Soms krijgen voetballers het aan hun hart en vallen dood. Een defibrillator moet voorkomen dat het Khalilou Fadiga overkomt. Volgens de een is hij voetbalongeschikt, volgens de ander een rolmodel.

Wat als hij doodvalt op het veld? Ongeruste voetbalfans vroegen het zich af op websites en blogs toen AA Gent vorige maand Khalilou Fadiga onder contract nam. Fadiga lijdt aan een hartritmestoornis en kreeg dik drie jaar geleden een defibrillator ingeplant. Dat kleine metalen doosje – kostprijs: 17.000 euro – is met een draad aan het hart verbonden. Gaat het hartritme in overdrive, dan herstelt het dat door elektrische schokken uit te sturen.

De deugdelijkheid van het apparaat staat buiten kijf. Over de risico’s van het sporten met een defibrillator heerst echter grote verdeeldheid onder hartspecialisten. Zowel de Amerikaanse Hartstichting als de Europese Vereniging voor Cardiologie raadt hartlijders met een defribillator af om competitiesport te bedrijven, die matige tot zware inspanning vereist. Sporten als golf, biljart of petanque kunnen wel. Aangezien het slechts om een officiële aanbeveling gaat, is ze niet afdwingbaar. Behalve in één land, waar ze in de wet is opgenomen: Italië. Dat verklaart waarom Inter Milaan eerst Nwankwo Kanu en later ook Fadiga arbeidsongeschikt kon laten verklaren en een voetbalverbod opleggen.

Dat de hartkwalen van Fadiga en Kanu uitgerekend in Italië werden ontdekt, is evenmin toeval. Het land heeft een ongeëvenaarde reputatie op het vlak van preventief cardiovasculair onderzoek. Daardoor ook vallen er weinig hartdoden in de sport. “Een Antonio Puerta in het Italiaanse topvoetbal kan niet”, besloot de clubdokter van AS Roma vorige week nog in de Gazzetta dello Sport, verwijzend naar de in 2007 overleden Spanjaard van FC Sevilla.

Door de onenigheid onder cardiologen en de afwezigheid van een wettelijk kader konden Fadiga en Kanu hun loopbaan ongehinderd voortzetten in Engeland. De Leuvense cardioloog Hein Heidbüchel (KUL), zelf bestuurslid van de Europese Vereniging van Sportcardiologie, waarschuwt tegen een vals gevoel van veiligheid. “De risico’s van sporten met een defibrillator zijn amper onderzocht. Samen met collega’s uit de VS werken we nu aan een prospectstudie, die daar een betere kijk op moet geven. Het voordeel van de huidige wetenschappelijke aanbevelingen is dat de arts een advies geeft dat officieel is gedekt. Het nadeel is misschien dat ze minder ruimte voor persoonlijke interpretatie laten.”

Een blijk van conservatisme

Van dat laatste is de Spaans-Belgische hartspecialist Pedro Brugada (AZ Jette) een notoire voorstander. Hij opereerde Fadiga twee keer (zie kaderstuk). “De aanbeveling is een blijk van conservatisme, door dokters ingebouwd om zichzelf buiten de problemen te plaatsen”, vindt hij. “Het was voor mij gemakkelijker geweest ‘ finito‘ te zeggen tegen Fadiga dan naar een oplossing te zoeken. Dat laatste vind ik veel positiever.”

Volgens Brugada is de problematiek veel ingewikkelder dan hartritmestoornis + defibrillator = geen sport meer. Hij bekijkt elk geval individueel. “Voor een inspanningsgerelateerde ritmestoornis bestaat geen oplossing, maar dat is niet wat Fadiga heeft”, zegt hij. “Hij neemt dus geen groter risico door aan competitiesport te doen. Maar uiteindelijk bepaalt hij dat zelf. Het risico voor derden moet de dokter bepalen, maar het is duidelijk dat Fadiga geen piloot is die een vliegtuig vol passagiers moet besturen.”

Brugada wijst ook op de moeilijke keuze tussen passie en bescherming. “Hoe groot is de behoefte van een atleet om zijn sport te blijven beoefenen? Dat is ook belangrijk. Is zijn inkomen ervan afhankelijk? Heeft hij een diploma? Voor Fadiga is voetballen zijn leven. Met de defibrillator hebben we hem een succesvolle bescherming geboden: hij is zijn airbag. Als hij tijdens een wedstrijd een ritmestoornis krijgt, zal de defibrillator een schok geven. Hij zal dat voelen, maar of hij het als pijn ervaart, weten we niet. Pijn is subjectief. Ook de psychologische gevolgen kunnen we niet inschatten. Dat is bij elke patiënt anders. Fadiga weet heel goed wat er allemaal kan gebeuren.”

Gesteld dat het medische probleem nu onder controle is, is er nog de defibrillator zelf. Meestal wordt hij onder de linkerschouder geïmplanteerd, waar volgens Heidbüchel en veel van zijn collega’s het risico op beschadiging reëel is, zeker in een contactsport als voetbal. “Daar bestaan trucjes voor”, verklapt Brugada. “Bij Fadiga is hij achter de ribben in de buik geplaatst. De hele borstkas dient als bescherming. Het is een iets pijnlijker operatie, maar esthetisch mooier. Ook de lead naar het hart vormt geen gevaar meer: die is inmiddels helemaal vergroeid.”

Fadiga is niet meer de enige profvoetballer met een defibrillator. In mei 2005 kreeg de toen 21-jarige Michael Jansen van Vitesse er ook een ingeplant. Niet door Brugada, die achteraf wel door de club om een second opinion werd verzocht. Na twee seizoenen zonder voetbal maakte Jansen in november 2007 zijn comeback. Ook de vrees dat de defibrillator onnodig reageert op een door de sportinspanning verhoogd hartritme, is ongegrond volgens Brugada. “Een kwestie van programmering en het juiste type defibrillator.”

Wereldwijd lopen er naar schatting 600.000 mensen rond met zo’n doosje. Brugada: “Ik heb patiënten gezien met tranen in hun ogen. Voor hen is Fadiga een rolmodel. Ze dachten dat ze gehandicapt waren en zien nu iemand die gewoon weer voetbalt. Die positieve invloed is van onschatbare waarde.” S

door jan hauspie

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content