‘Toen ik vorig seizoen na de winst tegen Standard door de regionale televisie werd geïnterviewd, stond er: ‘Bart Tommelein, supporter KV Oostende’. Dat vond ik heel mooi.’ Gesprek met de Staatssecretaris voor Bestrijding van de sociale fraude, Privacy en Noordzee.

‘Hier zit ik niet graag’, zegt Bart Tommelein (53), terwijl hij naar de ruiten van het businessgebouw wijst. ‘Een voetbalmatch volgen achter glas… (zucht) Niet authentiek. Als ik met onze burgemeester, Johan Vande Lanotte, word uitgenodigd, dan zeg ik altijd: ‘Blijf maar zitten, ik ga buiten kijken.”

Voor hem ligt het boekje van Ronny Peuteman, die in februari 1995 de KVO Story schreef. De ondertitel, Het perfecte samenspel tussen twee koppige karakters, verwijst naar de moeilijke relatie tussen AS Oostende en VG Oostende, de clubs die de stad jarenlang verdeelden. ‘VG Oostende, dat waren de liberalen, mijn vader had meer sympathie voor den As. (wijst naar een foto) Freddy Qvick! Mijn oude turnleraar in het college, die nog altijd in de straat achter het stadion woont.’ Qvick, éminence grise van het Oostendse voetbal, debuteerde op zestienjarige leeftijd (1957) in het eerste elftal van AS Oostende en was tot 1970 de draaischijf op het middenveld. ‘Freddy heb ik nooit zien spelen. Vroeger was het niet de gewoonte om als manneke van zes, zeven jaar naar het voetbal te gaan.’

Tommelein bladert verder, naar het seizoen 1971/72. ‘Jan Simoen, de topschutter, jeugdproduct van de club. (verrast) Trainer: Richard Orlans. Zou dat de vader van Patrick, onze commercieel directeur, zijn?’ Jawel. ‘En hier, René Menu, de voorzitter. Hij zit nog altijd op het stoeltje waar hij dertig jaar geleden zat. Walter Butseraen en vooral de doelman, Dirk Wittevrongel, herinner ik me ook nog.’

Wittevrongel, de Blankenbergenaar die zowel voor AS, VG én (vanaf 1981) KV Oostende speelde, en midden de jaren zeventig elke vrijdagavond door trainer Norberto Höfling onder handen werd genomen op het kleine grasveldje achter de hoofdtribune, waar later Club 31 werd gebouwd. Een donker gat, verlicht door koplampen van geparkeerde wagens. Voetbalromantiek.

‘Ik was een jaar of tien toen ik voor het eerst naar het voetbal, toen nog op zondagnamiddag, ging.’ Een vast ritueel. ‘Kip met kroketten, waarna vader zei: ‘Ik ga de kleinen meepakken naar den As.’ We stonden in de staantribune achter het doel, waar nu de spionkop zit, ik met mijn groen-rood sjaaltje zelfs helemaal vooraan tegen het hek.’

Er passeren nog namen. Jan David, Hans Aabech, Lars Wallaeys – 22 dienstjaren bij KV Oostende, recordhouder met meer dan 320 wedstrijden – en Carl Boenders. ‘Een oude schoolkameraad, die in de jaren tachtig in het eerste elftal speelde, maar na een fietsongeval op de zeedijk in een rolstoel zit.’

GEEN TALENT

Hij heeft zelf nog gevoetbald. Bij Hermes Oostende, op het Mispelplein, waar ook Brecht Capon zijn eerste voetbalschoenen aanbond. ‘Linksback, een positie waar ze meestal het spelertje zetten dat het minst goed kon voetballen. Ik voetbalde graag, maar had geen talent. (lacht) Niet snel, maar redelijk kloek en groot, waardoor ze toch moeite hadden om mij te passeren. Op mijn achttien, negentien jaar ben ik gestopt. In die periode ging ik ook minder naar KVO, maar ik bleef de club volgen. Op Teletekst, of op de radio, elke zondagavond om kwart voor zes: de nationale voetbaluitslagen!’

Werken, legerdienst en opnieuw studeren (toegepaste communicatie in Gent), waarna het voetbal midden de jaren tachtig opnieuw zijn pad kruiste. ‘Toen ik, net afgestudeerd, als publiciteitscoördinator bij het Media Center begon te werken, had mijn baas – Jean-Pierre Cobbaert – met KV Oostende afgesproken dat hij publiciteit zou werven. Ik moest sponsors zoeken. Niet vanzelfsprekend, want de club zat in derde klasse. Ik kreeg van de lokale handelaars telkens dezelfde vraag: ‘Wat brengt mij dat op?’ Moeilijk…’

Hij wijst naar enkele borden rond het terrein. ‘Verzekeringen Fernand Finaut, dat is nog van die periode. In die tijd hingen hier geen borden van McDonald’s of Maes Pils, alleen van kleine zelfstandigen.’

Buiten waait het stevig. Bladeren dwarrelen op de grasmat, het stadion maakt een troosteloze indruk. ‘Zoals vroeger. Ik heb hier nog matchen gezien voor 300 toeschouwers.’ De donkere jaren, toen de fusieclub na drie seizoenen op het hoogste niveau in 2001 naar derde klasse was afgegleden. ‘Derde, tweede of eerste klasse, dat maakte niets uit. Ik ben een voetballiefhebber. Als ik ergens kom, dan weet ik meestal in welke reeks de ploeg van die gemeente speelt. Olsa Brakel, derde klasse. Of Zwarte Leeuw Rijkevorsel, een club die ik om de een of andere reden altijd heb gevolgd: vierde.’

WINNEN OP ANDERLECHT

Tommelein houdt halt bij een eerste hoogtepunt: lente 2004, toen trainer Gilbert Bodart de club in zijn eerste seizoen in tweede klasse naar de eindronde loodste. ‘We waren kansloos, maar omdat leider KSV Roeselare op de laatste speeldag in eigen huis totaal onverwacht van Geel verloor, promoveerden we alsnog. Eindelijk opnieuw in eerste klasse, maar we zijn wel meteen gezakt.’ (lacht)

En toch werd het een seizoen met bijzondere herinneringen. ‘Als kersvers parlementslid werd ik door Alain Courtois, collega van de MR, voor de match op Anderlecht uitgenodigd. Ik zie me nog zitten, tussen het bestuur van Anderlecht. 0-1, doelpunt van Marco Nijs! Die match heeft Anderlecht de titel gekost, want op het einde van de rit had Club Brugge drie punten meer.’

Het was de laatste titel voor Club, dat KVO een paar weken voor de match in het Constant Vanden Stockstadion met 7-3 had weggeveegd. ‘Ik was er toen ook. Achter mij zaten hevige supporters, die constant aan het roepen waren. ‘Geef hem een kaart. Rood!’ Ik draaide me om en zei: ‘Binnen een paar weken spelen we op Anderlecht en kunnen we voor jullie punten pakken.’ Ik had ze na de 0-1 in Anderlecht graag nog eens teruggezien.’

Hij hééft sympathie voor blauw-zwart, bekent hij. ‘Veel Europese matchen en topwedstrijden gezien. Bart Verhaeghe zei het onlangs nog voor de match: ‘Een moeilijke dag voor jou, zeker?’ Toen we vroeger met KVO naar het Jan Breydelstadion gingen, verwachtten we niets. Dit jaar zat ik voor de eerste keer met een totaal ander gevoel in de tribune: we kunnen hier een punt pakken. Maar ja, lichte fout, strafschop, onterechte rode kaart…

‘Ik kan de bladzijde heel snel omdraaien. Ik leef intens mee, maar als de match voorbij is, dan denk ik meteen aan de volgende. Mocht elke tegenslag blijven hangen, dan zou ik deze job nooit kunnen doen. Optimisme is een morele verplichting. Het glas is altijd halfvol, al had ik het na de match in Brugge toch moeilijker. We verdienden meer. Maar de scheidsrechter uitschelden, dat zal ik nooit doen. Alles wat verkeerd loopt, is tegenwoordig de schuld van de scheidsrechter. Daar doe ik niet aan mee. Als politicus weet ik wat het is om de pispaal te zijn.’ (lacht)

Tommelein komt bij zijn sportieve dieptepunt, eind mei 2013, toen bekend raakte dat voorzitter Yves Lejaeghere een akkoord had met Patrick Decuyper, die het stamnummer 31 naar Antwerpen wilde verhuizen. ‘Ik zat net achter Koning Albert II, die een bezoek bracht aan ‘Oostende Voor Anker’. Een klap. Hoe kan je dat nu doen? Met een contract dat op een bierviltje is gemaakt…’

Totaal onverwacht, na een seizoen waarin de club de titel in tweede nationale pakte en de kwartfinale van de beker van België tegen Cercle had gespeeld. Een anekdote. ‘We verloren met 2-1 in Brugge, op de dag van de terugwedstrijd lag de grasmat van het Albertpark onder een dik sneeuwtapijt. Toen de club een oproep deed naar de supporters om sneeuw te ruimen stond ik ’s morgens om halfzeven met een schop in de hand aan het stadion. Min zeven graden! (blaast) Ik was fractievoorzitter, maar die match móést gespeeld worden, want we waren in vorm.’ ’s Avonds verloor KV Oostende met 1-2…

CONCENTRATIE!

Van de hel naar de hemel. Geen drie maanden na de overnamepoging van Decuyper werd Marc Coucke hoofdaandeelhouder en was KVO 2.0 geboren. ‘Ik kende Marc nog van in de tijd dat we nog in derde speelden en hij met een sjaaltje rond de nek in de tribune zat. Hij heeft de club gered. En: ik wist dat dit een succesverhaal zou worden.’

KV Oostende werd, zo zag ook Tommelein, een sexy clubje, waar zelfs wordt gevierd als er niets te vieren valt. Zoals vorig seizoen, na de 1-7-vernedering door KV Kortrijk. ‘En toch werd er tot een gat in de nacht gefeest. Muziek, optredens van Sergio… Voor mij hoeft dat niet, maar als de mensen zich amuseren, waarom niet? Het is ruimer dan alleen maar Oostende.’

Hij ziet parallellen met zijn politieke carrière. ‘De vissen in de zee kunnen niet voor mij stemmen, zodat ik ook kiezers in het binnenland moet halen. Ik heb heel wat vrienden die hun abonnement op Club niet meer willen verlengen. ‘Waarom zouden we niet naar KV Oostende gaan?’ Zo’n sfeer vind je nergens.

‘Ik zie de meeste thuiswedstrijden en probeer de verplaatsingen naar de andere West-Vlaamse ploegen te maken. Als ik er niet ben, dan word ik met sms’jes door mijn schoonbroer op de hoogte gehouden. ‘Ze spelen goed.’ Of: ‘1-0!’ Hij is héél fanatiek. Als mijn zus een reis wil boeken, dan moet ze eerst de kalender raadplegen.’

Bart Tommelein schetst zijn ideale voetbalavond. ‘Ik kom het liefst gewoon naar een match. Om kwart voor acht in het stadion, rustig mijn plaatsje zoeken en naar de match kijken. Geconcentreerd, ik word niet graag constant lastiggevallen. Mijn echtgenote gaat ook mee – ze ziet graag voetbal -, maar ze weet dat ze mij met rust moet laten. Na de match een pintje met de vrienden in de Club 31 achter de hoofdtribune, waar ik vroeger ook altijd zat. Of naar het businessgebouw, met collega’s: Filip Antheunis van Lokeren, Hilde Vautmans (STVV), Guy Vanhengel (Anderlecht), Mercedes Van Volcem (Club Brugge)…’

Hij leeft intens mee, de driekleurige sjaal rond de nek geknoopt. ‘Ik durf wel eens recht te springen, maar ik kan me meestal goed beheersen.’ Tenzij dan die ene keer, toen Vincent Mannaert in een interview met dit blad KV Oostende ‘een artificiële club’ noemde. ‘Een heel ongelukkige uitspraak. We hébben veel aan Marc Coucke te danken, maar er zijn hier een pak mensen die met hart en ziel aan de club verbonden zijn.’

En, benadrukt hij: ‘De supporters dragen Marc op handen. Je ziet dat hij zich amuseert, maar hij kan het voetbal ook relativeren. Ludiek op Twitter ook, zoals voor de wedstrijd AA Gent-Charleroi. ‘Als Gent niet wint, een dubbele portie wortelen voor de zebra’s in Pairi Daiza vanavond.” (lacht)

EEN ZAKKENVULLER

Hij had een goed voorgevoel toen het seizoen begon. ‘Ik weet nog dat ik na de eerste match, tegen KV Mechelen, zei: ‘Amai, dit is echt een goede ploeg.’ En je zag bepaalde spelers elke week beter worden. Het openingsdoelpunt tegen Oud-Heverlee Leuven, de laatste thuiswedstrijd, vond ik heel mooi: Cyriac, de topschutter, die alleen voor de doelman kwam, maar de bal breed legde tot bij Kevin Vandendriessche… Dat typeert deze ploeg, jongens die elkaar iets gunnen en voor elkaar willen vechten. Daar heeft Yves Vanderhaeghe zeker een grote verdienste in, al heb ik ook veel respect voor FredjeVanderbiest, die KVO uiteindelijk weer naar eerste heeft gebracht.’

KV Oostende: bescheiden en tegelijk ambitieus. Nooit schreeuwerig, sympathieke herfstkampioen. ‘Vlamingen houden van underdogs. Beveren, met Jean-Marie Pfaff, KV Mechelen onder Aad de Mos, vorig jaar AA Gent… Sympathieke kampioenen, maar dat blijft niet duren, heb ik zelf ook vastgesteld. Wie zijn eerste stappen in de politiek zet, wordt door de mensen een toffe gevonden. ‘Dat is iemand die het goed meent.’ Maar de dag dat je wordt verkozen en in de gemeenteraad of het parlement zit, ben je plots een zakkenvuller.’ (lacht)

Genieten zo lang het kan, de mooie momenten koesteren. ‘Voor het zelfbeeld van de Oostendenaar is het succes van de club belangrijk. Voetbal brengt de mensen bij elkaar en zorgt voor een gevoel van trots. Het blijft misschien niet duren, maar toch: KV Oostende in Europa, stel je voor…’

DOOR CHRIS TETAERT – FOTO’S BELGAIMAGE – CHRISTOPHE KETELS

‘Ik voetbalde graag, maar had geen talent. Linksback, een positie waar ze meestal het spelertje zetten dat het minst goed kon voetballen.’ BART TOMMELEIN

‘Alles wat verkeerd loopt, is de schuld van de scheidsrechter. Daar doe ik niet aan mee. Als politicus weet ik wat het is om de pispaal te zijn.’ BART TOMMELEIN

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content