Twee van de drie Portugese sportbladen hadden een reporter uitgestuurd naar de eerste training van Jorge Costa bij Standard. Want Costa is in Portugal een levende legende. Een portret.

J orge Paulo Costa Almeida wordt op 14 oktober 1971 geboren in Porto. Hij is de jongste zoon van een lifttechnicus en stamt uit een gezin met vijf kinderen (drie zusters, één broer). Wanneer hij zich als kind aansluit bij de lokale voetbalvereniging Futebol Club da Foz, wordt hij meteen als centrale verdediger geposteerd. Een keuze – van zichzelf en van zijn trainers – waar zijn atypisch Portugese postuur niet vreemd aan is. Van jongs af aan beschikt hij over een kloek gabariet, op volwassen leeftijd is hij uitgegroeid tot een kolos van 1m88 en 86 kg.

Op veertienjarige leeftijd al geniet de jonge Costa de belangstelling van diverse clubs uit de regio. Hij opteert voor FC Porto. De club straalt in die époque nog niet de internationale allure van nu uit. Zeven kampioenstitels staan er op dat ogenblik op de teller, maar wel stoomt FC Porto zich net in die periode klaar om de traditionele rivalen uit Lissabon (Benfica en Sporting) naar de kroon te steken. Twee jaar later zal FC Porto trouwens onder de hoede van Arthur Jorge de Europese Beker voor Landskampioenen veroveren.

Op het einde van het seizoen 1989/90 wordt Jorge Costa aan de A-kern toegevoegd. Daar loopt dan ook een zekere Stéphane Demol rond. Toch breekt Costa niet meteen door. FC Porto leent hem eerst uit aan Penafiel. Bij die club debuteert hij op 18 augustus 1990 en op negentienjarige leeftijd in de Portugese eerste klasse : een wedstrijd tegen, uitgerekend, FC Porto. Daarna gunt trainer Joaquin Teixeira de jonge Costa ruim speelkansen. Dat seizoen neemt hij aan 23 wedstrijden deel en scoort hij twee keer. Maar vooral kaapt Costa zijn eerste prijs weg : hij wordt wereldkampioen met de door Carlos Quieróz gecoachte mintwintigjarigen. Costa behoort tot de fameuze generatie van Meninos de ouro, de ‘gouden jongens’.

Vrijwillige owngoal

Porto – met Costa – eindigt in het volgende seizoen tweede achter Benfica. Waarop de club besluit Costa opnieuw uit te lenen. Hij wordt naar het verre Madeira gezonden om er de kleuren van Marítimo te verdedigen. Wanneer hij in de match tegen FC Porto een owndoelpunt maakt, leert hij de gemene kant van het voetbal kennen. Men beschuldigt Costa ervan bewust tegen eigen kamp te hebben gescoord. Het incident de parcours kan zijn opmars niet stuiten. Dat seizoen speelt Costa 31 competitiewedstrijden en keert definitief naar FC Porto terug.

Een stamplaats dwingt hij daar niet meteen af. Costa neemt in de campagne 1992/93 slechts aan negen wedstrijden deel van FC Porto, dat onder de Braziliaanse coach Carlos Alberto Silva de landstitel pakt. Maar voor Costa raken de zaken in een stroomversnelling wanneer hij op 11 november 1992 voor het eerst wordt opgenomen in de nationale ploeg : de eerste van zijn vijftig selecties. De interland gaat tegen Bulgarije en de bondscoach die zoveel vertrouwen in Costa stelt dat hij hem rekruteert terwijl hij geen titularis is bij zijn eigen club, is een oude bekende : Carlos Queiróz.

Maar het is ook in de schoot van de nationale ploeg dat Jorge Costa de eerste grote tegenslag van zijn carrière moet verwerken. Op 28 april 1993 valt hij in de match tegen Schotland na 23 minuten uit met een zware knieblessure. Een gescheurde kruisband houdt Costa weg van de winst die FC Porto boekt in de finale van de beker van Portugal. Later zakt hij nog twee keer door zijn knie. Eerst in april 1996, als de kruisband van de andere knie het begeeft in een bekermatch tegen Sporting. En vervolgens, vijftien maanden later, tijdens een stage in Zwitserland. Voor de derde keer moet Costa onder het mes. Die dag denkt hij er ernstig over na een punt te zetten achter zijn carrière. Maar hij herpakt zich en keert nogmaals terug. Sindsdien vallen hem geen zware letsels meer te beurt.

Tussen die operaties en revalidaties door participeert Jorge Costa wel aan het EK 96. De grootste successen verzamelt hij echter bij zijn club, die in het seizoen 1994/95 begint aan een rij van vijf opeenvolgende landstitels en die ook in de Champions League geregeld hoge ogen gooit. In 1996/97 lijkt FC Porto vertrokken voor de verovering van Europa. Het wint bijna allemaal zijn wedstrijden in de poule. Onder meer klopt het AC Milan in eigen huis met 2-3 en twee doelpunten van Jardel. In die match breekt Costa de vinger van George Weah. Vrijwillig ? De beelden brengen niet echt uitsluitsel. Hoe dan ook, bij de terugwedstrijd neemt de Liberische aanvaller weerwraak in de spelerstunnel. Met een bebloed gezicht en een gebroken neus biedt de Portugese verdediger zich aan op de persconferentie, en legt klacht neer tegen Weah, die nochtans de Fair Play-prijs van de FIFA heeft ontvangen. Vanwege de ontwijkende manoeuvres van Weah loopt die gerechtelijke procedure nog altijd. Te zijner verdediging voert Weah aan dat hij reageerde op de racistische scheldwoorden van Costa. Alle getuigenissen pleiten evenwel in het voordeel van de Portugees. Hij liet zich eerder nooit op dergelijke praktijken betrappen en bovendien heeft hij zelf een donkere huidskleur.

Varkensvlees

In zijn eigen club verwerft Jorge Costa in de loop van de jaren het statuut van held. In het seizoen 1996/97 scoort hij vier keer in de competitie en nadat de legendarische rechterverdediger João Pinto (407 wedstrijden in de eerste klasse met FC Porto) na vijftien jaar een streep onder zijn loopbaan heeft getrokken, verkiezen de spelers Costa tot hun nieuwe kapitein. Het team kent nog twee mooie seizoenen met eerst de dubbel, titel-beker (1997/98), en nadien de vijfde opeenvolgende kampioenstitel (1998/99). Dan volgt een lichte terugval : FC Porto moet met twee keer de beker van Portugal genoegen nemen, omdat in het kampioenschap Sporting en zelfs de kleine buur Boavista domineren. Tussendoor haalt de Portugese nationale ploeg de halve finale van Euro 2000. Daarin sneuvelt het tegen Frankrijk, na een bijzonder incidentrijke match, waaraan Abel Xavier en Nuno Gomes een langdurige schorsing overhouden, Figo miraculeus aan een zware sanctie ontsnapt en Costa als een van de weinige Portugezen het hoofd koel houdt.

In het seizoen 2001/02 realiseert FC Porto een opmerkelijke comeback. In zijn coachkeuze geeft de club het vertrouwen aan oud-speler Octávio Machado. Een van de eerste daden van de nieuwe trainer is de vervanging van Costa tijdens een competitiematch. Die gooit razend zijn aanvoerdersband op de grond. Costa wordt uit het elftal verwijderd en verbannen naar Charlton. “Ik had nog liever mijn twee knieën gebroken”, verklaart een totaal teleurgestelde Costa.

In Engeland krijgt de Portugees nochtans veel waardering voor zijn vechtlust en zijn loyaliteit. Hij speelt 24 wedstrijden en wordt geselecteerd voor het WK 2002. Het avontuur in Japan/Zuid-Korea loopt voor de Portugezen slecht af. Ze worden al in de eerste ronde uitgeschakeld, onder meer een gevolg van de vergiftigde sfeer in de groep. Eén speler ( Kenedy) wordt van het WK uitgesloten wegens dopinggebruik en nog andere spelers ontsnappen niet aan ernstige verdachtmakingen. Onder meer Costa en SérgioConceição, bij wie een gehalte aan nandrolon wordt vastgesteld dat dicht tegen de verbodslimiet aanleunt. Later blijkt dat de spelersgroep kort voor de dopingcontrole varkensvlees met melk heeft gegeten en dat die schotel de natuurlijke productie van nandrolon bevordert. Maar dan is het kwaad al geschied : een getergde Conceiçao besluit om zich terug te trekken uit de nationale ploeg.

Na een ontgoochelend seizoen heeft Porto intussen Machado op de keien gezet. In zijn plaats komt een jonge coach die een paar jaar eerder bij de club had samengewerkt met Bobby Robson en over wie veel wordt gepraat maar die nog niets heeft gewonnen. Zijn naam : José Mourinho.

Europese hoogbloei

Mourinho eist de onmiddellijke terugkeer van Jorge Costa. Als de spelersgroep moet stemmen om een kapitein aan te duiden, zet Vitor Baía zich recht in de kleedkamer en kondigt aan : ‘Ik stem voor Jorge !’ Een keuze waarbij de meeste spelers zich aansluiten. Omdat hij weet dat Costa sporen van fysieke slijtage draagt, gunt Mourinho zijn centrale verdediger een aangepast, licht trainingsprogramma.

Een periode van hoogbloei breekt aan voor FC Porto. Het haalt opnieuw de Portugese landstitel binnen, en pakt op de koop toe de UEFA-cup en het seizoen nadien zelfs de Champions League en de Intercontinental Cup. Het team vormt in die jaren een hecht blok, waarop tal van andere topteams de tanden stukbijten. Veel spelers zijn bij FC Porto zelf gevormd en routiniers als Baía en Costa waken over de discipline en de goede sfeer.

De Europese successen leveren de club veel geld op, maar FC Porto moet er ook een prijs voor betalen. De ploeg wordt via transfers kaal geplukt. Het voorbije seizoen verslijt de club drie trainers en belandt slechts bij mirakel op de tweede plaats in de Portugese competitie. Dit seizoen probeert de Nederlander Co Adriaanse de ploeg weer op het rechte spoor te trekken. Hij beslist meteen dat hij alleen nog in noodgevallen een beroep zal doen op Jorge Costa. Bij Standard wil de 34-jarige Costa het ongelijk van de Nederlander aantonen. En bewijzen dat hij wel een veteraan is, maar nog niet versleten.

PATRICE SINTZEN

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content