Het is tegenwoordig stil rond Fred Vanderbiest, die in PO2 met zijn kustploeg niet langer in de spotlights staat, waar hij nochtans goed gedijt met zijn flamboyante gedrag. Wat maakt Vanderbiest zo speciaal? Een portret van de Brusselaar als voetballer.
Hij woont tegenwoordig in Roeselare, waar zijn carrière als voetballer haar hoogtepunt bereikte, maar Frederik Vanderbiest blijft een echt Brussels ketje. Van Sint-Jans-Molenbeek om precies te zijn. De coach van Oostende kent de buurt als zijn binnenzak, van de Mahatma Gandhilaan nabij het metrostation van Ossegem, tot de Charles Malisstraat, waar het oude Edmond Machtensstadion oprijst. Hij is nog niets vergeten: de winkels aan de Gentsesteenweg niet, en evenmin het frietkot waar de BXL Boys geregeld langsgingen.
Niettemin is Vanderbiest pas helemaal ontbolsterd op ruim honderd kilometer daarvandaan. Maar wie is de trainer van KV Oostende nu echt? Is zijn band met Brussel in rook opgegaan als een kerstboom in januari? Wat voor jongen was hij op zijn twaalfde of op zijn achttiende? Dat probeerden we uit te vissen door naar zijn heimat te trekken en het woord te geven aan mensen die hem al van kleins af kennen.
“Fred, dat was een speciaal karaktertje. Toen hij tien was, moest je niet met hem sollen in de kleedkamer. Hij liet zich toen al gelden”, zegt David Rimbold, Toche voor de vrienden. Net als zijn maat van vroeger is ook hij een Brusseleir. Ze zijn bijna op hetzelfde moment beginnen te voetballen bij RWDM en doorliepen samen de jeugdreeksen tot de A-kern. “We noemden hem ‘rosse’ en ik kan je verzekeren: als iemand op zijn tenen trapte, dan kon hij stevig uithalen.”
De toon is gezet. Vanderbiest is sinds die tijd niet echt veranderd. Noch wat zijn babbel betreft, noch wat betreft zijn gedrag langs de lijn. Al zullen degenen die hem al lang kennen, zeggen dat hij wijzer geworden is. “Toen ik hem als speler kende en hem geholpen heb om carrière te maken, pakte hij praktisch in elke match een kaart. Niet omdat hij vuil speelde, maar omdat hij een opgewonden standje was en nogal eens woorden had met de scheidsrechter”, vertelt Joël Crahay, die Vanderbiest onder zijn hoede had als coach van Walhain en Union. “Ik ben hem gaan halen toen hij net bij de A-kern van RWDM zat, maar er niet speelde. Ik heb hem verantwoordelijkheid gegeven in een familiale club waar hij zich snel thuis voelde. Hij werd al gauw mijn verlengstuk op het veld. Het is een topgast. Wanneer hij een feestje wilde bouwen, moest je niet proberen om hem af te remmen.”
Vierde vervanging
Fred is altijd een levensgenieter geweest. Maar zelfs als hij op vrijdagavond een pint ging drinken, was hij de eerste die ’s zaterdags op het veld stond en die de groep bij de opwarming als een echte leider op sleeptouw nam. “In onze tijd speelde hij op zaterdagnamiddag negentig minuten met zijn club ABSSA, hij bleef plakken in de kantine, maar speelde op zondag met ons en dan was hij de meest frisse van de hoop”, vertelt Jonathan Butera, een oud-belofte-international die ook met RWDM in eerste speelde.
“Als er één speler echt de spirit van RWDM belichaamde, dan was het Fredje wel”, zegt Daniel Renders, zelf jaren werkzaam bij Anderlecht voor hij de buren uit Molenbeek ging coachen. “Natuurlijk kan de naam Vanderbiest ook niet vallen zonder dat men mij aanspreekt op die fameuze vierde wissel op Anderlecht. Dat was hij! Ik herinner het me nog alsof het gisteren was. Hij stond te trappelen van ongeduld langs de zijlijn. Zegevieren op het veld van de aartsrivaal, dat was voor hem zoiets als de Slag bij Waterloo winnen. Hij was er klaar voor en ik wou graag dat hij mee kon genieten van dat feestje. We lachen er nog weleens om, al is het ondertussen lang geleden.
“Ergens aan het begin van het seizoen vroeg Herman Van Holsbeeck, die toen bij RWDM zat, aan mij om de A-kern over te nemen”, gaat Renders verder. “Ik heb Fred toen gelanceerd. Amper tien spelers had ik ter beschikking en dus haalde ik er enkele jongeren bij, onder wie hij dus. Hij beschikte over talent maar vooral over een karakter dat bergen kon verzetten. Hij ging door het vuur voor zijn club en zijn ploegmakkers. Een gast van goud. Op menselijk vlak was hij geen moeilijke, zolang je hem maar duidelijk maakte wat je verwachtte. Zo is hij nog altijd, hij windt er geen doekjes om.”
Ook al bleef VDB maar één seizoen bij Union, ook daar liet hij een onuitwisbare indruk na. Zijn ploeggenoten van toen prijzen zijn onverzettelijkheid. “Ik had misschien meer intrinsiek talent dan hij, maar amper een tiende van zijn doorzettingsvermogen”, herinnert Soufiane Chaïri zich. “Ik was niet zo erg close met Frederik, want hij was niet het type voetballer dat mij deed dromen. Als spelmaker had ik vooral oog voor een speler als Laurent Zaccaria. Die speelde als libero, maar had klasse te over. Daarnaast liep Fred voor twee of voor drie. Hij bestreek op zijn eentje heel het middenveld. Hij trok heel de ploeg mee en voor zijn leeftijd was hij al een ongelooflijke leider. Hij schreeuwde en vloekte als het nodig was, maar hij bleef altijd positief, ook tegenover de jongeren. Hij verwachtte van iedereen dezelfde totale inzet als hijzelf had, maar dat was gewoon onmogelijk.”
Sneeuw in de onderbroek
Ook Laurent Fasotte kende Vanderbiest bij RWDM. Als hij het over Fred heeft, herinnert hij zich vooral het warme onthaal. “We kwamen al snel goed overeen, al kenden we elkaar voordien niet. Hij was de enige die overdag werkte, hij kwam nadien rechtstreeks naar de training. Ik bewonderde hem voor zijn moed en volharding. In 2001 promoveerden we naar eerste klasse na een geweldig seizoen. In de zomer vertrok hij en dat vond ik erg jammer. In mijn tweede seizoen bij RWDM hielp hij me om een appartement te vinden. Net beneden hem! Toen hij wegging uit Brussel, heb ik dat van hem kunnen overnemen. Een mooie geste van zijn kant.”
Iedereen is het erover eens dat Vanderbiest even veeleisend was voor de anderen als voor zichzelf. Zo is hij nu allicht ook tegenover de jongeren in zijn ploeg. “We hebben daar allemaal anekdotes over, daar twijfel ik niet aan”, zegt David Rimbold, momenteel trainer bij tweedeprovincialer Wezembeek. “Ik moest lachen toen ik zijn aanvaring met Michel Preud’homme zag. Hij is nooit van iemand bang geweest. Enkele jaren geleden zou hij Preud’homme zomaar een patat gegeven hebben… Fred had het ook nooit koud. Voor een wedstrijd deed hij enkele druppels Guronsan (een oppeppend geneesmiddel, nvdr) in zijn flesje water en de machine sloeg aan. Hij speelde met korte mouwen en zonder handschoenen, terwijl wij blauw zagen van de kou. Als we bij de jeugd op verplaatsing speelden en het veld lag er modderig bij, dan zaten wij in de kleedkamer te klagen en te zuchten, maar hij zei dan: ‘Dit wordt echt een match voor mij, mannen!’ Op een dag was het veld bedekt met sneeuw. Hij pakte een van zijn ploegmaats vast, gooide hem op de grond en stak zijn kleren vol sneeuw, tot in zijn onderbroek toe. Die jongen was razend, maar Fredje moest erom lachen.”
Toche vertelt nog een andere geweldige anekdote: “Als het veld bevroren was en wij ons amper op de been konden houden en schrik hadden dat we iets zouden breken als we vielen, dan smeerde hij vaseline op zijn benen. Dat gleed beter als hij tackelde… Een gek was het!”
Voorzitter in het struikgewas
“Soms, als ik hem op tv heb gezien, heb ik ’s nachts nachtmerries over hem”, zegt Soufiane Chaïri. “Als je met hem trainde, deed je best je scheenbeschermers aan. Hij ging in het duel alsof het een competitiematch was. Hij gaf zich vijf, zes keer per week voluit op training. Ik heb nooit begrepen hoe hij dat kon. Hij was niet de draaischijf, maar wel de motor van de ploeg.”
Ook Joël Crahay, nu hoofd scouting van het opleidingscentrum van Standard, heeft een pak herinneringen aan VDB. “Ik weet nog dat we eens moesten gaan winnen op Ingelmunster om ons te plaatsen voor de eindronde. Jan Ceulemans was daar toen trainer. We wonnen met 0-3 en vierden tot diep in de nacht, samen met de Caje. Fred danste op de tafels, hij was helemaal los. Toen we vertrokken, tilde hij de voorzitter op en gooide hij hem in het struikgewas. Hij was wat aangeschoten en viel er zelf bij neer. Ik hield van Fred, zijn accent, zijn eerlijkheid, zijn openhartigheid, zijn vriendelijkheid. Een klasbak!”
Daniel Renders heeft nog vaak contact met Vanderbiest. Ook al is die nu zelf een succesvolle coach, volgens Renders is hij geen greintje veranderd. “Vorig seizoen leende Oostende Fede Vico en Fernando Canesin van Anderlecht en in het kader van mijn scoutingopdrachten heb ik hem verschillende keren teruggezien. Nu nog stuur ik hem geregeld een sms om hem te feliciteren als hij gewonnen heeft en hij antwoordt altijd. Hij is niet vergeten waar hij vandaan komt. Ook al heeft hij ver van Brussel het geluk gevonden, hij blijft een ket uit Molenbeek. Charles, zijn papa, werkt trouwens nog altijd op de Sippelberg, waar veel jonge spelers komen trainen. Ik ken hem goed, ik heb nog samen met hem bij Daring gespeeld. Het was een nogal ruwe aanvaller. Fred is bovendien iemand die niks vergeet. Hij heeft een olifantengeheugen wat voetbal betreft, alles weet hij: datums, namen, resultaten… Fenomenaal! Ik herinnerde hem onlangs nog aan iets dat jaren geleden gebeurd was. Ik moest een training stilleggen omdat het er almaar heviger aan toe ging en de andere spelers er genoeg van hadden dat Fred er zo hard invloog. Ik riep iedereen bijeen en bedaarde de gemoederen door te zeggen dat hij op een dag in eerste klasse zou spelen en dat hij de enige was die genoeg karakter had om het te maken. De anderen keken me ongelovig aan. Fred wist dat nog. En inderdaad: hij is er geraakt en die anderen niet.”
RWDM in het bloed
Als speler was ‘de rosse’ een opvliegende verdedigende middenvelder. Als hij sprong, vlogen de ellebogen in het rond, zo weten zijn vroegere ploegmaats nog. “Niet om iemand te blesseren, maar om zich te laten gelden”, zeggen enkelen in koor, met zijn eigen woorden… Nu hij trainer is, gedraagt hij zich op dezelfde manier in de kleedkamer. Hij jut zijn spelers op en verplicht hen om de ziel uit het lijf te lopen, alsof hun leven ervan afhangt.
“In Molenbeek heeft hij zich een plaats moeten veroveren achter spelers als Adrian Bakkali of Stéphane Demets“, gaat David Rimbold verder. “Bij de nationale ploeg kreeg hij nooit echt een kans aangezien hij van dezelfde generatie was als een Walter Baseggio, Kurt Vande Paar of Stéphane Stassin. Zijn carrière kwam pas echt van de grond toen hij besloot om naar Roeselare te gaan. Dat is een club zoals hij, en dat bedoel ik niet verkeerd. Geen tierelantijntjes maar hard werk.”
“Ik ben ervan overtuigd dat hij als coach niet veel verschilt van de speler die hij was”, benadrukt Laurent Fasotte. “Zijn ordewoorden zijn ongetwijfeld: discipline, wederzijds respect en vastberadenheid. En hij zal niet tolereren dat iemand zichzelf boven de groep stelt. Bij hem zijn er geen vedetten, en of je nu Canesin of Franck Berrier heet, je moet werken in het belang van het collectief. Fred is een slimme gast, ik denk dat hij op het juiste moment een stap vooruit zal kunnen zetten, zodat hij nog kan groeien in het vak van trainer.”
“Ik ben er zeker van dat hij carrière gaat maken, want het is iemand die ondanks zijn vurig temperament ook goed kan luisteren”, vertelt Joël Crahay. “In Oostende trof hij een groep in volle ontwikkeling aan en een erg ambitieuze voorzitter. Hij voelt er zich goed, ook al moet hij omgaan met enkele keikoppen als een Carl Hoefkens, Elimane Coulibaly of BjornRuytinx. Maar ik denk niet dat hij daar moeite mee heeft. Ik raad hem aan om nog één of twee seizoenen te rijpen en dan de stap te wagen naar een grotere club. Ik zie hem wel bij AA Gent of Lokeren.”
Het laatste woord is voor Jonathan Butera, die nu bij Ternat zit. “RWDM zat bij ‘de rosse’ in het bloed. Ware de club niet opgedoekt, hij zou er zeker van dromen om er op een dag terug te keren. Ik herinner me een wedstrijd tegen FC Liégeois, die op Le Pairay van Seraing werd gespeeld. Supporters van de tegenpartij hadden het op Ibrahim Kargbo gemunt toen we de bus op stapten. De eerste die in de bres sprong om zijn ploegmaat te verdedigen, was Fred.”
Frederik Vanderbiest was toen al een kerel uit één stuk.
DOOR DAVID DUPONT
“Wanneer hij een feestje wilde bouwen, moest je niet proberen om hem af te remmen.” Joël Crahay
“Als het veld er bevroren bijlag, smeerde hij vaseline op zijn benen. Dat gleed beter als hij tackelde…” David Rimbold
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier