Sinds juni 2002 loopt hij al in Brussel rond, maar veel kon Clayton Zane nog niet laten zien. Na twee jaar revalidatie lijkt de lijdensweg van de Australiër eindelijk voorbij.

In juni 2002 had Anderlecht net een rotjaar achter de rug, het vertrek van Jan Koller naar Borussia Dortmund de zomer voordien bleek onvoldoende opgevangen. Iets noordelijker op de Europese kaart beleefde Clayton Zane ondertussen bij Lillestrøm een superseizoen. De bonkige spits (27 jaar, 1,93m en 92kg) kroonde zich tot topschutter van de Noorse competitie met 17 goals in 22 matchen en werd er uitgeroepen tot beste speler van 2001. InZanety all over the place ! Voor een slordige twee miljoen euro binnengehaald als de ultieme vervanger van Koller, rustte een zware taak op ’s mans schouders. Amper negen wedstrijden en twee doelpunten ver in het kampioenschap 2002-2003 was het sprookje al over. Zane ondervond hinder aan de linkerknie. “Een kleine ingreep, vertelde men mij”, herinnert de Australiër zich. Uiteindelijk bleef hij acht maanden aan de kant. “Die acht maanden na de eerste operatie waren verschrikkelijk. Ik zat niet gewoon thuis, ik probeerde bijna elke dag mee te doen, maar ik moest altijd afhaken. Het was de eerste maal dat ik een serieuze blessure opliep, dus aanvankelijk dacht ik dat het wel vanzelf zou overgaan.”

Exact een jaar later, in november 2003, maakte Zane zijn rentree in het fanionelftal van Anderlecht. In de bekerwedstrijd tegen Brussels mocht hij starten en scoorde hij meteen tweemaal, een week nadien deed hij mee tegen Bergen en ging het licht weer uit. Zane : “Onder de knieschijf was iets kapot. Ik speelde twee wedstrijden en daarna kwam weer een tendinitis opzetten. Heel vervelend, want je begint aan een training en je voelt weinig, maar hoe langer je op het terrein staat, hoe ondraaglijker de pijn wordt. Ik moest een tweede operatie ondergaan. We probeerden een nieuwe techniek waarbij een stukje van het knieweefsel wordt verwijderd. Nadat dit gegroeid is in een labo, brengen ze het versterkte weefsel opnieuw in de knie aan.

“Ik heb altijd geloofd dat ik zou terugkeren, alleen wist ik niet op welk niveau. Nu ben ik ervan overtuigd dat ik ooit weer mijn beste niveau zal halen. Het hangt natuurlijk van Anderlecht af : rekenen ze nog wel op mij ? Voor hetzelfde geld willen ze tegen volgend seizoen van mij af. Ik heb nog niet gepraat met het bestuur, dat is iets voor het moment waarop ik volledig hersteld ben. Mijn contract loopt nog tot juni 2006, dus ik zit in feite nog voor een jaar goed. Het is beter dat je geblesseerd raakt en nog een lopend contract hebt, dan dat je geblesseerd raakt op een moment dat je contract afloopt. So, it’s not my concern. Mijn eerste zorg is mijn gezondheid. Ik wil eerst weer kunnen voetballen. Natuurlijk merkte ik ook dat de club nieuwe aanvallers kocht, dus maak ik mij niet te veel illusies.”

Sinds augustus vorig jaar werkt Zane een individueel herstelprogramma af : in Leuven wordt hij onder handen genomen door fysiotherapeuten van de universiteit. Fietsen, lopen, zelfs het balletje krijgt nu en dan al eens aandacht. “Weer een beetje balgevoel kweken,” zegt hij. “De ene week gaat het beter dan de andere. Januari was een goede maand, februari is voorlopig weer wat minder. Ik voel weer stijfheid in de knie. Maar de dokters zeggen me dat het wel goed komt. Toch merk ik dat sommige mensen niet meer geloven in mijn comeback. Het houdt mij gemotiveerd : ik wil hun ongelijk bewijzen ! Met de kritiek aan mijn adres leerde ik leven, ik kan er toch weinig aan doen. Ik weet best dat sommige mensen denken dat ik alleen op de club kom om mijn geld te innen. Maar de mensen vergeten dat de clubs verzekerd zijn voor zulke ongevallen als die van mij, zij verliezen vrijwel niets en ik pik zeker geen geld van de club. In dit hele verhaal zijn er geen schuldigen. Ik kan er toch ook niets aan doen dat ik zo ernstig geblesseerd raakte ? Ik zou ook liever gewoon voetballen, hoor ! Ik denk ook dat het erger is dat een speler hier komt spelen met een negatieve attitude, dan dat een speler geblesseerd raakt. Ik ben altijd positief gebleven.”

En dat kan niet van iedereen binnen Anderlecht gezegd worden. Elke week ventileerde er wel iemand zijn onvrede in de kranten. Zane las de commentaren ook. “Anderlecht is een grote club, mate. Toen ik zelf nog meespeelde, circuleerden er ook steeds zulke wilde verhalen, terwijl daar in de kleedkamer niets van te merken viel. Mijn maatje Hannu Tihinen hield mij op de hoogte over de verwikkelingen in de groep en wanneer ik de voorbije maanden de kleedkamers binnenwandelde, merkte ik nooit wat van die zaken die in de kranten verschenen. Ik snapte de kritiek op Hugo Broos niet goed. Hij kwalificeerde de ploeg twee jaar op rij voor de Champions League, dat is toch het belangrijkste?” Over de trainer geen kwaad woord. “Ik was een aankoop van Aimé Anthuenis, dus toen die vertrok, slikte ik wel even. Maar Broos was een correcte man, I liked him. Hij informeerde geregeld hoe het met me was en leek oprecht bezorgd. Dat ik met de rest van de groep weinig contact had, vind ik maar normaal. Zo gaat dat in de sportwereld, je kan niet te veel inzitten met anderen, je moet je concentreren op je eigen prestaties.”

Misschien is het zelfs een geluk bij een ongeluk dat Clayton Zane zo ernstig geblesseerd raakte. Die eerste maanden vond hij immers maar moeilijk zijn draai in de ploeg. Hier en daar viel al gemor te horen. Door zijn langdurige revalidatie wordt Zane tegenwoordig bestempeld als ‘een ongelukkige transfer’. Klinkt toch beter dan een ‘slechte transfer’, niet ? De Australiër reageert laconiek : “Had ik slecht gepresteerd, dan zou ik zeker kritiek gekregen hebben van de supporters, maar die krijg ik nu ook omdat ik zo lang geblesseerd ben. Het is trouwens niet zo dat de supporters mij binnen tien jaar op straat zullen aanklampen om te zeggen wat voor slechte speler ik was. (D roog.) Want dan zit ik al lang terug in Australië, op één of ander strand. ( Pauzeert.) Als ik slecht speel in een club, doet die mij van de hand en probeer ik opnieuw bij een andere club. Zo simpel is dat. Het gebeurt zo vaak.” Hoe nuchter Clacka ook mag overkomen, twee jaar geen gras ruiken knaagt wel degelijk. “De mensen vragen mij wanneer ik terugkeer. Ik kan daar simpelweg niet op antwoorden. Ik zit nu al bijna twee jaar aan de kant, dan ga je twijfelen. Aan psychologen heb ik echter geen boodschap. Indertijd moesten we met het olympische team van Aus -tralië op consultatie, ik heb dat altijd bullshit gevonden !

You know, tekenen voor Anderlecht was het hoogtepunt in mijn carrière. Een buitenlander weet dat als je goed speelt in Anderlecht, alles kan gebeuren. Als dan zo’n kans van je wordt afgenomen, is dat zeer vervelend. Het stoort mij dat ik hier misschien moet vertrekken met het gevoel dat ik deze kans verknalde… Ik wilde deel uitmaken van de clubgeschiedenis. Als de club het nog ziet zitten met mij, dan wil ik volgend seizoen zeker nog een poging wagen om daar alsnog in te slagen. Dit seizoen hoop ik enkel nog wat wedstrijden met de reserven te kunnen spelen. Binnen twee weken pik ik aan bij de groep. We zien wel…”

door Matthias Stockmans

‘Aan psychologen heb ik geen boodschap, ik vind dat bullshit.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content