Dominique Baeyens begint aan zijn negende seizoen als coach van volleyteam Knack Randstad Roeselare, vorig seizoen kampioen en bekerwinnaar. Beter kan niet. ‘Toch wel, we kunnen nóg beter volleyballen.’

De ontlading was groot bij Roeselare toen het vorig seizoen eindelijk nog eens de hegemonie van Noliko Maaseik kon doorbreken. Met een nieuwe naam, nog meer professionaliteit en een – op papier – nog betere ploeg gaat volleyteam Knack Randstad Roeselare weer voor de dubbel. Aan de vooravond van de nieuwe competitie sprak Sport/Voetbal Magazine met coach Dominique Baeyens.

Laten we nog eens even terugblikken op het vorige successeizoen. Wanneer voelde je : dit jaar is het aan ons.

Dominique Baeyens : “Toen we Maaseik klopten in de halve finale van de beker, dacht ik : die prijs mág ons niet meer ontsnappen. Vanaf dat moment focusten we ons dan ook honderd procent op die bekerfinale. Alle tussenliggende competitiewedstrijden waren voor mij quantité négligeable. De zondag voor de finale speelden we maar matig tegen Torhout, maar ik wist dat we er een week later zouden staan. Dat bleek, want we speelden in Bree tegen Lennik haast de perfecte wedstrijd. Dat was één.

“Voor de start van de play-off-finale dacht ik wel dat we een goede kans maakten, maar ik had anderzijds een veel sterker Maaseik verwacht. Individueel hadden ze meer kwaliteiten dan wij – op uitzondering van één positie, de receptiehoek – en ook hun bank was sterker, maar als ploeg bleken ze niet opgewassen tegen ons. Na de eerste wedstrijd in Maaseik was ik zeker : zonder blessureleed pakken wij dit jaar de titel. Dat we er in wedstrijd twee en drie zo gemakkelijk zouden overgaan, verraste me dan weer wel.”

Je zegt het net : als ploeg was Maaseik niet opgewassen tegen jullie. Is dat jouw grootste voldoening van vorig seizoen, dat er een ploég, een team stond ?

“Dat, ja, en ook het feit dat verscheidene spelers individueel gegroeid zijn. Het geheel klikte, werd op een gegeven ogenblik een geoliede machine die heel moeilijk te ontregelen viel. In de finale van de play-offs scoorden onze middenmannen haast evenveel als de hoekaanvallers of als Iván Contreras, onze hoofdaanvaller. Dat zegt veel over onze collectieve sterkte. Veel mensen deden denigrerend over onze reserven – omdat de basisploeg zo goed draaide, wisselde ik ook niet. De mannen die weinig aan spelen toekwamen, hadden echter een aanzienlijk aandeel in ons succes, mede door hun tomeloze inzet bij het dagdagelijkse trainingslabeur.”

Contreras was dé speler van het seizoen. Heeft het jou verrast dat hij zo sterk voor de dag zou komen ?

“Nee, verrast niet. Hij kwam hier toe als receptieaanvaller en de omschakeling naar hoofdaanvaller is nooit evident. We wisten dat hij na zijn eerste jaar op die positie nog progressie kon en moest maken. Dat gebeurde ook : hij leerde meer te variëren in aanval en ook blokkerend verbeterde hij. En hij gaat nóg evolueren. Voor alle spelers zet ik bij het begin van het seizoen individuele targets en bij Iván betekent dat dat hij vooral qua service nog vooruitgang kan boeken.”

Van de basis van vorig seizoen vertrok alleen libero Denis Van Calster…

( Pikt in.) “We hebben fundamenten waarop voortgebouwd kan worden. Bovendien zit geen enkele speler aan zijn plafond. Bekijk bijvoorbeeld onze jonge middenmannen ( Sergiu Stancu en Iván Márquez, nvdr) : zeker blokkerend hebben die nog een enorme progressiemarge. Hetzelfde voor Kristof ( Hoho, nvdr) in receptie. Die jongen heeft een heel groot potentieel, maar hij liet zich in het verleden te gemakkelijk uit zijn evenwicht brengen. Daar hebben we hard aan gewerkt en als ik zijn voorbereidingswedstrijden bekijk, dan merk ik dat hij bezig is een grote stap vooruit te zetten. Ook voor de hele ploeg geldt dat : we staan verder dan vorig jaar op dit tijdstip.”

Van Calster volleybalde misschien nooit sterker dan vorig seizoen. In hoeverre kan Manu Callebert hem doen vergeten ?

“Met complimenten zwaaien naar individuele spelers doe ik liever niet, maar ik mag toch zeggen : Manu deed het in de voorbereiding gewoonweg schitterend. Hij heeft de mogelijkheden, dat zag ik al elke dag op training. Bovendien viel hij vorig seizoen een paar keer in om bijvoorbeeld bij 24-24 één receptie te komen nemen- absoluut niet evident – en hij deed dat bijna elke keer feilloos. Dat gaf mij al de indicatie dat hij stressbestendig is. Denis valt meer op door zijn extroverte karakter, heeft een grotere impact op het publiek, maar Manu zal volgens mij betere receptieresultaten halen.”

Wat mogen we verwachten van de drie nieuwkomers ?

Wouter Verhelst blesseerde zich domweg bij de nationale ploeg aan de schouder. Zes maanden out, kregen we te horen in mei. Toen moesten we beslissen : gaan we van start met twee middenmannen of anticiperen we. Kenmerkend voor het nieuwe Knack Randstad Roeselare is dat ik onmiddellijk het licht op groen kreeg om een vervanger te zoeken. Met Armin Dewes ( 2,12 m, nvdr) zullen we alvast meer killblocks zetten dan vorig jaar, denk ik. Alle respect voor Ward ( Loyson, nvdr), maar er bestond een niveauverschil tussen hem en de andere twee middenmannen, dat is nu wel héél miniem. Aan Tomas Rubacek gaan we evenzeer nog veel plezier beleven. Hij kwam begin juni testen, waardoor ik zijn manier van bewegen en zijn techniek kon gadeslaan. Dat hij toen fysiek allesbehalve fit was, maakte voor mij niet uit – hij kwam uit een zware Italiaanse competitie. Hij staat er nu wél. De concurrentie verhoogde dus ook op de receptiehoek.

“Nieuwe spelers veranderen sowieso de chemie in je ploeg, omdat je nieuwe karakters hebt die andere karakters beïnvloeden, maar ook op dat vlak ben ik er gerust in. Geen van de drie nieuwelingen is qua karakter wat je noemt een high-profilegast.”

Kortom, dit Roeselare is nog sterker dan dat van vorig seizoen ?

“Ja, intrinsiek beschikken we over een groter potentieel. Het maximum van deze ploeg ligt hoger dan dat van de ploeg van vorig seizoen. En dat is mijn voornaamste doelstelling, om er weer het maximum uit te halen. Als prof weet ik ook wel dat resultaten verschrikkelijk belangrijk zijn, maar als we slagen in onze eerste doelstelling, dan gaan ze van heel goede huize moeten zijn om ons van prijzen af te houden. Als ze mij vragen : kan het nog beter ? Qua resultaat in België niet, nee. Maar ja, het kan nog beter : we kunnen nóg beter volleyballen. Daarin willen we slagen.”

Laten we eens advocaat van de duivel spelen : verhoogde concurrentie kan ook een mes zijn dat langs twee kanten snijdt. Misschien was dat wel het probleem waarmee Maaseik vorig seizoen kampte ?

“Misschien wel, daar kan ik niet over oordelen. Maar dat is inderdaad iets waar we rekening mee moeten houden en waarop we zullen trachten te anticiperen. Want je krijgt ook een andere instelling : als de niveaus dichter bij elkaar liggen, ga je sneller wisselen – ook ik, die de naam heb van relatief weinig te vervangen. Maar ik benader toch vooral het positieve aspect, hoor, namelijk dat de aanwinsten een meerwaarde aan de ploeg zullen geven.”

Hoe schat je de sterkte in van de tegenstanders ?

“Alleen over de ploegen die ik al aan het werk zag, kan ik iets zinnigs zeggen. Everbeur is versterkt. Torhout is versterkt. Menen is versterkt. Ik denk met andere woorden dat de Belgische competitie erop vooruitgegaan is. Dat vind ik bijzonder positief. Lennik en Maaseik ? Die ploegen kan ik nog niet beoordelen wegens nog niet gezien ( het interview vond plaats voor de Supercup van afgelopen zaterdag, nvdr), maar Lennik onderging weinig wijzigingen en zal dus allicht sterk voor de dag komen. Van Maaseik ga ik ook uit dat ze niet verzwakt zullen zijn. Een volledig nieuwe spelerskern ? Ik hoor dat altijd graag zeggen, maar als ze beter zijn dan die van vorig seizoen… Dan wil ik elk jaar wel met een nieuwe ploeg beginnen.”

In de eerste ronde van de Champions League zijn Iraklis Thessaloniki, Nesselande, Almería en Innsbruck de tegenstanders.

“De loting kon slechter. Positief is dat er één ploeg in principe bovenuitsteekt, Thessaloniki. Om die te verslaan, hebben we een mirakel nodig. Maar ik geloof in mirakels, want vorig jaar haalden we het ook bij Piacenza. Tegen alle andere ploegen kunnen we winnen, als we goed volleyballen. Daarom durf ik te stellen dat de tweede ronde niet bereiken een zware ontgoocheling zou betekenen.”

Iets anders : een belangrijk onderdeel van coaching is psychologie. Baseer jij je wat dat betreft op literatuur of op eigen ervaringen ?

“Je werkt met verschillende karakters, met mensen die allemaal ambitieus zijn, een beetje egotrippers ook, want anders word je geen topsporter. Dat maakt inderdaad dat je het belang van psychologie niet mag onderschatten. Boeken over psychologie neem ik zelden door, maar ik lees wel veel vakliteratuur waarin het mentale aspect evenzeer aan bod komt. Zo ben ik bijvoorbeeld geabonneerd op het Nederlandse maandblad Coachen. Het interessante van dat tijdschrift is dat alle sporten aan bod komen. Ik lees Sport/Voetbal Magazine – en dat zeg ik niet om te charmeren ( lachje) – en dat noem ik ook vakliteratuur. Mij interesseert niet dat speler x of y bij Club Brugge of Anderlecht voetbalt, maar wel bepaalde analyses die trainers maken. Dan denk ik soms : tiens, zo had ik het nog niet bekeken ; of : dat vind ik bijzonder negatief voor een spelersgroep. Ook in dat geval is het interessant om daarover na te denken.”

Heb je voorbeelden als trainer ?

“Je pikt zaken op van de manier waarop buitenlandse topcoaches met hun spelers omgaan, maar echte voorbeelden ? Nee, dat niet. Over collega’s oordelen vind ik trouwens bijzonder moeilijk. Hoeveel contact heb ik met de andere trainers in de ereklasse ? Vijf minuten voor en na de wedstrijd, en een keer een korte babbel als je elkaar tegenkomt, maar meer niet. Of een trainer tactisch wat in zijn mars heeft, kan ik dan weer wel zien als ze tegen ons volleyballen. Dan merk ik bijvoorbeeld : hij speelt in op onze manier van spelen, of net niet.

“Als ik naar wedstrijden ga kijken, dan houd ik wel geregeld de coaches in het oog, ook in andere sporten trouwens. Dan constateer je wel of een trainer tactisch ingrijpt bij een achterstand dan wel emotioneel reageert ; of hij pragmatisch is, methodisch werkt of eerder met de natte vinger. Ik heb ondertussen wel al geleerd om daar niet over te oordelen. Vroeger dacht ik dat bepaalde coaches – ik ga geen namen noemen – veel te emotioneel, haast primair reageerden, nu heb ik al geleerd dat zoiets ook zijn waarde heeft. Is het alleen maar dát, dan zit je ook met een probleem, natuurlijk. Mag ik hier nog even op doorgaan ?

“Doe gerust.

“Onlangs las ik een uitspraak die me fascineerde, van ex-volleybalcoach Toon Gerbrands. Gerbrands, die nadat hij het volleybal de rug toekeerde in het voetbal terechtkwam, liet noteren : ‘Mochten we in het volleybal wat emotioneler zijn, minder rationeel, dan zouden we als sport veel verder staan qua media- en publieke belangstelling.’ Misschien fixeren wij ons inderdaad te veel op het objectieve, het cijfermatige, en moeten wij al eens durven zeggen : ‘Beuk er vandaag maar eens op los.’

“Winnen alleen vind ik niet voldoende. Een van de doelen van dit jaar is om mooi, attractief volleybal te brengen. Daarom werk ik veel op basistechniek, want een goede basistechniek verhoogt het spektakel. Als ik sommige wereldploegen bezig zie… De Russen : boenk, boenk – brute kracht – maar bijna niks pakken in verdediging. Geef mij dan maar de Italianen of de Fransen : technischer beter, sterkere verdediging. Daarin ben ik geëvolueerd : niet alleen het resultaat telt, ook het spektakel. Als Iván Márquez staat te dansen bij een break voor hij het terrein opkomt, dan vind ik dat oké. Volleybal moet ook entertainment zijn.”

Dominique Baeyens is zo te horen nog niet verzadigd ?

“Nee ( lachje). Na de eerste wedstrijd van het voorbereidingstoernooi in Beauvais maakte ik me bijzonder kwaad. Achteraf dacht ik : was dat nu wel nodig voor een wedstrijd waarin het resultaat geen belang heeft, maar de spelers reageerden uitstekend en herpakten zich. En het geeft dus ook aan dat ik nog gedreven ben, ja.”

ROEL VAN DEN BROECK

‘JA, WE ZIJN nog sterker dan vorig seizoen. ‘

‘De tweede ronde van de Champions League niet halen zou een zware ontgoocheling zijn.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content