Maxim Vandamme, de kroonprins van het Guldensporenstadion, beëindigde vroegtijdig zijn carrière wegens een heupblessure. Hij werkt nu als bediende in een transportbedrijf.

Het is maandagavond kwart voor negen en in de loods van Delca Transport in de grensgemeente Rekkem zit de dienst van Maxim Vandamme er net op. “Op maandagavond moet ik altijd blijven tot de laatste vrachtwagen binnen is, soms wel tot elf uur”, zucht hij, “maar vanavond neemt een collega het over. We zijn gespecialiseerd in containervervoer vanuit Antwerpen naar West-Vlaanderen en Noord-Frankrijk. Ik werk hier sinds vier jaar als bediende. Voordien hield ik vijf jaar lang een sportwinkel open in Dadizele, vanwaar ik afkomstig ben. Aan klanten geen gebrek, iedereen kent Vandamme nog, maar je moet zoveel materiaal opslaan dat je er wel ten onder aan móet gaan. Zeker als er dan nog eens in de buurt een zaak van een veel grotere keten opent. Ik heb er veel geld aan verloren.”

Als voetballer was hij graag gezien bij de supporters, zegt Vandamme, “maar er werd ook zeer veel van mij verwacht. Als Kortrijk niet draaide, lag het aan mij. Een god was ik zeker niet : wie bij Kortrijk speelt, is geen god. In sommige wedstrijden speelde ik wel een beslissende rol, maar in onze ploeg liepen ook Lorenzo Staelens en Djamel Zidane rond. De eerste niet meteen de opvallendste speler maar wel bijzonder nuttig voor de ploeg, en de andere allicht het grootste talent was dat ooit bij Kortrijk heeft gespeeld. Klein van gestalte, maar technisch bijzonder begaafd en erg snel. Een echt enfant terrible ook, hij deed wat hij wilde.”

Vandamme zelf zal vooral bekend blijven als de blonde krullenbol met een degelijke fysiek, een uitstekende techniek en een prima spelinzicht. Een man voor wie de mensen naar het stadion kwamen, maar iets te veel de local hero die niet het maximum uit zijn carrière heeft kunnen halen. Te lang te zeker van zijn plaats. “En dat is niet goed voor een voetballer”, weet hij. “Ik heb nooit voor mijn plaats moeten vechten, terwijl toch nu en dan echt wel nood had aan een nieuwe uitdaging, hoe leuk ik het – ondanks de haast onafgebroken strijd voor het behoud – bij Kortrijk ook vond.

“Niet dat ik geen aanbiedingen heb gehad. Ik kon naar Beveren, Charleroi en RWDM, maar in die tijd veranderde je niet zomaar van club wanneer je dat wilde. Ik had altijd graag in het buitenland gespeeld, maar die kans heb ik nooit gekregen. Dat was enkel weggelegd voor A-internationals en zelf heb ik het niet verder gebracht dan acht wedstrijden bij de beloften en drie bij de Olympische ploeg. Bij de beloften speelde ik nog samen met Lei Clijsters, bij de Olympische ploeg met Marc Degryse, met wie ik toen geregeld ging stappen. Ik steek niet weg dat ik altijd graag een pintje gedronken heb, maar ik was goed getraind en kon tegen een stoot.”

Van zijn trainers zegt hij nooit te klagen te hebben gehad. ” Grijzenhout was de beste maar ik heb ook veel gehad aan WimReyers. Hij bracht mij als jonge gast in Menen in de ploeg, maar botste bij Kortrijk op een gegeven moment op te veel tegenstand. Een vijftal spelers wilden niet langer met hem doorgaan en dat is hem fataal geworden. Daar is hij nog altijd bijzonder verbitterd over, hij is nadien nooit meer op het hoogste niveau teruggekeerd. Naar ik hoor leeft hij nu ergens teruggetrokken in de buurt van Watou en is hij vooral een natuurliefhebber geworden, die niks meer met het voetbal te maken wil hebben.

“Voor mezelf begon de miserie na een sterk jaar onder André Van Maldeghem. Ik kampte met een buikspierblessure, die het vroegtijdige einde van mijn carrière inluidde. Ik bleef spelen, nam niet voldoende rust en zat vol cortizonen. Een jaar later liep ik een noodlottige heupblessure op. Ik ben er zo goed als zeker van dat al die injecties met cortizonen daar de oorzaak van zijn geweest. Je gewrichten beginnen daar gewoon van te rotten. Na een operatie bij dokter Marc Martens kon ik niet meer lopen zonder pijn. Aanvankelijk probeerde ik het met pijnstillers en trok ik zelfs naar de befaamde dokter Müller Wohlfarth van Bayern München.

“In 1988 heb ik mijn schoenen aan de haak moeten hangen. Ik was amper 27 en moest een nieuwe heup laten plaatsen. Niet tof als je leven vanaf je zesde volledig in het teken van het voetbal staat. Plots was ik al mijn zelfvertrouwen kwijt. Even maakte ik kennis met het beruchte zwarte gat. Ik droeg in die periode maaltijden rond voor de zaak van mijn schoonvader. Gelukkig ben ik altijd correct behandeld bij KV Kortrijk, dat me de twee lopende jaren van mijn contract probleemloos uitbetaalde. Enkel de winstpremies miste ik.

“Het voetbal in eerste klasse volg ik nog amper, het wielrennen des te meer. Ik sla geen klassieker over. Overal ga ik naartoe, tot Luik-Bastenaken-Luik en de Amstel Gold race toe. Niet alleen voor de koers zelf, maar vooral ook voor de sfeer achteraf. Onze glazen zijn nooit lang leeg. En zo heb ik het nog altijd graag.”

door Stefan Van Loock

‘Ik was amper 27 en moest al een nieuwe heup laten plaatsen.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content