Eerste klasse heeft er een Blondel(le) bij: Siebe is de voornaam, in West-Vlaanderen liggen zijn roots, opgeleid werd hij in Nederland. ‘Ik ontdek straks de Belgische eerste klasse.’ Maar eerst ontdekken wij hem.

Na een gezellige babbel op het smalle terras van zijn appartement, waar occasioneel wat auto’s onder ons door reden, vragen we hem of hij weet waar zijn voornaam vandaan komt. Siebe Blondelle kijkt ons lachend aan: “Geen idee waar mijn ouders die gehaald hebben.” Met zijn vriendin vond hij een onderkomen in het centrum van Herzele, aan de poort van de Vlaamse Ardennen. Vanuit deze stek rijdt hij dagelijks naar de Denderstreek. FCV Dender is immers zijn nieuwe werkgever.

Volgens een paar Nederlandse websites is Blondelle geboren in Dendermonde, maar dat blijkt een vergissing. Het accent is onmiskenbaar West-Vlaams. Hij denkt dat de verwarring komt omdat in de periode dat hij naar Vitesse verhuisde ook ene Tim De Meersman voor de Arnhemse club ging voetballen. En die was wél van Dendermonde. Laten we het hierbij gecorrigeerd zien: Blondelle is een echte Bruggeling, met een verleden bij beide Brugse clubs.

Beginnen deed hij zijn voetbalcarrière bij Oedelem, maar op een paaskamp in Sijsele werden hij en zijn broer getransfereerd naar Cercle Brugge. Bij Cercle speelde hij vijf seizoenen, waarna de buren van Club wel wat zagen in de linkspoot. Geen logische overgang voor de meesten, al had hij daar minder problemen mee. Cercle, zegt Blondelle, speelde toen in de tweede klasse en was veel meer dan nu het kleine broertje. Ergens volgde hij zelfs zijn hart, want ook al voetbalde hij voor Cercle, hij was supporter van Club. En dus vond hij het wel “chic” dat hij naar zijn favoriete club kon.

Jeanvion Yulu-Matondo, Tom De Sutter, dat zijn zowat de bekendste jaargenoten. Stijn De Smet kent hij ook. Een paar andere vrienden van toen spelen nu op een lager niveau.

Verhuis

Toen hij voor de -16 van Club voetbalde, zijn tweede seizoen in de kleuren van blauw-zwart, werd hij ‘ontdekt’ door scouts van Vitesse Arnhem. Wij vinden dat raar, op die leeftijd (16) al naar een buitenlandse ploeg gaan, maar hij noemt het “een droom die werkelijkheid werd.” Blondelle: “Ik ben blij dat ik het gedaan heb. Het was geen kwestie van ongelukkig zijn bij Club, of er geen contract mogen tekenen, want dat kon wél. Ik had gewoon het gevoel dat school en voetbal beter afgestemd waren op elkaar in Nederland.” Bovendien was het hem redelijk bekend dat de jeugdopleiding in Nederland beter was dan in België. Hij volgde ook de trend van zijn lichting in de nationale ploeg, waarbij leeftijd geen beletsel vormde om naar Nederland, Frankrijk of zelfs een ander buitenland te trekken. Blondelle: “Ik kwam terecht in Papendal, in het nationale sportcentrum. Daar logeerden veel spelers van Vitesse, we zaten er met twee op een kamer in een soort van sporthotel. Redelijk vrij, al zat je wel afgelegen, het was toch twintig minuten met de bus naar het sta-tion. Ik was ook nog te jong om met de auto te rijden. In die periode had ik veel aan Tim en hij aan mij. Als je tussen die Hollanders komt, moet je van je afbijten.”

Na drie jaar opleiding en zwerven tussen B1 en A1, in een voetbal waar veel meer met de bal werd gedaan en tactisch toch anders werd gewerkt dan in België, veel meer vanuit balbezit, werd hij opgenomen in de A-kern. Blondelle: “Het duurde wel even. Maar voor een verdediger is het misschien wel moeilijker om in Nederland te slagen, dan in België. Ze verwachten er heel veel van flankverdedigers. Je moet mee oprukken, tien tot vijftien voorzetten per wedstrijd kunnen geven, ook inschuiven, dat extra mannetje op het middenveld creëren.”

Hij geeft toe: voetballen is niet zijn sterkste punt. “Ik moet het meer van mijn duelkracht hebben. Ik ben een werker en begin vanuit die kwaliteiten te voetballen.”

Op zijn negentiende speelde hij zijn eerste wedstrijden bij de hoofdmacht van Vitesse. Zijn debuut, tegen Roda JC, herinnert hij zich nog levendig: hij scoorde, maar kreeg ook twee keer geel. Blondelle: “Ik wist niet echt wat me overkwam. De eerste kaart was dom, een trekfout, de tweede niet verdiend. Maar het werd me vergeven, twee weken later speelde ik weer, tegen Sparta.”

Het seizoen erop, in de zomer van 2006, kwam Aad de Mos. Ook die zette Blondelle linksachter. Aanvankelijk liep het nog goed: hij begon ook aan de competitie, op de flank. Maar toen de ploeg wat begon te verliezen, was de trainer niet tevreden over de linkerkant. Eerst verdween de middenvelder, een nieuwe Deense jongen, uit de ploeg, daarna Siebe. Toen zijn kans opnieuw kwam, in Nijmegen, veroorzaakte hij in de laatste minuut een strafschop, waardoor de ploeg opnieuw verloor. Weg kans, weer wachten. Want ook in Nederland geldt: jong of niet, eigen jeugd of niet, wie foutjes maakt, moet de wachtkamer in.

Aad de Mos vond hij zeker geen slechte trainer. Je proefde zijn ervaring, vond hij, al had hij wel wispelturige momenten op training: de ene keer was hij superenthousiast, een andere dag ging hij met iedereen in discussie en durfde hij zijn spelers afkraken. Uitgeleend

Op het einde van dat seizoen kreeg hij te horen dat de speelkansen voor hem het jaar nadien niet groter zouden worden en dat het beter zou zijn mocht hij een jaartje elders gaan voetballen. Op uitleenbasis. Blondelle ging akkoord en werd verhuurd aan promovendus VVV Venlo. Met VVV klopte hij Vitesse twee keer, zowel uit als thuis. Een zoete wraak. Alleen speelde hij minder dan verhoopt. Rare keuzes van trainer André Wetzel, noemt hij het, een middenvelder naar achter schuiven om op die manier zogezegd aanvallender te spelen, dat soort dingen. Blondelle: “Ik vond dat ik op bepaalde momenten meer mijn kans verdiende. In het begin speelde ik nog veel, maar toen de ploeg vervolgens wat begon te verliezen en het vertrouwen minder werd, vloog ik weer uit de ploeg. Met dit verschil: in Venlo heb ik vooral centraal gespeeld.”

VVV knokte een jaar tegen degradatie, uiteindelijk tevergeefs. Blondelle: “We hadden een heel jonge ploeg, de laatste plaats vermijden, die je rechtstreeks zekerheid over degradatie bracht, maakte ons eigenlijk al blij. Alleen konden we het in de nacompetitie ook niet redden. Op cruciale momenten lieten we het liggen. Of ik daardoor harder ben geworden? Misschien wel. Ik durf het nu niet direct zeggen.”

Wat hij wél durft is dit: nog langer zeggen dat hij nog “een talent” is, kan hij niet meer. Blondelle: “Ik ben nu 22, het wordt tijd dat ik ergens sta.”

Dus ging hij deze zomer graag in op de lokroep van Jan Boskamp – voor De Mos kandidaat-trainer bij Vitesse maar vanwege toen nog geen diploma kon dat niet – om naar Denderleeuw te komen, ook al had hij nog een contract van twee jaar in Arnhem. Vitesse wilde hem nóg een jaar uitlenen, maar dat zag hij niet zitten. Dus werd het België. Blondelle: “Tot dusver ben ik redelijk veel in actie gekomen, op mijn favoriete positie. Het moet natuurlijk allemaal nog beginnen, maar mijn gevoel is goed. Boskamp zegt alvast dat hij niet van plan is om naar achter te kruipen en dat ligt me wel. Ik ga het wel allemaal moeten ontdekken.”

door peter t’kint

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content