Met zijn rake kopbal had Mbark Boussoufa Anderlecht zaterdag al de landstitel kunnen bezorgen, had Bryan Ruiz er zijn strafschop tegen Mbokani & co maar ingetrapt. Op het podium van de Profvoetballer van het Jaar gaf hij zijn concurrenten alvast het nakijken. En nu? ‘Ik héb al van de Champions League geproefd. Misschien ligt de uitdaging nu ergens anders.’

M bark Boussoufa, Bryan Ruiz, Dieumerci Mbokani. Voetballers die het van de individuele actie moeten hebben. Die iets kunnen wat een ander niet kan. Die vaak niet te stoppen zijn en het publiek in vervoering brengen. Die, het is niet anders, een levensbehoefte zijn voor het voetbal. “Ik denk dat er nog veel zulke voetballers rondlopen”, zegt Mbark Boussoufa, na in 2006 nu opnieuw de winnaar. “Alleen moeten ze gevonden worden. Eén ding heb ik wel geleerd: voetbal overwint altijd. Maakt niet uit hoe groot of hoe sterk je bent. Talent en het spelletje begrijpen komen op de eerste plaats. Maar, weet je, je hebt van alles een stukje nodig. Het voetbal van deze tijd is als een puzzel. Als Boussoufa niet speelt, valt een stukje creativiteit weg uit het team. Valt Polák weg, verlies je duelkracht.”

Jij maakt het verschil, maar dat kun je niet zonder de anderen.

Mbark Boussoufa: “Voilà. Daarom is het een beetje oneerlijk als mensen zeggen dat als Mbark niet in vorm is, Anderlecht niet in vorm is. Een grote ploeg als Anderlecht moet toch zonder Boussoufa kunnen?”

Het is wel voor Boussoufa dat ze naar het stadion komen. Mensen willen vermaakt worden. Stap je met die gedachte ook het veld op?

“Dat heb je toch meer als je voor staat en je lekker in je vel voelt. Je doet een trucje pas als het 3-0 staat.”

Zoals tegen Dender.

“Precies. Bij 0-0 kan het ook, maar alleen wanneer het niet anders kan, bijvoorbeeld omdat je vastzit in de hoek. Maar niet om je te vermaken.”

Weet jij precies wat je dan doet?

(brede glimlach) “Ja, het zijn bewegingen die ik vroeger altijd op straat deed. En in de zaal met vrienden, of in mijn eentje. Het gaat snel, maar je kunt erop oefenen. Op straat vroeger waren we úren bezig. Kwam er iemand met een nieuw trucje, ging je dat weer oefenen, tot je het helemaal onder de knie had. Bij AA Gent deed ik het ook vaak in de wedstrijd, hoor. Alleen was er nu meer aandacht voor. Bij Anderlecht duren de samenvattingen wat langer. (lacht)

“Sowieso hou ik er niet van om de tegenstander te jennen. Daar is voetbal te mooi voor. Als iemand met mij een trucje zou uithalen, zou ik me misschien een beetje schamen, maar ik zal hem niet willen natrappen. Zo zit ik niet in elkaar.”

Tegen RC Genk ging je ooit ostentatief op de bal staan. Was dat niet jennen?

(grijnst) “Weet je nog wat er de week voordien was gebeurd, op Genk? Mijn hoofd zat onder het bloed. Het was echt oorlog in die tijd met Genk. We speelden om het kampioenschap. 1-1 in Genk en dan een tik uitgedeeld hier: 6-0. En dan ga je op de bal staan. Om te laten zien dat wij de beste zijn. Het weekend erna moesten zij naar Bergen. Hoeveel werd het? 5-0. Mentale tik. Wij zijn de beste: daarom stond ik op de bal.

“Het zijn straattrucjes. Wat kan jij? Wat kan ik? Tchité die bijna scoorde van achter het standbeen, Hassans doelpunt van achter de middenlijn … Die wedstrijd is absoluut de grootste die ik hier heb meegemaakt. Echt champagnevoetbal. Niet normaal. We amuseerden ons rot die avond.”

En de 4-2 dit seizoen tegen Standard? Ben je nu de nieuwe prins van het Astridpark, zoals na die avond werd gezegd en geschreven?

“Krijg ik dan een deel van het koninkrijk? (lacht) Het is leuk om te horen, maar ik zie me niet als een prins. Ik ben al blij dat ik gewaardeerd word.”

Verboden te falen

Dit was je derde seizoen bij Anderlecht. Je beste?

“Ja. Vorig seizoen kwam ik dicht in de buurt, het jaar daarvoor zat ik meer in de underdogrol. Toen vond ik Tchité de absolute topper. Nu stak ik er echt boven uit. De eerste ronde vond ik me niet spectaculair, maar de tweede was met alles erop en eraan. Ik haalde een heel hoog rendement.”

Toch wordt er nog getwijfeld aan je regelmaat.

“Onlangs nog las ik over mij: zelden negentig minuten dominant. Maar welke speler speelt nu negentig minuten dominant? Ik had het er met mijn broertje over: dat is onmogelijk! Soms moet je een voorsprong verdedigen en maak je een kwartier later het verschil. Was je dan twintig minuten afwezig? Natuurlijk vind ik het ook jammer als Mbark Boussoufa fantastisch was tegen Standard en een week later teleurstelt tegen Moeskroen, maar daar komen veel redenen bij kijken. We stelden teleur als ploeg en zoals de ploeg mij nodig heeft, heb ik ook de ploeg nodig om goed te zijn.”

Mag van jou niet worden verwacht dat je opstaat wanneer het – zoals in de tweede helft op Tubeke – niet draait? Dat je de bal opeist en de ploeg op sleeptouw neemt.

“Nee, dat gaat niet. Als de discipline wordt verwaarloosd en iedereen uit positie gaat lopen, dan mag je Maradona in de ploeg zetten: het zal niet gaan. Als iedereen wegdeemstert, deemster jij automatisch ook weg. Ik blijf tenslotte Mbark Boussoufa, niet Zidane. Ik kán de bal opeisen wanneer het slecht gaat, dat doe ik ook, maar op Tubeke deden we alles verkeerd. Gevolg: Jan moet een kleine fout maken, rode kaart en heel het wedstrijdbeeld verandert.”

Wordt er onrechtvaardig veel van je verwacht?

“Soms wel. Je kunt toch niet verwachten dat Boussoufa het in de Champions League op zijn eentje klaarspeelt? Dat bestaat niet. Ik heb er zelden eentje alleen het verschil zien maken, tenzij misschien Ronaldinho bij Barça, Zidane bij Real Madrid, of Cristiano Ronaldo bij Manchester.”

En in de Belgische competitie?

“Daar mag je wel veel van me verwachten. Maar één ding heb ik hier wel geleerd: al speel je tegen Roeselare of Tubeke, als je verliest, krijg je kritiek. Wij hebben goede wedstrijden gespeeld die we verloren. Dan kijk je naar je cijfer in de krant, staat daar gewoon een 4. Omdat je verloren hebt. Zo gaat het hier.”

Verboden te falen.

“Bij Anderlecht wel. Eén keer verliezen en de kritiek breekt los.”

Bij jou komt ze sneller omdat je dingen kunt die een ander niet kan.

“Mbark Boussoufa kan ook slechte matchen spelen. Ik ben ook maar een voetballer.”

De mythische tien

Je hebt er nooit een geheim van gemaakt dat je het liefst centraal speelt. Meestal echter sta je op de linkerkant. Zelfs toen je tegen Standard op ’tien’ speelde, kwamen je assists en gevaarlijke acties vanop links. Wat is dan je beste positie?

“Denk eens na. Waarin zit het verrassingselement? Dat je ergens kómt, niet dat je er al staat. Hoe heet die centrale verdediger weer van Standard toen? (bedoelt Mangala, nvdr) Die jongen moest mij overal volgen. Waarom is het hem niet gelukt? Omdat verdedigende middenvelders het altijd moeilijk hebben als ze met iemand mee achteruit moeten lopen.

“Die analist van Belgacom … Wim De Coninck, juist. Die heeft eens gezegd: zijn grootste kwaliteit is lopen zonder bal. Daar heeft-ie een punt, want zo is het. Ik kan heel goed in gaten duiken. Mijn jeugdtrainer bij Ajax destijds zei het al: Mbark, als jij de duels aangaat, verlies je alles, maar als je in beweging bent, ben je niet te houden. Gelukkig heb ik een goede conditie, dus ik kan dat wel aan.

“Het kan me geen reet schelen als ik op die zijkant kom, maar ik wil er niet al stáán. Dan ben je te afhankelijk. Op tien hoef je niet te wachten tot je de bal hebt. Want geloof me: als je op links staat en de ploeg draait niet, zoals in de heenronde vaak het geval was, is het echt klote. Dan kom je minutenlang niet aan de bal. Dan verdwijn je. En dan zeggen ze: hmm, Boussoufa, niet veel gezien vandaag. Ik heb ook klotematchen gespeeld op tien, maar ik was er wel op de momenten dat het moest.”

Met Ariël Jacobs heb je hier vaak geanimeerde discussies over. Hij denkt er anders over.

“Hij ziet me liever vanaf de linkerkant. Ik weet ook waarom: omdat hij liever met twee middenvelders speelt en Luca(Biglia, nvdr) erachter. Geen probleem voor mij. Dat heb ik hem ook gezegd: trainer, links of op tien, maakt mij niet uit, maar ga niet zeggen als het niet loopt: Boussoufa was slecht.”

Van een tien wordt ook verwacht dat hij in de zestien meter komt. Dat doe je zelden.

“En zaterdag in Genk dan? Op Brugge, Westerlo thuis, Kortrijk uit? Dat zijn toch allemaal doelpunten van mij. Ik scoor niet alleen uit vrije trappen, hoor.”

Je bent ook niet iemand die de spits met een doorsteekpass alleen voor doel zet.

“Maar wij hebben geen snelle spitsen. Vaak kan ik gewoon niemand diep sturen, tenzij Legear soms. Ik zie het in het hedendaagse voetbal alleen nog gebeuren bij Barcelona. Messi en Henry spelen echt diep, bijna tegen Eto’o aan. Op het moment dat Eto’o uitstapt en de verdediger komt mee, steken ze zo die bal door. Je hebt gelijk: je ziet het nog weinig, maar het zit wel degelijk in mijn spel. Bij de jeugd was het zelfs een van mijn grote kwaliteiten. Vaak tegen verdedigers die hoog stonden. Hier in België spelen ze vaak laag, wat het moeilijker maakt.”

De tien is een mythische positie, veel grote voetballers hebben er gespeeld. Is het vooral dát niet wat je aanspreekt?

“Nee, daar gaat het mij niet om. Ik wil kunnen zwerven, de bal overal een beetje volgen. Zo kom ik in de wedstrijd. De trainer zegt soms: je hebt te vaak de bal. Daar heeft-ie misschien gelijk in, maar goed, ik ben zo’n type. En ik wil de bal niet bijhouden, ik wil hem graag vóélen. Zo vaak mogelijk, dan pas voel ik me goed. Op links ben ik ook beslissend, daar niet van, maar ik denk toch te hebben bewezen dat ik op tien veel gevaarlijker ben.”

Vluchten in cocaïne

Ben jij de ster van het team?

“Nee, zo zie ik mezelf liever niet. Ik weet dat ik een belangrijke speler kan zijn, maar ik zie me niet als de ster of zo. Ik ben Mbark.”

Er is een grote drang naar erkenning voelbaar in jou. Geknuffeld, bewonderd, toegejuicht willen worden.

“Ik hou daarvan, ja. Iedere voetballer wil dat toch? Geapprecieerd worden door de ploegmaats, door de supporters. Mooi toch?”

Je bent een trotse man.

“Heel trots. Eer en trots horen bij een man, vind ik. Het zit ook in de Marokkaanse mentaliteit, gerespecteerd willen worden. Wij hebben dat in onze opvoeding meegekregen. Het wordt bijna van je ge-eist.”

Het publiek beschouwt zijn helden vaak als hun bezit. Het mooie aan jou is dat je niet gauw nee zegt.

“Het hoort bij de status. Dat kost wel eens extra energie, maar goed, ik geloof in goodwill. Als je goede daden stelt, dan zal je daar zeker voor beloond worden. Dus probeer ik aardig te zijn met iedereen. Maar als ik er genoeg van heb, is het ook genoeg. Tot hier en niet verder. Mensen zeggen gauw als je status hebt dat je een dikkenek bent. Dat wil ik niet. Je hebt het wel niet zelf in de hand, maar ik zou niet kunnen zijn zoals veel voetballers die nee zeggen. Die zie ik ook.”

Beklemt status niet?

“Niet zolang het met respect gebeurt. Soms moet ik lachen om hoe mensen zijn. Gisteren belde er een manager. Hij ging me een e-mail sturen met een contract waarmee hij alle rechten verwierf om in een aantal landen met clubs te praten. Ik moest dat contract tekenen. Stond er niet eens een datum op! En ik had die gast niet eens ontmoet, alleen één keer aan de telefoon gehad. Ik begon te lachen. Waar halen ze het toch? Maar ik weet: als hij me durft op te bellen, pak ik hem echt wel aan, hoor. Want ik laat me ook weer niet doen. Ik teken nooit van mijn leven nog bij een zaakwaarnemer. Dat heb ik mezelf beloofd. Met Jacques Lichtenstein heb ik alleen een mondeling akkoord dat ik met hem samenwerk.”

Tom Boonen vlucht in de cocaïne. Begrijp je dat?

“Nee. Ik hou er ook van me te amuseren, maar ik zal nooit iets gebruiken waarvan ik weet dat het mijn carrière of wat dan ook in gevaar kan brengen. Ik drink niet omdat mijn geloof dat voorschrijft, maar ook omdat ik bang ben. Je moet grenzen trekken waar je niet voorbijgaat. Het mag het beste feestje zijn, je mag omringd zijn door de mooiste vrouwen en ze mogen het allemaal nemen: dan ben ik maar de enige op dat feestje die het niet neemt. Omdat ik weet: tot daar en niet verder. Maar goed, ik weet niet hoe Tom Boonen mentaal in elkaar zit en of hij problemen heeft. Tenslotte zijn we wel allemaal mensen. We maken allemaal fouten.”

Is Mbark Boussoufa vatbaar voor de verlokkingen van het heldendom?

“Ik weet voor mezelf wat ik niet kan en mag doen. Daar houd ik me aan. Wat nu rond Tom gebeurt, vind ik vooral jammer. Ik heb het één keer van kortbij meegemaakt, toen ik jeugdspeler was bij Chelsea. Mark Bosnich, de keeper, had ook cocaïne genomen. Die had er ook op los gefeest.”

Enkele weken geleden werd je in Brussel opgepakt door de politie. Welke indruk maakte dat op jou?

“Van mijn advocaten mag ik hier niets over zeggen, maar het was een nare ervaring. Racisme? Nee, ik heb dat woord niet één keer gebruikt. De kranten schrijven zo veel.”

Altijd je paspoort op zak nu?

(lachje) “Nog steeds niet. Ik heb kleine zakken en een paspoort is zo groot. Ik heb het altijd in de auto liggen.”

Heeft het invloed gehad op je voetbal?

“Nee, op een voetbalveld vergeet ik alles. Dat is wel mooi eigenlijk. Van sinds ik op het pleintje ging voetballen is dat zo. Voetbal als medicijn, zo is het echt. Als ik er plezier in heb, ben ik helemaal bezeten. Dan denk ik geen moment aan iets anders.”

Saudi-Arabië of Qatar

Elke week duikt er wel een nieuwe club op die je zogezegd wil. Laatst was het Lyon.

“Ik heb zo veel gelezen de afgelopen maanden, maar er is nog niks concreets binnengekomen bij Anderlecht.”

Wat wil je zelf?

“Ik zou heel graag Champions League spelen met Anderlecht. Maar als er een uitdaging komt, een móóie uitdaging, iets wat bij mij past, kan ik daar best over nadenken. Engeland, Spanje, de top van Frankrijk, dat zijn toch mooie uitdagingen. Zelfs Drogba zei me dat ik in Engeland mee zou kunnen. Op een klein feestje na de Ebbenhouten Schoen liep ik ook Shaun Wright-Philips tegen het lijf. Die is toch maar even groot als ik. In de Premier League moet je snel zijn en snel kunnen handelen. Als je techniek hebt, kun je er zo mee. Maar niet bij, wat zal ik zeggen, Hull City. Ik ga niet naar een club die degradatievoetbal speelt. Dat past niet bij mij.”

Stel dat Anderlecht alsnog landskampioen wordt en rechtstreeks naar de poules van de Champions League mag, is dat dan een reden om met zekerheid te zeggen: ik blijf?

“Of er moet echt een mooie uitdaging komen, dat ik me afvraag: ga ik die stap hoger zetten of niet?”

Zelfs ten koste van de Champions League? Want die clubs komen je vast niet halen.

“Nee, dat klopt. Maar ik héb al van de Champions League geproefd. Misschien ligt de uitdaging nu ergens anders. Laat het mij zo zeggen: ik ga ervan uit dat ik gewoon bij Anderlecht blijf. Mocht er een uitdaging komen en die uitdaging ligt me, dan ga ik nadenken.

“Het gaat mij er niet om dat ik weg wil. Als je dat zegt en het gebeurt uiteindelijk niet, waar ben je dan mee bezig? Ik heb het naar mijn zin bij Anderlecht, ik word er geapprecieerd en ik heb een naam in de Belgische competitie: dat is mooi. Als er niets op mij afkomt, is het maar zo. Het is niet verplicht, al moet ik mijn hele carrière in België voetballen. Ik kan morgen zo naar Saudi-Arabië of Qatar en heel veel geld verdienen. Dat is weggaan omdat je wíl weggaan, begrijp je? Dan gaat het niet meer om de uitdaging of een volgende stap in je carrière. Dan speel ik liever Europees met Anderlecht.” S

door jan hauspie

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content