Volgend weekend is het een jaar geleden dat Standardspeler Axel Witsel het rechter kuit- en scheenbeen van Anderlechtverdediger Marcin Wasilewski brak. Nooit zou voetbal nog hetzelfde zijn, toch? ‘Als we een mentaliteitsverandering willen, zullen we bij de jeugd moeten beginnen.’

ethiekde; v geheel van morele principes

moreelbn gegrond op het innerlijk gevoel van goed en kwaad: ergens ~ toe verplicht zijn

principe het; o -s overtuiging die aan iemands handelen ten grondslag ligt; beginsel, grondbeginsel, -regel: in ~ op zichzelf

Het ligt niet in het zelfzuchtige voetbalwereldje besloten om zich veel aan normen en waarden gelegen te laten, maar amper waren de kruitdampen boven het Constant Vanden Stockslagveld opgetrokken of daar weerklonk uit de mond van Anderlechtmanager Herman Van Holsbeeck de roep om meer ethiek in de voetbalsport. Zijn oproep kreeg veel bijval.

’s Anderendaags diende Ignaas Devisch, professor filosofie en medische- en sportfilosofie aan de Arteveldehogeschool en de Universiteit Gent, hem al van repliek. “Roepen om meer ethiek klinkt altijd mooi, maar is zinloos indien je de aandacht ervoor niet structureel inbouwt”, schreef hij in een opiniestuk namens de vzw De Maakbare Mens.

Twaalf maanden later is zijn scepsis niet geweken. “Ten gronde is er niets veranderd”, aldus de Gentse professor. “Ik zie nog altijd overtredingen van een even grote brutaliteit. Dat is niet eigen aan onze tijd: het is er altijd geweest. Voetbal blijft een sport op het randje. Ethiek wordt vaak gebruikt als het goed uitkomt, maar even snel verdwijnt het weer. Sport blijft gericht op winnen, op de beste zijn, en vaak botst dat met het goede. Sport en ethiek gaan pas samen als het beste het goede kan gebruiken. Als de winst kan worden behaald door minder met ethiek bezig te zijn, zal men het niet laten.”

Devisch besloot zijn opiniestuk met de woorden: “Sportethiek gaat finaal om de vraag welke sport we wenselijk achten, welke waarden en normen we daarin weerspiegeld willen zien en hoe we denken deze ook af te dwingen.”

Statuten in de maak

Over welke structurele aandacht voor ethiek de KBVB inbouwde, kunnen we kort zijn: geen. Ze dronken een glas, plasten een plas en alles bleef zoals het was. Sportso-cioloog Bart Vanreusel waarschuwde naar aanleiding van de aanslag van Axel Witsel op Marcin Wasilewski voor de banalisering van geweld in het voetbal. Hij formuleerde toen vier vragen: neemt het aantal agressieve incidenten systematisch toe? Is er een toename alleen in het profvoetbal of ook in de lagere afdelingen, tot in het jeugdvoetbal toe? Is er een grotere tolerantie tegenover agressie op een voetbalveld? En, ten slotte, wordt agressie getolereerd of zelfs aangemoedigd in de opleiding en op training?

“De voetbalbond zou op deze vier vragen onmiddellijk een antwoord moeten kunnen geven”, concludeerde hij in Sport/Voetbalmagazine. “Als zij dat niet kan, is zij geen eigentijdse organisatie. Een modern geleide organisatie moet zichzelf kunnen monitoren, vooral op haar zwakke punten.”

Bondsvoorzitter François De Keersmaecker was niet beschikbaar voor een reactie, maar duidelijk is dat de KBVB het incident niet heeft aangegrepen om zichzelf kritisch tegen het licht te houden en maatregelen te overwegen tegen de agressie.

Bij de Pro League kwam er wel iets in beweging. Op 9 oktober 2009 keurde haar raad van bestuur een ethische code goed. Die zat al in de pijplijn sinds het omkoop- en gokschandaal rond de Chinees Zheyun Ye. Onder meer op vraag van toenmalig RC Genkvoorzitter Jos Vaessen werd toen de intentie uitgesproken om een ethische commissie op te richten. Het bleef bij woorden. Pas toen Witsel het been van Wasilewski brak in een vijandige sfeer die mee was gecreëerd door hun clubbesturen (onder meer nadat Standard zonder goedkeuring van Anderlecht Jelle Van Damme had benaderd), werd er werk gemaakt van een ethische commissie en een ethische code. Het doel ervan, zo staat in de code, is “het verbeteren van de beeldvorming ten aanzien van het profvoetbal en het tegengaan van onbehoorlijk gedrag van officials”.

Vastgelegd werd dat de commissie minstens vijf leden zou tellen, waarvan minstens één jurist. Het werden er uiteindelijk zeven, van wie één zich ondertussen al terugtrok. Naar de bestaansreden van de commissie is het vooralsnog gissen. “Ik weet het ook niet zo goed”, zegt commissielid Paul Van Himst. “We hebben wel eens vergaderd, maar dat is maanden geleden.”

Voorzitter van de commissie is oud-scheidsrechter Alex Ponnet. “Een advocaat is momenteel bezig statuten voor ons uit te werken”, legt hij uit. “In de loop van de komende maanden moet dit in orde zijn. Zonder statuten kunnen wij geen beslissingen nemen. Stel dat we nu een zaak beginnen en de tegenpartij gaat naar de rechtbank, dan staan we machteloos.”

Machteloze schaamlap

Het enige dossier dat de ethische commissie al te behandelen kreeg, was een klacht van Sporting Charleroi tegen Cercle Brugge over de manier van ontvangst ter gelegenheid van hun competitieduel op 24 februari 2010 in het Jan Breydelstadion. Cercle organiseerde toen geen receptie met de bestuursdelegaties van beide ploegen naar aanleiding van de gebeurtenissen en de ontvangst na de heenwedstrijd op 12 september 2009. De ethische commissie achtte het niet nodig beide clubs te horen omdat “het regelen van de wijze van ontvangst van de bestuursleden van bezoekende ploegen tot de bevoegdheid van de raad van bestuur van de Pro League behoort”.

“Wij durfden niet verder te gaan in die zaak”, geeft Ponnet toe. “Beide clubs hebben hun geschil opgelost met een gentlemen’s agreement.”

Van zodra ze statuten heeft, wordt het spannend om te zien of de commissie ook op eigen initiatief zal optreden. Ludwig Sneyers, directeur-generaal van de Pro League, vergelijkt haar met een rechtbank en rechtbanken, zo zegt hij, treden pas op wanneer ze worden gevat. “Vergeet niet, deze mensen zijn amateurs en hebben nog een beroep”, merkt ook Ponnet op. Maar in de code lezen we: “De Ethische Commissie heeft ook zelf de bevoegdheid om een procedure op te starten wanneer één van haar leden een inbreuk op de Ethische Code vaststelt.” Sneyers: “We willen dat de commissie een proactieve rol gaat spelen en meer initiatief gaat nemen. In september komen we weer samen en dan zullen we het in die zin anders gaan invullen.”

In afwachting zit commissievoorzitter Ponnet met gemengde gevoelens. “Ik had gedacht dat we meer macht zouden hebben, maar in België aanvaardt men niet zo gauw een beslissing. Als er een zaak tot bij ons komt, zullen we eraan werken, maar we zullen geen mensen bestraffen: dat komt het sportcomité van de KBVB toe. Wij zullen enkel een advies geven, in de vorm van een waarschuwing dat er een grens is overschreden. Bijvoorbeeld wanneer iemand een scheidsrechter heeft beledigd. Dat komt dan natuurlijk in de pers. De negatieve publiciteit die dat de betrokkene oplevert, is ons wapen.”

Hoe zwaar zo’n publieke veroordeling door de ethische commissie zal wegen, is nog niet duidelijk. Haar autoriteit zal er wel van afhangen. Voorlopig is de commissie niet meer dan een schaamlap die moet wijken voor de zogenaamd belangrijkere dossiers, zoals de onderhandelingen over een nieuw tv-contract. “De ethische commissie moet nieuw leven worden ingeblazen”, besluit Sneyers veelzeggend, tien maanden na haar oprichting. “Op dit moment is ze nog niet echt een ethische commissie.”

Dubbele moraal

Toen Réginald Goreux enkele weken na zijn ploegmaat Witsel de studs van zijn rechterschoen in het onderbeen van STVV-speler Wim Mennes plantte, gaf de Standardspeler blijk van een onvermoede creativiteit in het vinden van een excuus. “Er zat plots een enkel onder mijn voet”, zei hij zonder te verpinken. Daarmee, zo schreef Ignaas Devisch toen in een nieuw opiniestuk, knipte hij de band tussen zijn daad en de feiten door. Maar nog interessanter vond hij de vaststelling dat een maatschappelijke reactie dit keer zo goed als uitbleef. Daarvoor kon hij maar één verklaring bedenken: “Doordat de gevolgen niet zo erg zijn (Mennes kon gewoon verder voetballen, nvdr), vinden we dat het allemaal nog wel door de beugel kan.”

“Ten gronde is er niets veranderd, alleen is de gevoeligheid voor dergelijke brutaliteiten wat toegenomen”, constateert de filosoof nu bijna een jaar later. “Men is net iets sneller in zijn veroordeling. Dat geldt voor zowel de scheidsrechters als het publiek. Ik zie ook spelers sneller op elkaar afstappen om op de brutaliteit van een actie te wijzen. De vraag is: hoelang zal dit duren? Zal het ook dit seizoen nog leven? Of zullen de economische belangen het snel weer overnemen? Ik volg het met argusogen.”

Zijn argwaan wordt gevoed door een andere tendens die hij vorig seizoen waarnam. “Van zodra de scheidsrechters strenger optreden, ontstaat er snel weer contestatie omdat ze té streng zouden zijn en de match zogezegd kapot fluiten. Het is opvallend hoeveel meer dan in andere sporten voetballers, trainers en bestuursleden de arbitrage publiekelijk aanvallen. Dat contesteren lijkt toch eigen te zijn aan het voetbal.”

Met als kwalijk gevolg een dubbele moraal. Devisch: “Elke trainer wil dat de brutaliteiten van de tegenstander worden bestraft, maar enige zelfreflectie is daarbij vaak niet aanwezig. Die ambivalentie speelt heel erg. Ik heb de indruk dat men niet goed weet wat te kiezen. Enerzijds wil men het geweld eruit, anderzijds zag ik het Nederlands elftal op het WK erg on-Nederlands brutaal spelen. Ik kan me niet van de indruk ontdoen dat de spelers daartoe werden aangestuurd door hun trainers.”

Nog meer polarisatie

En zo heeft het er stilaan de schijn van dat de plotse opstoot van verontwaardiging na die tragische augustusavond niet voor het kantelmoment heeft gezorgd waar sommigen op hadden gehoopt. “Meer dan een meetmoment is het niet geweest”, zegt sportpsycholoog Johan Desmadryl. “Plots ga je iets beginnen te observeren en meten, terwijl het er altijd is geweest. Ik vind niet dat men dit heeft aangegrepen om iets ten goede te veranderen. De communicatie tussen de clubs is verder verstard en men is nog meer gaan polariseren in plaats van dat het omgekeerde is gebeurd.”

Als Herman Van Holsbeeck en de voetbalwereld van ethiek oprecht een aandachtspunt willen maken, zullen ze het kwaad bij de wortel moeten aanpakken. “Van bij de jeugdreeksen wordt jongeren aangeleerd om smerig te spelen of trucs uit te halen en staan ouders aan de kant te roepen om er eens goed in te vliegen”, schreef Devisch vorig jaar.

“We moeten onszelf dringend in vraag stellen en dan vooral de manier waarop wij met jongeren en sport bezig zijn”, treedt Desmadryl hem bij. “Wat we eigenlijk doen, is ónze visie op sport op hen overbrengen, terwijl zij sport totaal anders zien. Volwassenen willen presteren en winnen, jongeren willen vooral genieten met leeftijdgenoten. Zo is er ook aan de basis een cultuur ontstaan waarbij we elkaar gewoon een trap mogen geven. Eigenlijk is het een heel zwakke boodschap, maar men had dit moment kunnen gebruiken om jongeren de boodschap te brengen hoe mooi sport wel kan zijn. Dat hebben we laten liggen.”

Devisch ziet niettemin voorzichtige tekenen van verandering. “Ik merk bij sommige voetbalscholen en academies iets meer nadruk op het opvoeden van jongeren. Het besef dringt stilaan door dat er nog iets anders nodig is dan alleen een technische opleiding om van iemand een goede voetballer te maken. Als we een mentaliteitsverandering willen, zullen we bij de jeugd moeten beginnen.”

door jan hauspie – beelden: belga

Elke trainer wil dat de brutaliteiten van de tegenstander worden bestraft, maar enige zelfreflectie is daarbij vaak niet aanwezig.

Professor Ignaas Devisch

We zullen te gepasten tijde communiceren.

Anderlechtwoordvoerder David Steegen

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content