rond de vijftig. De tegenstanders van het nieuwe Racing Brussel heten dan ook niet langer, Anderlecht, Daring of Standard maar wel Kosova, Racing Schaarbeek, Ophain, Huizingen , Lot, Rebaix,…

door Stefan Van Loock

Het gemiddeld toeschouwersaantal in een van de mooiste sportstadions van het land schommelt rond de vijftig.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content