Over een jaar zal één van de snelste vleugelspelers uit de geschiedenis van het Belgische voetbal Fordarbeider af zijn. Dan pas wacht voor Berto Bosch het echte zwarte gat.

“Zet een ander hoofd op mijn lichaam en ik ben opnieuw twintig”, zegt Berto Bosch, die sinds hij ruim dertien jaar geleden stopte met voetballen, nog geen gram is bijgekomen. Maar het hoofd is getekend door de zorgen die zijn privé-situatie met zich brengt. Met zijn vriendin Hilde begon hij zes jaar geleden een nieuw leven. Allebei lieten ze hun vorige relatie achter zich.

“Van nul herbeginnen was moeilijk”, zucht Bosch. Met zijn zoon, die drieëntwintig is, heeft hij nog zelden contact. “Hij leidt zijn eigen leven. Voetballer zou hij nooit worden. Eén keer ging hij mee met een supportersbus naar Standard, maar hij vond het veel te duur voor wat het maar was.” Enkele weken geleden kwam de dochter van Hilde aankloppen. “Of ze met haar zoontje van negen niet tijdelijk bij ons kon intrekken. Door haar scheiding was ze in een depressie geraakt. En hoe krap het hier ook is, je kan ze moeilijk op straat laten staan.”

Het huisje in Berg, een deelgemeente van Tongeren, bevindt zich in een kleine sociale wijk, net achter het dorpje dat uit amper drie straten bestaat. Even wanen we ons in het noorden van Engeland, waar de grijze huisjes schril afsteken tegen de groene heuvels. Die ochtend laat Haspengouw zich van zijn beste zijde zien. Ook in huize Bosch, waar aquarellen en boetseerwerken van Hilde de woonkamer opfleuren, schijnt de zon. Maar onzekerheid over zijn lot als Fordarbeider beheerst momenteel toch het leven van het gezin.

Hoewel hij intekende voor een vervroegd vertrek, waarna hij nog een vol jaar van het statuut van Fordarbeider kan genieten zonder zich nog naar Genk te moeten begeven, weet Bosch niet wanneer zijn laatste werkdag valt. “De onzekerheid over de toekomst domineert elk gesprek. Elke keer dat ik met de bus vertrek, kan het de laatste keer zijn. Toch ben ik blij dat ik vrijwillig voor een vroegtijdig vertrek gekozen heb. De sfeer onder de arbeiders is er niet beter op geworden. Nu komen de ratten naar buiten. Niemand is nog te vertrouwen, het is ieder voor zich.”

Zijn leven bij Ford begon na de voetbalcarrière. “Als bekende voetballer werd ik goed onthaald door mijn werkmakkers, maar de omschakeling van een leven als voetballer naar een leven aan de band was zeer bruusk. Dit houd ik nooit vol, dacht ik. Elke ochtend om vier uur opstaan en om zes uur beginnen, met om tien uur een eerste korte pauze. Vreselijk. Even een sigaretje roken ? Vergeet het. Plassen ? Eerst gaan vragen. Daar had ik het echt moeilijk mee. Morgen ga ik niet meer, dacht ik vaak. Het was hard, maar het went.

“Na mijn voetbalcarrière ben ik nooit in een zwart gat beland, maar deze keer dreigt het er wel aan te komen. Ik ben al eens met Hilde meegegaan naar de kunstacademie, maar dat is niets voor mij. Ze lieten me een driedimensionaal vierkant tekenen, maar het lukte van geen kanten. En het voetbal houdt me ook niet echt meer bezig. Bovendien verdween ik na mijn loopbaan vrijwel meteen uit beeld, zodat niemand nog op Berto Bosch zit te wachten. En mezelf ergens aanbieden doe ik niet. Neen, prettige vooruitzichten heb ik niet.”

De snelle rechterflankspeler van weleer lijkt ver weg. “Ik denk niet dat er in de huidige competitie iemand sneller is dan ik in mijn beste periode”, zegt Berto Bosch. “Jammer dat ik nooit mijn tijd op de honderd meter heb laten opnemen. Ik was een volbloed lijnspeler en leverde bij Lierse blindelings de centers voor Erwin Vandenbergh, die ze binnenkopte. Wij róken elkaar ; altijd stond hij er.

“In een vol stadion leefde ik op, daar kwam ik pas echt tot mijn recht. Daarom ook was Charleroi een goede keuze toen Lierse naar tweede klasse degradeerde. Altijd vijftienduizend man op de tribunes. Over mijn mooie goal tegen Anderlecht die onlangs nog op VTM te zien was, wordt nog bijna dagelijks gepraat. We wonnen met 1-0, dus dat blijft hangen. Bij Charleroi voelde ik me helemaal thuis. Het krioelde er van de Limburgers : Norbert Beuls, Pierre Essers, Jacky Mathijssen, Rudy Vossen en Aimé Anthuenis was trainer. Een heerlijk jaar.

“Er was maar één ploeg waar ik niet graag tegen scoorde: Club Brugge. Voor die ploeg had ik sympathie, nog altijd. Ik weet niet waarom. Ik had er graag gespeeld, maar behalve van Standard kreeg ik nooit een aanbieding van een topclub. Mogelijk had het mijn reputatie te maken. Ik was geen makkelijke jongen. Een training was voor mij als een wedstrijd. Ik vloog er stevig in en meermaals moest een ploegmaat geblesseerd het trainingsveld verlaten. Ja, ik was een harde.

“Buiten mijn aangeboren snelheid heb ik in het leven weinig geschenken gekregen. Mijn vader overleed toen ik veertien was. Hij was amper vijfendertig. Hartaderbreuk. Mijn trainer bij Zichen-Zussen-Bolder, René Meers, werd mijn voogd en na schooltijd moest ik mee helpen in de champignonkweek. Enkel op die manier kon mijn moeder rondkomen. Mijn huidige situatie is dus niet nieuw, maar prettig is anders.”

door Stefan Van Loock

‘Erwin Vandenbergh stond er altijd. Wij róken elkaar.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content