In 2008 degradeerde Johan Vermeersch met FC Brussels uit eerste klasse. Wat is er van het ambitieuze project overgebleven? En hoe strijdbaar is Vermeersch nog?

‘Wat er plezant is in tweede klasse? Niets!’

Op 15 september 2002 speelt Strombeek voor 3000 toeschouwers tegen Roeselare zijn eerste wedstrijd in het Edmond Machtensstadion in Molenbeek. Johan Verminnen zingt ‘In de Rue des Bouchers’, op de tribune kijkt Raymond Goethals naar de eerste sportieve stappen van wat drie dagen eerder voorgesteld is als het nieuwe project FC Brussels, door ex-RWDM-baas Johan Vermeersch. Anderhalf jaar later promoveert Brussels naar eerste, maar na drie jaar degradeert de club naar tweede.

Sindsdien is de dikke knipselmap van Vermeersch, voorheen een opeenvolging van straffe uitspraken, amper bijgevuld. Tijd dus voor een afspraak. “Kom maar naar Ternat”, zegt de bouwondernemer. Vanuit zijn bouwbedrijf leidt hij ook de club. Naast de vergaderzaal ligt de boekhouding van FC Brussels.

Vermeersch heeft een poster bij met de ploeg die in april 2004 de poort naar eerste klasse open beukte. “Ik zei voor het seizoen tegen trainer Harm van Veldhoven dat hij dominant moest voetballen. De eerste wedstrijd komt Tienen vier keer over de middenlijn en scoort vier keer. Harm vroeg me: wat nu? Doorgaan, zei ik. De volgende match spelen we thuis gelijk tegen Eupen. Weer de vraag wat we moesten doen. Ik zei hem: ‘Harm, je moet zo blijven spelen, met deze ploeg kan je niet anders.’ We zijn kampioen geworden.”

Vermeersch wijst op de spelers van de kampioensploeg: “Kijk eens naar die mannen: allemaal late twintigers, jonge dertigers. Goed om kampioen te spelen, maar zes maanden later moet je opnieuw beginnen. Dat zijn kortetermijnprojecten. Als je zo werkt, schakel je wel je eigen opleidingsprocessen uit, en dan gaat de betere jeugd snel weg. Nu werken we anders, we hebben nog slechts drie buitenlanders, maar wel zeven verdedigers uit eigen jeugd.”

Sedentaire voetballers

Het is de laatste jaren opvallend stil rond u. Bent u nog altijd niet bekomen van de degradatie?

Johan Vermeersch: “Het jaar waarin we gezakt zijn, hadden we op papier een betere ploeg dan het jaar tevoren, toen we tiende werden. Maar nog voor de herfst verloor ik een half elftal, met vijf basisspelers. De eerste ronde was meteen om zeep, en nadien konden we dat niet meer rechttrekken.”

Wat frappeerde u het meest na de degradatie?

“Het verschil tussen tweede klasse zeven jaar geleden en twee jaar geleden is een stuk groter. Niet alleen qua spelniveau maar ook wat publieke belangstelling en aanwezigheid van sponsors betreft. Het eerste jaar hebben we nog niet volop de kaart van de jeugd getrokken. Vorig jaar zijn we langzaam overgegaan naar de jeugd, want ik zag het begin van de decadentie van tweede klasse: het niveau dat zakte, de inkomsten die terugvielen. Er was bij het vorige tv-contract een voorstel om tien miljoen – gespreid over vier jaar – te geven aan de tweedeklassers, wat toen geweigerd is door tweede klasse. Iedere club in tweede zit met een exploitatieverlies, tenzij ze extra inkomsten hebben van een transfer, of van een mecenas. De voorzitter van Turnhout zei me dat ze zonder de bijdragen van de Egyptische sponsor moeten stoppen.”

Had u in eerste klasse dan geen exploitatietekort?

“Als je het goed runt, kan je in eerste klasse rondkomen, dankzij de tv-gelden. Ik heb in de jaren negentig met RWDM Europees gespeeld met twee miljoen euro. Het andere derde van het budget ging naar de afbetaling van de tribune. Met Brussels lukte dat ook min of meer. Ik moest wel telkens een beetje bijpassen, maar het waren aanvaardbare bedragen. Nu is dat anders. We hebben 1500 betalende toeschouwers, soms 2000 als het tegen een grote club gaat. Je hebt ook clubs die het proberen te rooien met sedentaire voetballers, zoals Wetteren …”

Wat voor voetballers?

“Oudere, ervaren spelers van 26 tot 30 jaar, die afgeschreven zijn voor eerste klasse maar zich nog handhaven in tweede klasse. Hoeveel voetballers uit tweede zouden er in aanmerking komen voor een plaats als titularis in eerste, denk je? Je kan ze op één hand tellen. Misschien vind je er in de hele tweede klasse twintig die deel kunnen uitmaken van een kern in eerste. Toen we de vorige keer in tweede speelden, waren dat er nog meer.”

Zijn jullie nog een profploeg?

“We trainen nog overdag, we gaan nu voluit voor de jeugd, met een vijftal jongeren die vast in de ploeg staan. Op Beveren speelden we met een verdediging die samen 76 jaar oud was: vier jeugdspelers. We spelen ook met de jeugd bij de elite, hoewel we maar een tweedeklasser zijn, en we doen het daar niet slecht. We staan vijfde, na Genk, Standard, Anderlecht en Brugge.”

Wat verdient een goeie speler bij Brussels in tweede klasse?

“Rond de 20.000 euro bruto per jaar, premies en onkosten niet inbegrepen.”

Geen grote respons

Waarom speelde u in eerste klasse al die jaren met alleen maar huurlingen, terwijl het toen al uw droom was om met Brusselaars te voetballen?

“Ze waren niet rijp, en onze structuren evenmin. Na het faillissement van RWDM in 2002 waren alle jeugdspelers weg, er was geen jeugdcomité meer. Ook qua jeugdwerking zijn we van nul moeten beginnen. Nu doen we het goed, maar we zitten nog maar op 75 procent. We moeten nog vijf scouts vinden om het Brussels gewest volledig te scannen op zoek naar talent, vanaf veertien, vijftien jaar. Intussen hebben we een schitterende accommodatie in vergelijking met het vroegere RWDM, maar we hebben nog twee velden te weinig. En dan is er nog het probleem van de bescherming van de jonge spelers. Mijn hart bloedt als ik Boyata in Engeland zie. Die is hier vertrokken op zijn veertiende en ik kon daar niets aan doen.”

Toen u het project opstartte, was het uitgangspunt dat een tweede Brusselse club naast Anderlecht, dat maar acht procent Brusselaars bij zijn abonnees heeft, leefbaar zou zijn. Er was een prachtige campagne, met reclameborden in heel het Brussels gewest, maar de grote massa is nooit gekomen.

“Dat klopt. De vaststelling is dat de Brusselaar nergens gaat kijken. Er zijn misschien 120 nationaliteiten in Brussel, maar het grootste deel weet waarschijnlijk niet eens dat FC Brussels bestaat. Een paar weken geleden speelde Union de derby tegen Ternat voor 800 man. White Star haalt in derde klasse met moeite 250 betalenden. Tel White Star, Union, Brussels en de acht procent die naar Anderlecht gaat, en je komt aan maximaal 5000 Brusselaars die naar het voetbal gaan.”

Jullie zijn nooit aan een gemiddelde van 5000 toeschouwers gemiddeld geraakt. Dat is weinig voor een bevolking van meer dan één miljoen Brusselaars.

“Voor de topmatchen zat het vol, maar gemiddeld haalden we geen 5000 betalenden, dat klopt. Eigenlijk speelde RWDM toen het in 1975 kampioen werd met een wereldploeg, ook maar voor een gemiddelde van 8500 tot 8700 man. Het grote volk is nooit gekomen. Wel hebben we een trouwe aanhang: 1000 man, plus nog eens 1000 die komen voor de topmatchen. Maar dat is te weinig als basis om aan profvoetbal te doen.”

Hoe zit dat met die 20.000 bedrijven uit het Brusselse, waar jullie uit gingen vissen?

“In eerste hadden we bijna 200 sponsors, maar de grote respons is er nooit gekomen. Misschien was de aanpak niet goed genoeg, of kregen ze te weinig respons voor hun inspanningen. Voor de grote matchen – Anderlecht maar qua recette nog meer Standard – hadden we altijd 700 eters. Maar de eindconclusie is: niet genoeg.”

Auto’s in de modder

Het eerste wat Dender na de degradatie moest doen, was de extrasportieve mensen die het pas een jaar tevoren had aangeworven ontslaan.

“Daar hebben we niet te veel last van gehad omdat we hier veel zelf doen. De boekhouding van de club gebeurt hier, door mijn bedienden, of die besteed ik uit aan bedrijven die voor mijn bedrijf werken. Door het feit dat ik de administratie hier houd, bespaar ik 20 procent op het budget, en kan ik 85 procent van ons budget besteden aan het sportieve. De meeste clubs kunnen maximaal 70 procent van het budget in het sportieve stoppen.”

Hoeveel bedraagt jullie budget nu?

“1.700.000 euro. Het laatste jaar in eerste klasse was dat 3,5 miljoen euro. Onze 622 businessseats zijn voor de helft bezet. Wel gaat 600.000 euro van ons budget naar de jeugd. Dat is evenveel als pakweg het hele budget van Doornik. Ofwel doe je daar iets mee, zoals wij nu. Ofwel doe je daar niets mee, en haal je huurlingen: dan stop je beter met de jeugd.”

Waarom doet u het toch?

“Omdat het jeugdproject van meet af aan deel uitmaakte van het project Brussels, waar in een straal van zes kilometer 8200 spelers aangesloten zijn bij de KBVB. Ik heb me in 2002 tegenover Molenbeeks burgemeester Philippe Moureaux geëngageerd dat, zo lang ik hier ben, we de sociale rol blijven spelen. Ook al weten we dat 720 van onze 800 jeugdspelers nooit de eerste ploeg van Brussels zullen halen.

“De tachtig spelers van onze elite probeer ik elk weekend aan het werk te zien. Voor 15 december ga ik nog een aantal jonge talenten een contract geven, anders zijn ze weg. Als ik ze laat gaan, kan ik mijn vrijdagen en zaterdagen beter besteden dan drie jeugdwedstrijden per weekend bij te wonen, hé. Noodzaak dwingt, maar ik heb er altijd van gedroomd te kunnen spelen met zo veel mogelijk Brusselaars. Nu zijn we daaraan toe.”

Wat is er eigenlijk plezant in tweede klasse?

( snel) “Niets. Je hebt ploegen met verschillende statuten: profs en amateurs.”

Wat moet er dan in tweede klasse gebeuren?

“In elk geval toenadering zoeken tot de Profliga, tot de cel die bezig is met de competitiehervorming. Wil men een oplossing voor tweede klasse, of wil men die niet? Tubeke en Dender hébben nu hun vernieuwd stadion, maar hoe gaan ze die afbetalingen aan de gemeente doen als tweedeklassers? Gaan we door met 24 profploegen, verdeeld in twee poules, met play-offs, of houden we het bij veertien teams? Nu rooien de tweedeklassers het met 25.000 euro tv-geld per jaar.”

Als er niets plezants is aan tweede klasse, waar haalt u dan voldoening uit om door te gaan?

“Uit de vaststelling dat we op vijf jaar tijd van niets begonnen zijn en nu al vijfde staan op de acht clubs die met hun jeugd bij de elite spelen. Uit het feit dat we hier een prachtige accommodatie neergezet hebben, waar die van Zulte Waregem onlangs nog van opkeken. En uit de opvolging van die jonge talenten. Ik praat daar af en toe individueel mee. De ene geef ik mee dat hij aan zijn kopspel moet werken, een ander maak ik duidelijk dat ik te weinig duelkracht zie. Ik doe een beetje aan postformatie. Wat ik tegenwoordig niet meer doe, is in de kleedkamer voor het bord gaan staan en uitleggen hoe wij spelen. Vroeger deed ik dat vaker, toch vijf tot tien keer per seizoen. Omdat ik me niet kon neerleggen bij wat ik zag. Ik kon niet verliezen. Ik zag wat er op het veld verkeerd liep, en dan was ik weg bij de rust, de kleedkamer in, en aan het tactisch bord zeggen wat ik verkeerd zag gaan. Twee, drie minuten maar. Daarna mocht de trainer een oplossing vinden. Vroeger had ik geen geduld. Nu een beetje.”

Was u niet beter trainer geworden, of gebleven?

“Bah, je moet daar veel tijd voor hebben. Ik praat wel graag met spelers. Maar ik heb zo veel sporters gezien die niet bezig waren met hun vak, in eerste klasse. Dat kan ik niet aanvaarden. Zo’n telefoontje uit Nederland dat een speler daar vastzit omdat hij onder invloed van drank en drugs een vrouw heeft aangereden. Pas op: als speler zijn wij ook eens op stap geweest, met Kortrijk eens na een zege op Club Brugge, tot drie uur ’s ochtends. Toen bleek dat het zo hard geregend had dat geen enkele auto meer uit de modder raakte. Maar ’s anderendaags waren we weer bezig met ons vak.”

President Kabila

Sinds de degradatie van Brussels is de persmap met uw naam bijna onaangeroerd gebleven. Doet u geen sterke uitspraken meer?

“Philippe Moureaux heeft me dezelfde raad gegeven die ik aan hem gaf: laat de media vallen. Hij houdt zich daaraan, ik ook. Behalve nu, omdat ik de mening van alle voorzitters in tweede klasse wil vertolken.”

Als u op de eerste jaren van het project terugkijkt, wat hebt u dan zelf verkeerd gedaan?

( denkt lang na) “Ik had nooit gedacht dat het zo veel geld en energie zou kosten om van nul te herbeginnen. Hier was niets meer. Het stadion was leeg en vervallen, er was geen tafel of telefoon meer. Ook met de jeugd zijn we van nul moeten herbeginnen. Je mag steun hebben van de gemeente, maar zij hebben niet de knowhow om 800 spelers georganiseerd te laten werken. Dat heeft veel energie en geld gekost, véél meer dan ik vooraf uitgerekend had. Daar heb ik me in vergaloppeerd.

“Ons veld is nu een biljart, goed gedraineerd. Voorheen was het een patattenveld. Brusselse grond is beenharde kleigrond, dus hebben we daar een laag van 60 centimeter humusgrond in aangebracht. De energie en het geld die ik daarin stak, heb ik niet in de clubstructuur gestopt. Die structuur moest met zo weinig mogelijk geld werken.

“Wat hebben mijn inspanningen nog meer opgeleverd? Steun voor alle ploegen van het Brussels gewest. Daar heb ik toch hard voor gevochten. Wij kregen vier miljoen, Anderlecht vijf miljoen, de andere teams in nationale een paar 100.000 euro. En clubs krijgen synthetische velden, waarvoor de gemeente 30 procent betaalt en het gewest 70 procent.

“Er waren ook een paar speciale momenten. Zoals toen Palestina hier een officiële interland speelde, op vraag van Unesco. Toen zijn honderden mensen me persoonlijk komen bedanken, vanuit de andere kant van de wereld. Moureaux vroeg me of we dat konden doen. Ik zei: als de veiligheid gewaarborgd kan worden, doen we dat. Die dankbaarheid van die mensen, dat heeft me getroffen. Ik, die in de ogen van velen toch een racist ben. Je weet wel waar ik het over heb, die affaire waarna ik de Congolese president Kabila aan de lijn had, met de vraag hoe dat zat.”

Die affaire-Zola heeft zwaar op u gewogen, maar ook op het project Brussels.

“Ik kreeg ’s morgens de politie aan de deur. Die speler leefde niet als god in Frankrijk, maar als god in Kinshasa. Maar hier gaat dat niet. Hier moet je de verkeersregels respecteren, je huur betalen, dat soort dingen.”

Waarom moest u daar zo emotioneel in opgaan?

“Omdat we niet goed speelden en omdat Zola Matumona een goeie voetballer was, waar we behoorlijk in geïnvesteerd hadden: toch 175.000 euro. Ik ben weinig spelers van zijn allooi tegengekomen, maar hij leefde niet voor zijn vak. Ik kreeg de deurwaarders aan mijn deur, de ene verkeersboete na de andere. Het hield niet op, terwijl hij niets presteerde. Er waren zo veel randverschijnselen dat ik het kotsbeu was en dacht: als je je niet kan aanpassen, moet je maar terug naar je land.

“Ach. Hoe gaat dat? Zo’n speler komt hier, plots hoort hij over Matonge, en het is vertrokken. Die verdwijnen in de mist. Als je er niet constant bij bent, krijg je problemen, je moet die de hele tijd kunnen opvolgen. Dat konden wij niet.”

Waarom gaat u niet gewoon golf spelen?

“Dan zou mijn schouder meevliegen met mijn golfstok. Sinds ik me op mijn achtste liet aansluiten bij Langemark, heb ik nooit iets anders gekend dan voetbal en de bouwsector. ( fier) Ik heb hier aan ons C-terrein nog een tribune neergezet met 822 zitplaatsen, in een zelfdragende constructie, niet die prefabtoestanden zoals in Eupen waarmee je de zichtbaarheid op het veld belemmert.”

Het ziet ernaar uit dat u nog even in tweede klasse blijft.

“Hoe snel onze jonge talenten progressie maken, kan ik niet voorspellen. Waar we met hen gaan raken, weet ik niet, maar om de zes maanden een ploeg huurlingen wisselen, zodat je op de duur een duiventil bent, wil ik niet meer. Ik heb dat gedaan, maar mijn conclusie was: als ik zo veel moet betalen voor wat die maar presteren, kan ik beter wat anders gaan doen.”

door geert foutré

“Ik had nooit gedacht dat het zo veel geld en energie zou kosten om van nul te herbeginnen.”

“Ik heb er altijd van gedroomd om met zo veel mogelijk Brusselaars te spelen. Nu zijn we daaraan toe.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content