Vanavond strijden Germinal Beerschot en Lokeren om een plaats in de bekerfinale. Luciano (GBA) is maar wat blij dat zijn vriend João Carlos Pinto van Lokeren niet op het veld staat. Dat scheelt.

Vanavond moet João Carlos Pinto Chavez (23) in de tribune bidden dat zijn Lokerse ploegmaats hem aan een Belgische bekerfinale helpen. Zelf is hij namelijk geschorst. Dat scheelt voor Lokeren enorm. Pinto arriveerde bijna onopgemerkt in volle voorbereiding bij Lokeren, maar zijn naam staat al genoteerd bij de voetbalkenners : Timmy Simons noemt hem spontaan, gevraagd naar talent bij kleinere ploegen. Ook Anderlecht raakte al gecharmeerd. De 23-jarige centrale verdediger speelt met dezelfde cool als Vincent Kompany. Ook naast het veld is hij graag gezien in Lokeren. Een correcte vent, vinden ze daar, klasse op en naast de mat. Een tip : João Carlos Pinto Chavez doet zijn vijfjarig contract bij Lokeren niet uit ! Zodra hij met een Belgische club Europees speelt, is hij uit onze competitie weg. Binnen vijf jaar valt hij niet meer zo makkelijk te strikken voor een interview.

Nu lukt dat nog moeiteloos. Hij belt, na het inspreken van een boodschap, nog zelf terug. Een interview samen met Luciano ? Graag ! “Luciano is mijn vriend.” De twee zijn bijna elke dag samen. De goedlachse en sympathieke doelman van GBA loodst zijn nieuwe vriend graag mee naar Antwerpen. Luciano, vorig jaar even in beeld bij Club Brugge en momenteel weer sterk keepend, spreekt beter Engels dan Pinto, maar voor een Braziliaan die nooit Engels leerde op school en die taal oppikte in Bulgarije, weet João Carlos verrassend goed zijn woorden te kiezen.

Chavez João Carlos Pinto, dat is een hele mond vol. Hoe mogen wij je noemen ?

Chavez João Carlos Pinto : “In Lokeren ben ik Pinto, in Rio João. In Bulgarije, waar ik de voorbije twee jaar voetbalde, heette ik Carlos. Mijn ouders noemden me João Carlos. Pinto is mijn familienaam, Chavez de naam van mijn vader. Snap je ?”

Nee.

Luciano Da Silva : “Bij mij is het simpel : Luciano is de voornaam, Da Silva de achternaam. Veel Brazilianen nemen een roepnaam. Cadu bijvoorbeeld is er zo één. Als iemand op een stoel lijkt, noemen ze hem ‘Stoel’.”

Ik wist niet dat Cadu ‘Stoel’ betekende.

Pinto : “Dat betekent het ook niet. Cadu is de afkorting van Carlos Eduardo. Waarom ze in Lokeren voor Pinto kozen, weet ik niet. Toen ik de eerste dag ‘Pinto, Pinto’ hoorde roepen, keek ik niet eens op. Ik wist niet dat ze het tegen mij hadden. Nu ben ik het gewend.”

Je spreekt behoorlijk Engels. Niet slecht voor een Braziliaan die twee jaar in Bulgarije voetbalde. Waar leerde je Engels ?

Pinto : “Van een Senegalees met wie ik de hele tijd optrok in Sofia. Toen ik in Bulgarije aankwam, kende ik geen woord Engels. Sinds april krijg ik in Lokeren Nederlandse les, elke maandag en woensdag. Moeilijke taal is dat, net als Bulgaars. Dat spreek ik ook. Mijn Bulgaars is beter dan mijn Engels. Ik leerde het van mijn trainer in Sofia die ook Portugees sprak. Op Lokeren praat ik Engels. Filip De Wilde hielp me veel, ik zal hem missen.”

Luciano : “Ik leerde ook Engels van mijn buitenlandse ploegmaats bij GBA waar ik de hele dag mee optrok. Ik begrijp Nederlands, maar ik spreek het niet. In het begin van het seizoen leerden de Belgen een basispakket Portugees, maar toen waren er ook zes Brazilianen.”

Welke Belgen bij GBA spreken het beste Portugees ?

Luciano : Asubonteng Prince ! Die praat al bijna even goed Portugees als Nederlands, maar hij trekt dan ook bijna de hele tijd met ons op. Bram Verbist verstaat ook bijna alles.”

Hoe komt een Braziliaan in Bulgarije terecht ?

Pinto : “De trainer van CSKA volgde een wedstrijd van Vasco Da Gama tegen Sao Paulo. Die club heeft het financieel niet breed, het is crisis. Ik was er prof, maar ik kon in Bulgarije veel meer verdienen. In België word ik nog beter betaald. Niet langer cash. In Bulgarije kreeg ik mijn loon cash uitbetaald, in de hand. Ik stuurde het meteen door naar Brazilië. Hier heb ik zelf een bankrekening. In Bulgarije vertrouwt niemand een bank. Het voetbal is hier ook van een hoger niveau. Zelfs van Oostende ben je niet zeker dat je wint. In Bulgarije was het alleen spannend als we met CSKA Sofia tegen Levski Sofia of Lokomotiv Plovdiv speelden. Ik speelde er wel Europees, tegen Blackburn Rovers en Galatasaray. Thuis voetbalden we gemiddeld voor tienduizend kijkers, voor de topwedstrijden waren dat er 50.000.”

Ben je dan nerveus ?

Pinto (verontwaardigd): “Nerveus ? Ik ben nooit nerveus ! Ook niet als ik morgen tegen Real Madrid moet voetballen. Dat maakt mij niets uit.”

Hoe belandde je bij Lokeren ?

Pinto : “De voorzitter zag een cassette van mij en kwam me in Brazilië opzoeken, maar ik kwam niet via dezelfde manager als Tailson. Bij Vasco Da Gama voetbalde ik twee jaar in het eerste elftal, altijd als centrale verdediger. Nooit speelde ik op een andere positie. Aldair ( de Braziliaanse international die vorig seizoen zijn carrière beëindigde bij AS Roma, nvdr) is altijd mijn grote voorbeeld geweest. Eigenlijk kom ik uit het zaalvoetbal, in Brazilië Futsal genoemd. Dat gebeurt vaker, dat zaalvoetballers weggepikt worden door een veldvoetbalclub. Aanvankelijk voetbalde ik drie jaar bij Bangu, een andere eersteklasser. Op een dag speelden we de finale tegen Vasco Da Gama, dat ook een Futsalafdeling heeft. Zij kochten me over. Na één jaar verhuisde ik naar het veldvoetbalteam.”

Luciano : “Ook Ronaldo, Ronaldinho speelden Futsal. Als je goed bent, kan je er ook prof zijn, tenminste in de grote steden.”

Wat is er met jou in je jeugd verkeerd gelopen dat je als Braziliaan keeper geworden bent, Luciano ?

Luciano : “Ik heb het als jeugdspeler ook als aanvaller geprobeerd, maar ik was niet goed genoeg, anderen waren beter. Toen ze me voorstelden om keeper te worden, beschouwde ik dat als een uitdaging. Het klopt dat mensen in Brazilië me niet-begrijpend aanstaren wanneer ik zeg dat ik keeper ben. In Brazilië heeft men alleen bewondering voor aanvallers, zij die de doelpunten maken. Anderen tellen niet mee. In Italië zijn de echte helden verdedigers en keepers als Cannavaro, Maldini, Buffon, meer dan de Inzaghi’s.”

Hoe komt het dat keepers in Brazilië verguisd worden ? Heeft dat nog altijd te maken met de wrange nasleep van de finale van het WK in 1950 toen Brazilië in shock verkeerde toen het in eigen land de finale verloor van Uruguay ?

Luciano : “Waar ik woon, leeft nog altijd een speler die meedeed in die finale en die de Braziliaanse goal maakte in die WK-finale die Brazilië met 1-2 ver-loor. Friaça is nu ongeveer tachtig jaar. Ik praat vaak en graag met hem. Ik vroeg hem waarom men altijd de keeper, Barbosa, met de vinger wees als de grote schuldige voor die nederlaag. Friaça zei dat het doelpunt geen fout was van de keeper, maar de mensen hadden een zondebok nodig en wezen hem aan. Tot zijn dood leed hij daaronder.”

Hoe komt het dat de wereld én Brazilië pas nu de kwaliteiten van Braziliaanse keepers als Dida en Gomez erkennen ?

Luciano : “Omdat men voordien in Brazilië enkel op zoek ging naar doelpuntenmakers, nooit naar keepers. Nadat Taffarel in Europa prijzen won met Parma en Galatasaray, veranderde dat. Taffarel was mijn jeugdidool, hij was nochtans een heel ander type doelman dan ik, erg sober. Ik bewonderde hem niet alleen om zijn stijl, maar ook om wat hij zei in interviews. Zinnige dingen waren dat. Door zijn voorbeeld ging men Braziliaanse keepers anders bekijken.”

Toen jij in doel kwam, werd er nog gelachen : een Braziliaanse keeper, hoe halen ze het in hun hoofd ?

Luciano : “Ik weet dat nog. Ik las dat ook in de krant. Maakte een andere keeper een fout, dan hoorde dat bij het spel. Ging ik in de fout, was het omdat ik een Braziliaanse keeper was.”

Pinto : “Luciano is een hele goeie kee-per. Meer nog : de beste keeper in België.”

Vorig jaar presteerde je een periode heel sterk. Die viel, toeval of niet, samen met het verblijf van Victor bij Beerschot.

Luciano : “Dat klopt, nooit presteerde ik beter dan toen. Dat was geen toeval. Ik voelde me zo goed omdat ik eindelijk iemand had met wie ik in mijn taal kon praten dag na dag. Ik kon heel goed opschieten met Victor. Toen hij naar Brugge kon, was ik blij voor hem, maar menselijk viel het afscheid me zwaar. Nu houden we nog veel contact.”

Wilde hij je niet naar Brugge halen ?

Luciano : “Nee, er is wel even gepraat met Club, maar zij hadden nog drie keepers onder contract en het zag er niet meteen naar uit dat ze er één of twee aan een andere club konden kwijtraken.”

In die periode keepte je ook minder sterk. Victor scoorde nog tegen jou, op Club ging je in de fout.

Luciano : “Inderdaad, ik kende toen even een mindere periode maar die duurde niet lang. Ik denk niet dat het omwille van die ene mindere match tegen Club was dat de zaak niet doorging. Ik ben nog jong, amper 25. Philippe Vande Walle, die goed bevriend is met onze keepertrainer, zei me dat hij nog niet goed genoeg was toen hij op jonge leeftijd naar Club overstapte. Pas jaren later haalde hij zijn beste niveau. Ik weet dat mijn beste jaren als doelman nog moeten komen, ik werk geduldig voort. Daarom zat ik ook niet in zak en as toen die transfer niet doorging. Mijn kans komt nog wel.”

Misschien moet Pinto minder geduld oefenen. Anderlecht merkte hem al op, iemand noemde hem de nieuwe Kompany.

Pinto : “Hoe oud is die Kompany eigenlijk ?”

Achttien.

Pinto : “Achttien ? Onmogelijk ! Dat kan niet !”

Toch wel.

Luciano : “Het is een Belg, João, dan moet het kloppen. Hier knoei je niet met je leeftijd.”

Wanneer hoorde je dat Anderlecht je opmerkte ?

Pinto : “Nu net.”

Zou je dat aankunnen ?

Pinto : “Natuurlijk. Als ze me vragen, ben ik morgen weg. Wat zeg ik ? Vandaag nog ! Daar leef en werk ik elke dag voor, om beter te worden en vooruit te gaan.”

Hoe lang loopt je contract met Lokeren nog ?

Pinto : “Nog vier jaar. Als ik de kans krijg om volgend jaar bij Anderlecht te voetballen, ben ik er klaar voor. Komen ze niet, dan blijf ik gewoon bij Lokeren.”

Hoeveel ploegen in België maakten het je als verdediger moeilijk ?

Pinto ( zonder nadenken) : “Club Brugge ! In Brugge.”

Is dat alles ?

Pinto ( denkt even na) : “Genk uit was ook lastig.”

Luciano : “Pinto is een hele sterke verdediger. Hij is zo cool ! Negentig procent van zijn passes komt precies aan, hij heeft een uitstekende verre pass, maakt ook weinig fouten. Ik kende hem al van Vasco Da Gama. Ik ben al heel mijn leven supporter van Vasco Da Gama, het team van de Portugezen. Ik erfde die passie van mijn vader, die ook supporter is van Vasco.”

Hoe anders wordt er in België gespeeld ?

Pinto : “Er is hier meer aandacht voor het technische aspect. In Bulgarije was het bikkelhard. Je krijgt er alleen rood of geel als je een tegenstander knock-out slaat. Voor een gemene overtreding krijg je geen kaart, maar applaus. Het publiek gaat op de banken staan als je iemand een doodschop geeft. De voorzitter ging uit de bol als een van zijn spelers een harde tackle deed. Daar was ik veel harder dan hier, maar toch kreeg ik amper twee gele kaarten. Ik schop de bal nooit buiten. Dat is mijn opleiding uit het Futsal die bovenkomt.”

Welke aanvallers maken je het hier moeilijk ?

Pinto : De Ceulaer. Aruna is ook goed. Mij maakt het niet uit tegen wie ik sta. Ik blijf altijd cool.”

Komt de Braziliaanse bondscoach naar de Belgische bekerfinale ?

Pinto :“Daarvoor moet je minstens bij Club of Anderlecht spelen.”

Luciano : “Wie zegt dat ons dat op een dag niet lukt ? João speelt niet slechter dan Luciano, die in de nationale ploeg speelt en bij Leverkusen voetbalde. We mogen toch dromen ? A dream moves a man. Weet je, Friaça, die voor Brazilië in de finale van het WK in 1950 scoorde, leerde me iets waar veel waarheid in zit : voetbal is simpel. Wij, de spelers, maken het ingewikkeld.”

Wat doen jullie in België als je niet voetbalt of met mekaar optrekt ?

Pinto :“Bowling !”

Je ouders kwamen al eens naar België.

Luciano : “Eén keer. Mijn vader, moeder, broer en zus bleven hier een maand. Ze vonden het fantastisch, maar ze moesten terug.”

En jouw ouders, João ?

Pinto : “Mijn ouders komen deze week. Mijn vader is al vijf jaar trainer van derdeklasser Ceres in Rio de Janeiro. Hij gaf ook aan mij training. Ik herinner me dat ik hem na elke wedstrijd met de auto naar huis reed. Als wij verloren hadden, was hij zo kwaad, als zijn team verloren had ook. Zelf voetbalde hij ook voor Ceres, als centrale verdediger.”

Wat vindt hij van jou ?

Pinto : “Hij vindt dat mijn broer Flavio een veel betere voetballer is dan ik. Ik vind dat zelf ook. Mijn broer speelt nog altijd in Brazilië, in eerste klasse bij Bangu. Hij is een linksvoetige nummer tien.”

Je moet zijn telefoonnumer geven aan voorzitter Roger Lambrecht.

Pinto : “Ik heb hem al gezegd : kom naar hier. Maar hij wil niet weg uit Brazilië. Een paar jaar geleden kon hij testen bij het Portugese Maritimo Funchal op Madeira. Hij ging niet.”

Maakt hij nog kans op de nationale ploeg ?

Pinto :“Nee hoor.”

Als je zelf vindt dat hij beter is dan jij en hij maakt geen kans voor de nationale ploeg, dan jij toch ook niet ?

Pinto : “Toch wel. Hij is al 28, dat is te oud. Ik ben nog maar 23, voor mij kan het nog alle kanten op.”

door Geert Foutré

‘Als Anderlecht morgen komt, dan ga ik. Wat zeg ik ? Vandaag nog.’ (Pinto)

‘De komende jaren zullen nog veel Braziliaanse keepers naar Europa komen.’ (Luciano)

‘Zenuwen ? Wat is dat ? Als ik morgen tegen Real in Madrid speel, doet me dat niets.’ (Pinto)

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content