Tien jaar geleden woonde hij AC Milan – Club Brugge bij. Het bleef 0-0. ‘Ik supporterde nog voor Club, maar nu hoor ik bij Milan.’ Op bezoek bij Jean-Pierre Meersseman, Belg en medisch brein van Milanello.

Bij het binnenrijden van Milanello, het oefencentrum van AC Milan, stapt Paolo Maldini spontaan uit zijn Porsche om met een paar jonge vrouwelijke fans op de foto te gaan. Dat gaat hem, ondanks zijn gevorderde voetballeeftijd, nog bijzonder goed af. De hand van Jean-Pierre Meersseman ? Straks even vragen. Omdat il dottore er nog niet is, leidt één van zijn assistenten, Lorenzo Cipriani, een wiskundige, ons in afwachting even rond in Milan Lab.

Milanello heeft alle faciliteiten die een voetbalclub zich kan dromen. Als enige Italiaanse eersteklasser trekt Milan dan ook niet meer op oefenkamp vóór het seizoen. De sporthal waar de beroemde testen worden afgenomen, ziet er abnormaal gewoon uit. Er is het nieuwe synthetische oefenveld met verlichting en het bos waar spelers niet bang voor zijn, want hier zijn uitputtende boslopen taboe : het langste parcours meet 900 meter. Topvoetballers moeten bij AC Milan geen duurlopers zijn, maar explosieve types, zoals atleten op de 100 tot 400 meter. Terwijl de kernspelers een wedstrijdje spelen onder het toeziend oog van hoofdtrainer Carlo Ancelotti en twee assistenten, trainen Kaladze en In- zaghi individueel.

Daar is Jean-Pierre Meersseman ! Net als iedereen hier stort hij zich eerst op de koffiemachine. Meersseman praat vlotter Italiaans dan Nederlands, zegt hij zelf, maar dat valt na dertig jaar nog heel goed mee. Zolang al runt hij een praktijk in Como, op een goed uur rijden ten noorden van Milaan. Na zijn studies en een stage in Frankrijk belandde hij in Italië en ging er niet meer weg. “België is het land waar ik twee keer per jaar mijn ouders, familie en een paar vrienden opzoek.”

Zijn eerste sporen in de sport verdiende hij als chiropracticus bij het topbasketteam Cantu. Sinds zes jaar nu is hij algemeen coördinator van de medische dienst van AC Milan. Daar erfde hij het bureau van Silvio Berlusconi, die door zijn verplichtingen als Italiaans premier nauwelijks nog op Milanello komt. “Hij zei : neem jij het maar.” Jean-Pierre Meersseman kent Berlusconi persoonlijk erg goed. Hij neemt hem al onder handen sinds 1986.

Een gokje : u bent via Berlusconi bij Milan terechtgekomen.

Jean-Pierre Meersseman : “Nee, via Adriano Galliani(de belangrijkste van de drie vice-voorzitters van Milan, nvdr). Net als Berlusconi is hij al heel lang klant bij me. Hij drong er al lang op aan dat ik voor Milan zou gaan werken, maar ik had gewoon geen tijd. Op een avond was ik met wat mensen van Milan en Fininvest uitgenodigd op een etentje. In zijn speech kondigde Galliani fier aan dat ik vanaf ’s anderendaags de nieuwe clubdokter was van Milan. Dat had hij me dan wel eerst even van tevoren kunnen zeggen, dacht ik bij mezelf. Maar de volgende dag al dacht ik : waarom niet ? Het eerste wat ik deed, was grote schoonmaak houden in de medische staf van de club, maar al gauw besefte ik dat dit niet volstond. In mijn ogen moest de atletische voorbereiding onder de bevoegdheid van de medische staf vallen. Doorgaans brengt een nieuwe trainer zijn eigen assistenten en keepertrainer mee en als hij zes maanden later wordt weggestuurd, moet je weer van nul herbeginnen. Sinds twee jaar maken de conditietrainers deel uit van de medische staf. Vertrekt de hoofdtrainer, dan blijft de rest van de structuur ongewijzigd.”

Wat stoorde u aan die oude manier van werken, die toch ook tot successen heeft geleid ?

“In mijn job meet ik alles wat er te meten valt. Alleen aan de hand van die resultaten zie ik wat nog beter kan. In het voetbal wordt er veel gepraat. Ik bedoel : gezeverd. Maar hoe spelers te werk gingen, is niet bekend. Zelfs een club als Milan had geen database met zulke gegevens. Vaak besliste een trainer op het gevoel : vandaag gaan we lopen, morgen springen. Voetbal is vaak improvisatie. Daar schrok ik behoorlijk van. Ik dacht dat er op zijn minst bij de grote clubs een filosofie achter hun werking zat. Niet dus ! Als de meeste bedrijven zouden worden geleid volgens de regels van het voetbal, het zou faillissementen regenen.”

En dan zegt Berlusconi tegen een simpele Belg en voetballeek : ‘Doe maar, we gooien alles om.’

“Als ze mij toch zo graag wilden, wou ik carte blanche. Ik doe het op mijn manier of anders is het zonder mij. Dat mocht van Galliani. Doe wat je wil, zei hij, maar zorg dat het in orde is.

En dan gaat u heilige huisjes slopen.

“Absoluut. Niet iedereen stond te juichen, hoor. De successen van de ploeg vorig jaar hebben veel mensen verbaasd. Mij niet. Hoe kan je een bedrijf met een budget van 250 miljoen euro laten behandelen door ex-spelers die niet het minste benul hebben van management en psychologie, en die op de trainerscursus hooguit 200 uur didactiek te verwerken krijgen ? Dat is toch waanzin ?”

Nochtans puilt de prijzenkast van AC Milan uit, net als die van Real of Inter.

“In onze hoofdzetel op de Via Turati staat het vol met kasten met bekers. Maar als ik vraag welke knowhow er achter die successen schuilging, kan niemand me antwoorden. Dan hoor ik alleen onbenullige praat als : we waren goed. Op de vraag waarom men die spelers nam en geen andere, krijg je geen antwoord. Of : traditie. Maar wat die traditie is, waar ze op gestoeld is, dat weet niemand. Van die zogenaamde knowhow vind ik niets terug, tenzij opinies en emoties. Hoe anders verklaar je dat Milan op acht jaar tijd 125 spelers onder contract legde ? Waarom moet je zeventig professionele scouts over de hele wereld hebben en vervolgens in je eigen achtertuin Nesta en Rui Costa kopen van wie zelfs ik het talent zie ? Weet u dat Milanese scouts indertijd bij Bordeaux veertien keer Christophe Du- garry zijn gaan volgen ? Maar niet één had een rapport over Zidane gemaakt, die op dat moment ook in dat elftal speelde. Dat is toch godgeklaagd ? Als je twee jaar geleden in één seizoen met 41 spierverrekkingen werd geconfronteerd, moet je je toch afvragen hoe dat komt ? Vorig seizoen hadden we er nog drie ! Dankzij de begeleiding en de veranderde trainingsmethodes.”

Dat bedoelt u met Milan Lab.

“Precies. Sinds 1 juli 2002 schrijven we alles op wat meetbaar is, om na te gaan waar er fouten zaten en hoe we die kunnen verbeteren. Om de twee weken worden al onze spelers getest : biochemisch, biofysisch en psychologisch. Op training lopen ze vijf, tien, twintig of vijftig meter. Geen enkele van onze spelers loopt op training verder dan vijftig meter. Gezamenlijk rondjes lopen rond het veld gebeurt hier niet meer, omdat we weten dat het niets bijbrengt. Vóór het seizoen krijgt iedereen vragenlijsten over zijn karakter en thuissituatie. Normaal vraagt een atleet de dokter om hulp als er iets hapert. Wij willen ook weten wat er omgaat in een speler die zich honderd procent voelt, zodat we kunnen bepalen wat topvorm is. Al die gegevens stoppen we in een computer die zelf verbanden legt en conclusies trekt. Wij hebben 81 computerpunten : ook de magazijnier bijvoorbeeld voert in wie welke schoenen draagt op training, de diëtiste wie wat eet, en zo verder.”

Dat klinkt als Big Brother.

“U moet niet overdrijven. Ze moeten het niet komen vertellen als ze ruzie hebben thuis met hun vrouw – we weten het tóch (grijnst). In de tests zíe je het gewoon als een speler emotioneel in de knoop ligt. Wie hier nieuw komt, kijkt soms verbaasd op, maar na een paar weken staan ze hier om de twee, drie dagen voor een nieuwe test. Seedorf bijvoorbeeld zou elke dag getest willen worden, de Brazilianen staan er honderd procent positief tegenover, oudjes als Maldini en Costacurta twééhonderd procent. Twee jaar geleden waren ze zo goed als versleten, maar met de radicale nieuwe aanpak zijn ze sterker dan ooit tevoren. Waar dat stopt, weten we niet.”

Rivaldo komt nauwelijks aan spelen toe. Is het van jullie dat hij niet mag worden opgesteld ?

“Het algemene niveau van Rivaldo en zijn conditie zijn beter dan tevoren, maar op zijn positie heeft hij met Pirlo en Rui Costa, plus nog een paar anderen, flinke concurrentie. Daar beslist de trainer over.”

Soms willen trainers dat bepaalde spelers absoluut spelen, desnoods met een inspuiting.

“Geen sprake van ! Wie volgens ons niet klaar is, wordt niet vrijgegeven. Natuurlijk wil een speler graag altijd spelen. Onlangs vermoedden we dat Kaladze iets had, maar hij ontkende het en wilde spelen. Omdat we niet in Milaan waren, konden we hem niet testen, dus geloofden we hem. Na een half uur moest hij naar de kant met een spierscheur. Geloof me, die heeft flink op zijn kop gekregen, hoor.”

Hoe reageert de trainer op de nieuwe aanpak ?

“Eigenlijk is Carlo Ancelotti de eerste trainer sinds Milan Lab is opgericht. De allereerste trainer met wie ik als hoofd van de medische staf samenwerkte, was Alberto Zaccheroni. Die eerste twee jaar heb ik vooral veel gekeken en geluisterd, zonder in te grijpen. Na twee jaar kwam er een nieuwe conditietrainer die de hele werkmethode omgooide. In negatieve zin, maar omdat hij in de succesperiode onder Arrigo Sacchi en Fabio Capello al bij Milan werkte, had hij heel wat krediet opgebouwd. De enige die niet akkoord ging met zijn aanpak, was de jonge assistent van Zaccheroni, Tognaccini. Die wilde ik dus absoluut houden. Met hem bouwde ik Milan Lab op. Na twee en een half jaar werd Zaccheroni weggestuurd en zes maanden later werd Fatih Terim op zijn beurt opgevolgd door Ancelotti. In Italië heeft de hoofdtrainer niet veel inspraak in de conditionele opbouw.”

Wat doet hij dan nog ?

“De tactiek bepalen en een selectie maken uit de door ons vrijgegeven spelers. Wij geven alle beschikbare, fitte spelers een cijfer van vijf tot tien. Wie minder heeft dan vijf, komt niet op de lijst voor. Aan de trainer de keuze.”

Aanvaardt hij dat ?

“Hij moet wel, het staat in zijn contract. In het begin selecteerde hij af en toe een speler waarvan wij het beter vonden om hem niet op te stellen. Telkens presteerde die speler ook niet goed, zodat hij ons gelijk moest geven. Logisch ook : wij beschikken over veel meer gegevens dan hij met het blote oog op training ziet. De gemiddelde trainer baseert zich op indrukken, wij op feiten. Wij weten precies hoeveel meter Seedorf liep in de derby tegen Inter. We weten precies wat we op 19 mei gaan doen. Alle trainers zijn hier om zeven uur ’s morgens. Groepstrainingen bestaan hier niet meer, want een middenvelder legt dubbel zoveel afstand af als een spits en bovendien zijn er leeftijdsverschillen. Alles is op maat van het individu uitgetekend. In feite heeft elke speler zijn eigen trainer. We hebben naast de hoofdtrainer en zijn assistent nog zeven conditietrainers.”

Wat als Ancelotti’s opvolger straks zegt : we doen het op mijn manier ?

“Dan komt hij er niet in. Tenzij de directie het hele programma afgelast, maar dan ben ik hier ook weg. Maar Berlusconi en Galliani zijn geen dommeriken, hoor. Onze methode haalt succes en bespaart heel wat geld. Waarom zou ik me, als wetenschapper, opnieuw laten leiden door mensen die in acht jaar tijd 125 spelers aantrokken en ervan overtuigd waren dat het allemaal goeie waren ? Ik ben ervan overtuigd dat we vorig seizoen zonder onze aanpak nooit de finale van de Champions League hadden gewonnen. Seedorf en Pirlo blesseerden zich tegen Ajax en zouden, na raadpleging door twee orthopedisten, twee maanden onbeschikbaar zijn. Seizoen gedaan. Maar na drie weken speelden ze allebei, en met succes. Natuurlijk hebben we een flexibele staf, die samenwerkt met de beste specialisten in het land. Sinds de eerste trainingsdag dit seizoen is er nog aan niemand een injectie toegediend. De kans dat een speler blessurevrij is, hopen we binnenkort op te trekken van 74 naar 90 procent. Het is zoals met de weersvoorspellingen : Armand Pien zat er dertig jaar geleden even vaak naast als de boer die naar de lucht tuurde. Vandaag zijn die voorspellingen vrij accuraat.”

Maar toch wordt Juventus Italiaans landskampioen en kan u niet voorspellen dat Milan straks Club Brugge klopt. Voetbal blijft onberekenbaar.

“Absoluut. Een trainer kiest een systeem en de spelers die klaar zijn ; de spelers kiezen op het terrein nog altijd zelf een oplossing. Wij bieden de trainer een conditioneel fitte groep aan, zoals je een chauffeur alle gegevens aanreikt op het dashbord. Maar hij moet wel zelf nog sturen. Per seizoen kan je ook maar vier, vijf keer pieken naar een maximale conditie. Die kan je niet maandenlang aanhouden. Nu pieken we naar 14 december, de dag van de wereldbekerfinale in Japan. Vorig jaar piekten we naar 28 mei, de dag van de finale van de Champions League. Gaan we er eerder uit : pech. Er blijven ook voor ons vraagtekens, hoor. Bijvoorbeeld : hoe komt het dat we elk jaar tussen de 18de en de 25de speeldag maximaal tien punten pak- ken ?”

Slotvraagje : werkt uw aanpak enkel voor Milan ?

“De eerste drie jaar houden we onze geheimen voor onszelf. Na volgend seizoen beslissen we of we ze commercialiseren of niet. Maar in principe kan elke club volgens hetzelfde principe werken. Ook in België. En het hoeft niet zo veel te kosten. Milan Lab opstarten heeft 2,8 miljoen euro gekost. Niet aan de club, want alles is betaald door de drie sponsors die het project begeleiden. Als Club of Anderlecht volgens deze methode zouden werken, hebben ze binnen de kortste keren een straat voorsprong op de rest.”

door Geert Foutré

‘De gemiddelde trainer baseert zich op indrukken, wij op feiten.’

‘Ik heb carte blanche. Ik doe het op mijn manier of anders is het zonder mij.’

‘Spelers moeten niet komen vertellen als ze ruzie hebben met hun vrouw, we weten het tóch.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content