‘Toen ik hoorde dat er belangstelling van Club Brugge was, heb ik die naam toch maar even gegoogeld.’ Een ontmoeting met Ruud Vormer, zelfbewuste Nederlander.

Het blijft een bizar verhaal, de lastminutetransfer van Ruud Vormer naar Club Brugge. Op 28 augustus, drie dagen voor het sluiten van de transfermarkt, is de blonde middenvelder met de spelersbus van Feyenoord op weg naar De Kuip, waar de Trots van Zuid zich tegen Zorja Loehansk voor de poules van de Europa League kan kwalificeren. Hij krijgt een telefoontje. “Winnie Haatrecht, mijn zaakwaarnemer. Hij zei: Club Brugge wil je hebben. Mijn reactie? Nou Winnie, meteen regelen!”

Maar, geeft hij toe: “Op dat moment, in de bus, wist ik niet zo veel van Club Brugge. Dat het een grote club in België was, meer niet. Dus heb ik maar even gegoogeld. Ik belde mijn vriendin Roos, mijn ouders en schoonouders. Vader zei net hetzelfde: ‘Ruud, dit móét je doen!’ Ook DonkieRyan Donk – met wie ik nog bij AZ speelde, was een en al lof. ‘Leuke club, vriendelijke mensen.’ En nu zit ik hier, voor het eerst in het buitenland“, lacht hij.

De kennismaking is verteerd, de voorlopige balans positief. “Ik voel me uitstekend. Brugge is top, het gevoel van bij Roda JC is weer helemaal terug. Gemoedelijke sfeer, terwijl het in Alkmaar en Rotterdam toch harder was. En ik mag weer voetballen. Van negentig minuten op een bankie zitten word je ook niet vrolijk. De resultaten zijn redelijk, ik denk dat we als ploeg tevreden mogen zijn.”

Bronzen Schoen

Is er een groot verschil tussen voetballen in Nederland en in België?

Ruud Vormer: “Er wordt hier minder open en directer gevoetbald. Veel duels, iets meer verdedigend ook. Ik moet meer rennen op het veld, terwijl in Nederland meer op positie wordt gespeeld. Lekker ballen, op z’n Hollands. Michel Preud’homme kende me nog van toen hij trainer in Twente was, ik heb toen zelfs tegen de Tukkers gescoord. (lacht) ‘Ruud, bij Roda zag ik je altijd diep gaan, in de zestien komen en scoren.’ Dat kan ik dus ook wel. Lekker vrij voetballen, gaan en terugkeren. Ik kan ook als zuivere verdedigende middenvelder spelen, zoals Timmy Simons, maar deze rol – op de 8, iets hoger – vind ik heerlijk. Ik denk dat ik meer ben dan een ballenafpakker die de bal dan zo snel mogelijk inlevert. Ik wil ook zélf voetballen.”

Louis van Gaal, twee seizoenen je trainer bij AZ, zei dat je maar op één positie kon spelen: verdedigende middenvelder.

“Ja, maar dat was acht jaar geleden, toen ik amper achttien was. Als jong kereltje zeg je tegen Louis van Gaal niet dat hij ongelijk heeft. ‘Is goed, trainer…’ Louis kwam altijd kijken naar de A1, het team net onder de beloften, waar hij me na een wedstrijd bij zich riep. ‘Sommige jongens kunnen het niet, maar jij speelt altijd naar de goede kleur. Dat zijn mijn beste spelers, zulke jongens heb ik nodig.’ Op zaterdag voetbalde ik nog met de A1, twee dagen erna zat ik bij het eerste elftal op de bank. Geweldige voetballers hoor. Moussa Dembélé, Sébastien Pocognoli, Demy de Zeeuw, Shota Arveladze, Danny Koevermans, Boy Waterman, Maarten Martens

“Ik kreeg heel veel vertrouwen van Louis, een fantastische man. Toen ik 2011, na mijn derde seizoen bij Roda JC, van De Telegraaf de Bronzen Schoen kreeg, mocht ik zelf kiezen wie de prijs zou overhandigen. Louis natuurlijk. En hij was er gewoon… (enthousiast) ‘Ruud, ik doe dit alleen voor jou. Niet om zelf in de spotlights te staan, niet voor De Telegraaf.’ We zaten allemaal samen aan tafel: Louis, mijn ouders, mijn vriendin. Een mooi moment. Heel veel respect voor die man, die mij uiteindelijk naar hier heeft gebracht. Wat trainingen betreft, zat Louis er nog meer bovenop dan Ronald Koeman, die meer op zijn assistenten Giovanni van Bronckhorst en Jean-Paul van Gastel vertrouwde. Maar, laat dat duidelijk zijn: het zijn alle twee toptrainers. Altijd pass-, trap- en positiespelletjes, al trainde Louis misschien nog iets tactischer.”

Gek van voetbal

Als ze jou op de basisschool vroegen wat je later wilde worden, wat antwoordde je dan?

“Profvoetballer. Ik was helemaal gek van het spelletje. ‘Ruudje, er worden maar weinig jongens voetballer, hoor’, zei mijn leraar, maar ik was zó overtuigd. ‘Dat weet ik wel, maar ík zal het worden.’ (lacht) Mijn vader, die amateurvoetbal had gespeeld, was net zo enthousiast. Écht een liefhebber. Na de jeugdwedstrijden analyseerde hij op de terugweg in de auto mijn prestaties en kreeg ik een cijfer, het gemiddelde van mijn eerste en tweede helft. En ik werd nooit gespaard. Soms een ‘drie’ of een ‘viertje’. Als kind allesbehalve leuk, maar dat had ik nodig, anders werd ik te gemakkelijk. Je moet er ook niet omheen lullen, zelfs niet bij jonge kinderen. Heb je niets aan. Soms was dat lastig om te verwerken en werd er heftig gediscussieerd, maar dan was moeder er om ons te verzoenen. Of gingen we samen nog even oefenen op een veldje in de buurt. Vader die de bal hoog in de lucht schoot, waarop ik hem in één keer moest doodleggen. Of aannemen, schieten, passen met links en rechts. Geen opgave, want ik besefte toen al dat ik het van hem kon leren.”

Je bent blijkbaar nog altijd gek van het spelletje, want je vriendin zei ooit dat je zelfs thuisbleef om een wedstrijd in de Nederlandse tweede klasse op televisie te bekijken.

“Altijd met voetbal bezig, al probeer ik op een vrije dag toch iets met mijn zoontje Valente te doen. Met zijn tweetjes naar de speeltuin, eventjes de zinnen verzetten. Ook leuk, want hij woont momenteel nog bij mijn vriendin in Rotterdam. Ze is afgestudeerd als dokter, maar specialiseert zich nu als spoedarts. We zien elkaar dus niet zo veel, tenzij een van ons een vrije dag heeft, maar in amper twee uur sta ik in Rotterdam.

“Het klopt trouwens: van FC Oss tegen Achilles’29 kan ik ook genieten. (lacht) Niets bij te leren en toch kijk ik. Bij Roda gaf ik elke dinsdag- en donderdagavond training aan de jochies van een clubje in de buurt, iemand anders deed op zaterdag de coaching. Enorm leuk om te doen. Ik had heel veel vrije tijd en zat er toch maar alleen.”

Viel dat alleen zijn je zwaar?

“De eerste maanden wel. Net negentien jaar, op 250 kilometer van Hoorn, ver weg van het beschermde nest en mijn vriendin. In het begin maakte ze mijn maaltijden klaar, die ik dan ingevroren meenam. (lacht) Later kookte ik zelf mijn potje. Eenvoudige dingen: biefstukje, aardappelen en wat groenten. Toen ik niet meteen in de basis stond, dacht ik: waarom ben ik in godsnaam bij AZ vertrokken? Maar achteraf bekeken is de stap naar Roda enorm belangrijk geweest voor mijn ontwikkeling als voetballer én als mens. Zodra ik in de basis kwam, is het voor mij alleen maar bergop gegaan.

“Het was een vreemd eerste seizoen. Ik was aangetrokken door Raymond Atteveld, die na een paar maanden werd ontslagen en door Marcel Koopman en nog een maand later door Harm van Veldhoven werd vervangen. Nóg een trainer die ik heel hoog heb zitten. Soms heel hard, maar tegelijk ook een fijn mens. Ik begrijp niet dat hij in België niet meer aan de slag kan.

“Harm is er toen op miraculeuze wijze in geslaagd om ons in de Eredivisie te houden. Op de laatste speeldag moesten we winnen in De Kuip, anders degradeerden we rechtstreeks. 2-3! En dan nog die eindronde, waarin we Dordrecht uitschakelden en de beslissende wedstrijd op het veld van Cambuur moesten spelen. Ik had mijn enkelband gescheurd, waardoor ik tijdens die match in Leeuwarden bij onze supporters zat. Tussen de wietgeur, een hele belevenis. Na de match, die we met de strafschoppen wonnen, ontstonden er zelfs rellen in het vak en werd ik door een agent van de Mobiele Eenheid tegen een muur gedrukt, waarna ik ook nog een paar stokslagen kreeg. Heel vreemd allemaal, de eerste keer dat ik besefte hoe fanatiek supporters een wedstrijd kunnen beleven.”

Jonge jochies

Na je derde seizoen, toen je van De Telegraaf de Bronzen Schoen kreeg, eindigde je in het Gillette Pro Spelersklassement van Voetbal International, samen met Wout Brama van Twente, op een gedeelde eerste plaats. En toch werd je in het gelijknamige voetbalprogramma met de grond gelijkgemaakt: risicoloze ballen, voorspelbaar, geen versneling. Wat deed dat met je?

“Als eerste eindigen en door de organisatoren toch afgekraakt worden, dat kun je toch niet meer serieus noemen? Ik heb er niet slechter van geslapen, ook dat hoort bij de voetballerij. Iedereen heeft een mening. Die prijs van De Telegraaf vond ik wel mooi, omdat elke wedstrijd door ex-voetballers werd beoordeeld. Roy Makaay, Gaston Taument, Regi Blinker… Dat vond ik een mooie prijs, die thuis een plaatsje heeft gekregen.

“Ik laat me geen druk meer opleggen van mensen buiten de club of supporters. Als jonkie ging ik op fansites kijken wat ze van me vonden. Nooit doen! En bij Feyenoord helemaal niet, want in Rotterdam hebben ze allemaal wel iets te vertellen. Neen, focussen op zaken die je in de hand hebt. Toen ik bij Roda binnenkwam, heb ik mij in het begin heel rustig gehouden, want Limburg staat synoniem met rust en gemoedelijkheid. Maar na een tijdje kwam de Hollander in mij naar boven. Ik vind dat je je niet anders moet gedragen dan je bent. Ook in Brugge niet.”

Dat merk je tijdens de wedstrijd. Zelden een nieuwkomer gezien die al in zijn eerste match anderen terechtwijst.

“Het is toch profvoetbal? Het gaat toch om winnen? De trainer moet mij daarin niet stimuleren, ik doe het gewoon, omdat ik het altijd zo gewend ben geweest. Bij AZ, en zeker bij Feyenoord, vond ik het heerlijk om die jonge jochies met hun grote muil bezig te horen. Voetballers moeten streng zijn voor elkaar, met elkaar te aaien schieten we niets op.”

Die instelling vonden de supporters van Roda JC en Feyenoord schitterend, niet?

“Bij Roda noemden ze me Koempeltje, een mooie bijnaam, die verwijst naar de mentaliteit van de Limburgse mijnwerkers. Hard werken, jezelf helemaal leeg knokken en uitstralen dat je blij bent dat je voor die club mag spelen.Bij Roda, Feyenoord en Club Brugge houden ze van zulke jongens.”

Jij ook toch? Want toen je twee seizoenen geleden meer kon verdienen bij Vitesse, koos je voor Feyenoord, waar hard werken het hoogste goed is.

“Er zijn in Nederland drie grote clubs: Ajax, PSV en Feyenoord. Als Feyenoord komt, dan zeg je geen neen. Schitterende club. Op de Open Dag met een helikopter boven De Kuip cirkelen, uitstappen, applaus van 50.000 mensen. Dat maakt niet iedereen mee. Top, toch? Geen slecht woord over die club en Het Legioen, dat ons altijd heeft gesteund. Echt waar, ik gun Feyenoord het kampioenschap.”

Toen je in Rotterdam arriveerde, zei je: ‘Ik zit bij de beste club van Nederland en ben weer in de bewoonde wereld.’ Dat zullen ze in Kerkrade graag gehoord hebben…

“Toen ik bij Roda speelde, kocht ik meteen een huisje in Born, in de buurt van Maastricht. Mooi, maar totaal anders dan in mijn geboortestad Hoorn, een stad van om en bij de 75.000 inwoners in Noord-Holland. En dat gevoel had ik in Rotterdam ook. Ik had er een appartement in Zuid, in de buurt van De Kuip, met de tram stonden we op een paar minuten in het centrum.”

“Ik ben er ook een betere voetballer geworden, ook al heb ik niet veel gespeeld. Maar op de trainingen lag het niveau, net zoals in Brugge, heel hoog. Hard inspelen op het juiste been, positie kiezen. Ik denk niet dat deze kern minder is dan die van Feyenoord, al was de beleving er wel… anders. Wanneer er een vrije trap genomen moest worden, dan galmde het ‘Ruud, Ruud, Ruud…’ door het stadion. Ik krijg er nog altijd kippenvel van. Maar anderzijds: niets is mooier dan elke week op het veld te staan.”

DOOR CHRIS TETAERT

“Die wedstrijd in het supportersvak, tussen de wietgeur, was een hele belevenis. En dan kreeg ik nog stokslagen ook.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content