Sport/Voetbalmagazine verzamelde de tarieven die eersteklassers hanteren voor de gewone man en goot die in een genuanceerd overzicht. Van het ticket van 7,50 euro voor een staanplaats bij STVV en Moeskroen tot het abonnement van 550 euro voor een zitje bij Bergen.

Wie wil nagaan hoe duur het wordt om komend seizoen een wedstrijd van een eersteklasser in het stadion te volgen, raakt snel verstrikt in een haast onontwarbaar kluwen van een oneindig lijkende reeks tarieven. “Studies over ticketprijzen moet je altijd met een korreltje zout nemen”, zegt sporteconoom Stefan Kesenne van de Universiteit Antwerpen. “Ze kunnen de complexiteit van de realiteit nooit exact weergeven.”

Kloof van 400 euro

Verschillen in prijzen komen er door een resem factoren. Als een bepaalde plaats bij club x duurder is dan bij club y, valt dat verschil soms te verklaren door de situering van die plaats ten opzichte van het veld of het aantal plaatsen dat van die soort beschikbaar is. ‘Een overdekt zitje achter een van de doelen’ in stadion a biedt bovendien mogelijk niet hetzelfde comfort als ‘een overdekt zitje achter een van de doelen’ in stadion b ; misschien word je bij het eerste bijvoorbeeld toch nog een beetje nat als het regent en bij het laatste niet.

Om het bondige overzicht dat Sport/Voetbalmagazine samenstelde, enigszins overzichtelijk te houden werden dergelijke dingen buiten beschouwing gelaten. Dat is belangrijk om in het achterhoofd te houden, want daardoor zeggen de weergegeven prijzen iets, maar lang niet alles.

De opgevraagde tarieven in de hoofdtabel zijn die voor een volwassen man die als supporter van de thuisploeg een gewone wedstrijd (geen topmatch) wil bijwonen en daarvoor in voorverkoop een ticket zonder korting koopt. Daarbij werden alle ‘normale’ tickets en abonnementen in acht genomen die die man zich in theorie kan aanschaffen. Met plaatsen voor vips, zitjes in de eretribune en businessseats werd dus geen rekening gehouden, wel met plaatsen die bij bepaalde clubs nu al uitverkocht zijn of sowieso uiterst moeilijk te verkrijgen zijn.

In de algemene prijzentabel springen vooral de hoge tarieven voor de goede zitplaatsen bij Bergen in het oog. Terwijl een Bergensupporter voor een abonnement voor een van de best verkrijgbare zitjes liefst 550 euro moet neertellen, krijgt een fan van Brussels een gelijkaardig zitje al voor 150 euro. De prijs bij Bergen ligt zelfs hoger dan die bij topclubs als Anderlecht en Club Brugge.

Ruimte voor prijsverhogingen ?

Sporteconoom Kesenne maakt enkele theoretische kanttekeningen bij het prijsbeleid van voetbalclubs. “Het is belangrijk om het achterliggende doel te kennen als de tarieven bepaald worden”, zegt hij. “Een mogelijkheid is dat de club zoveel mogelijk winst wil maken. Dat is iets dat waarschijnlijk opgaat bij Amerikaanse clubs, maar zeker niet bij onze Belgische clubs. Hier gaat het om een zo groot mogelijk budget bijeen te krijgen om zo de sterkst mogelijke ploeg te kunnen vormen en daarmee zo goed mogelijk te presteren. Dat heet winmaximalisatie en is dus iets anders dan winstmaximalisatie. De keuze voor het ene of het andere heeft implicaties op de optimale ticketprijs. Als die bij winmaximalisatie – los van democratische overwegingen – wordt ingesteld, ligt dat tarief hoger dan bij winstmaximalisatie. Clubs die winmaximalisatie als uitgangspunt nemen, geven meer geld uit aan transfersommen en spelerslonen. Een club die zijn stadion wil vullen, heeft dan weer nog een ander doel en moet zijn ticketprijzen een stuk lager instellen, want je gaat er redelijkerwijs van uit dat goedkopere tickets meer mensen lokken.

“Iets wat daar nauw mee samenhangt – maar moeilijk te meten valt – is de prijselasticiteit. Dat is de gevoeligheid – van in dit geval voetbalsupporters – voor prijsveranderingen. Ligt die laag, dan kun je met een verhoging van de ticketprijs je budget optrekken. Hoewel bepaalde groepen ongetwijfeld wel gevoelig zijn voor prijsstijgingen, lijkt de prijsgevoeligheid van de mensen die naar het stadion trekken, globaal gezien vrij beperkt. Een verklaring daarvoor is dat de totaalprijs van ‘naar het voetbal gaan’ meer omvat dan enkel de ticketprijs ; je moet je verplaatsen, je drinkt wat bier, eet iets …

“Ik wil niet zeggen dat de prijzen te laag zijn, maar je kan je wel afvragen of er geen ruimte is voor de clubs om via een verhoging van de ticketprijs hun budget te verhogen.

“Een element dat erop wijst dat het misschien toch niet zo gek is om de ticketprijs laag te houden, is dat loketontvangsten een almaar kleiner percentage uitmaken van het totaalbudget van een club. Gemiddeld gaat het over 30 à 35 procent. Er zijn ook nog de tv-rechten, sponsoring … De commerciële inkomsten worden belangrijker en die hangen samen met het aantal toeschouwers. Shirtreclame waar niemand naar kijkt, brengt niet veel op. En dus heb je belang bij een zo groot mogelijk publiek. Hoe krijg je dat ? Door je prijs te verlagen.”

Niet enkel de kleine man

“In de Verenigde Staten merk je een tendens om bij de bouw van nieuwe stadions niet meer te streven naar zo groot mogelijke arena’s, maar naar stadions voor pakweg 35.000 mensen. Gezelliger, comfortabeler, aangenamer, en dus de mogelijkheid om een hogere prijs te vragen. Dan zoek je niet zo veel mogelijk toeschouwers, maar beoog je een ander publiek. Het is een evolutie die ik wel zie overwaaien. Terwijl voetbal vroeger de sport was van de kleine man, wordt het meer en meer de sport van de beter ontwikkelde burger met een hoger inkomen.”

Economen zien dat trouwens al een tijdje in België, vooral in het noorden van het land. In Wallonië wordt voetbal voorlopig nog niet iets voor de middenklasse. “Dat merk je bijvoorbeeld bij Standard”, zegt sporteconoom Trudo Dejonghe van de Lessius Hogeschool in Antwerpen. “Luik is een niet zo rijke regio. Daar spelen socio-economische factoren. Ook bij Charleroi zie je dat.” Bergen is een rare uitzondering.

“Waarom zou voetbal iets moeten blijven voor mensen met een laag inkomen ?”, gaat Kesenne door. “Als je die sport voort wil laten ontwikkelen – een hoger budget, betere spelers … – dan heb je meer geld nodig. Hoe kom je daaraan ? Spreek ook de kapitaalkrachtiger kant van de bevolking aan. Die is misschien bereid om hogere prijzen te betalen als ze op een manier ontvangen kunnen worden die bij hun status past : een goed, comfortabel zitje, eventueel verwarmd in de winter, allerlei kwalitatieve catering …”

Dejonghe ziet het op een gelijkaardige manier : “Je kan een onderscheid maken tussen de sportfan en de sportconsument. De eerste groep zorgt voor de ambiance. Daar zitten ook de mensen die vlaggen en shirts kopen. De tweede groep komt kijken naar het voetbal, maar wenst iets meer. Ze willen de sfeer van de sportfans, zonder ertussen te zitten. En ze drinken achteraf liever een pint in een glas, wensen een proper toilet, geven misschien een speler graag een hand … Dat is waar het voetbal naartoe aan het gaan is, naar die groep. En de prijs van de tickets voor dergelijke plaatsen kan omhoog. Want het staat chic om te zeggen : ‘Ik heb bij Club Brugge een abonnement, in dát vak.'”

Sportfans blijven nodig

De kleine man hoeft niet uit de boot te vallen als meer aandacht zou gaan naar mensen met een hoger inkomen en de tarieven voor de beste plaatsen eventueel zouden stijgen, zegt Kesenne. “Niet alle prijzen hoeven de hoogte in. Niet iedereen kan met een Jaguar rijden, sommigen moeten zich tevredenstellen met een kleinere wagen.

“Als je voetbal democratisch wil houden, is er trouwens niets dat je belet gunsttarieven uit te werken. Je kan bijvoorbeeld een sportpas creëren waarop mensen recht hebben als hun inkomen een bepaald niveau niet overschrijdt, en daarmee krijgen ze bijvoorbeeld 50 procent korting.”

Het gevaar bij een dergelijke evolutie lijkt dat clubs uiteindelijk de kleine man toch zullen opofferen, want bij die andere mensen valt veel meer geld te rapen. “Een club die de zaken puur financieel bekijkt, zou zo kunnen redeneren”, aldus Kesenne. “De vraag is natuurlijk of je je stadion vol krijgt met één categorie.” Dejonghe zegt : “De sportfans heb je sowieso nodig voor de sfeer. Zij moeten je stadion vullen, de zaak populair houden in de regio.”

“De overheid zal nooit toestaan dat het voetbal onbereikbaar wordt voor mensen met een laag inkomen”, besluit Kesenne. “Ze kan desnoods ingrijpen. Perfect verantwoord, want je zou kunnen zeggen dat voetbal de nationale sport is. Het is geen louter private aangelegenheid, er is ook een publiek aspect, het straalt ook af op het imago van je land.” S

door kristof de ryck

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content