Wat moeten Philippe Gilbert en Tom Boonen doen om de Classicissima aan hun palmares toe te voegen?

Met Philippe Gilbert, Tom Boonen en eventueel Gert Steegmans presenteren zich drie Belgische favorieten voor Milaan-Sanremo, de eerste grote eendagskoers van het seizoen. Maar hoe win je de verraderlijke Primavera? We vroegen het Jo Planckaert en Eric Vanderaerden, twee Belgen die iets hádden met Milaan-Sanremo, maar zich desondanks nooit tot koning van de Via Roma konden kronen. Dat steekt bij de ene al wat meer dan bij de ander.

Voor Jo Planckaert bleek vierde zijn beste resultaat. In 2002 was dat, het jaar dat Mario Cipollini won. “En het frustrerende was: vlak voor de Via Roma zat ik nog perfect in zijn wiel. Maar ik liet me wegdrummen – onvergeeflijk, natuurlijk. Nu, als ik echt eerlijk ben: winnen van Cipollini was me sowieso niet gelukt. Om de grote sprinters te kloppen was ik net dat beetje te traag. Tweede, derde en vierde: dat waren altijd mijn plaatsen. Het is het verhaal van mijn carrière.”

Eric Vanderaerden leek lange tijd voorbestemd om de Primavera te winnen. Na zijn knappe derde plaats in 1984 sprak de toen 22-jarige Vanderaerden ook stoer die ambitie uit. Dichter dan een tweede stek in 1987 en een derde in 1991 zou hij echter nooit komen. “Spijtig, want het was een koers die binnen mijn mogelijkheden lag. Maar op de dag van de wedstrijd bleek er altijd minstens eentje net iets beter. Dat is iets om af en toe slechtgezind over te zijn, wanneer je er nog eens aan denkt.”

Om ervoor te zorgen dat hun opvolgers zichzelf nooit die bedenking moeten maken: vijf eenvoudige tips om Milaan-Sanremo te winnen.

Tip 1: Krachten sparen

Hoe zwaar is Milaan-Sanremo eigenlijk? Als zelfs Mario Cipollini er kan winnen … “Het parcours is inderdaad niet heel selectief, maar je moet wel bijna 300 kilometer verwerken en dat is niet iedereen gegeven”, weet Jo Planckaert. “De winnaar is in ieder geval nooit een kermiscoureur. Typisch denk je aan een sprinter met een lange adem, een die na al die kilometers nog explosief kan zijn aan de meet.”

Wat denk je als je aan een koers van bijna 300 kilometer begint, een afstand waar velen al tegen opzien om het met de auto te doen? “Dat is blazen hè”, erkent Planckaert. “De Italianen wrijven het er ook echt in. Al na vijf kilometer koers zetten ze een bordje: nog 290 kilometer te gaan. En na tien kilometer wéér een. De moed zou je in de schoenen zinken. Een terugkerend grapje in het peloton, als je zo ongeveer 150 kilometer gedaan hebt, is dat er iemand luid roept: ‘Zeg mannen, nog een hele koers voor de boeg hé.’ ( lacht)”

Op papier oogt de Turchino de zwaarste klim, niet de bekendere Cipressa of Poggio. De Turchino ligt echter vroeg in het parcours. De koers breekt meestal pas los vanaf de zone van de capi, met eerst de lichtere Capo Melo, Capo Cervo en Capo Berta. Dan volgt de Cipressa en natuurlijk de beruchte Poggio, wat overigens letterlijk ‘kleine heuvel’ betekent. Vroeger heette de Poggio het wapen om de sprinters af te maken, maar de rappe mannen van nu hebben geen schrik van een klim die uiteindelijk maar 3,7 kilometer lang is en slechts een gemiddeld stijgingspercentage van 3,7 heeft. In de Tour is dat hoogstens een berg van derde categorie, al doet hij zo diep in de koers natuurlijk wél pijn. “Het zijn niet alleen de kilometers, maar vooral de snelheid in de finale die velen doet sneuvelen op de Poggio”, vult Eric Vanderaerden aan. “Probleem is dat er voordien nog zo weinig volk gelost is. Als de wind een beetje meezit, dan rij je in Milaan-Sanremo probleemloos 60 per uur hè. In zulke omstandigheden is het zenuwachtig koersen, omdat het peloton te druk is. Niet iedereen kan daarmee om. Voor de pure sprinters blijkt het vaak te slopend. Zij moeten het afleggen tegen wat ik rappe mannen met inhoud noem. Een Boonen of een Petacchi kunnen veel meer dan gewoon een spurtje trekken hé.”

Tip 2: Recht blijven

Op de weg tussen Milaan en bloemenstad Sanremo vallen ze steeds als vliegen, zeker als het geregend heeft. Te voorzichtig koersen is echter ook uit den boze, want één keer te vroeg in de remmen is meteen tientallen plaatsen verloren. Wat weer kilometers afzien inhoudt om opnieuw in positie te raken. Milaan-Sanremo een loterij? Dan vooral op dit vlak. “De snelheden liggen in de Classicissima zó hoog. En je volgt de kustlijn, wat voortdurend draaien en keren betekent”, weet Jo Planckaert. “Maar iedereen wil wel vooraan zitten als de bergjes eraan komen. Dat zijn 200 man die allemaal in de eerste tien willen rijden. Daar komen vanzelf ongelukken van. Milaan-Sanremo is levensgevaarlijk. Meer dan gelijk welke andere koers.”

“Het is een zenuwenspel”, bevestigt Vanderaerden. “Iedereen weet dat het hier echt telt. Ieder foutje wordt cash betaald.” Vandaar de dubbelzinnige bijnaam van Milaan-Sanremo. La Primavera betekent de lente. Maar dat het ook la prima vera is, de eerste echte, daaraan twijfelt geen man.

Tip 3: Wachten

Iedereen houdt van aanvallers, maar de geschiedenis van de Primavera noopt tot realisme. Sinds Claudio Chiappucci in 1991 (!) overleefde geen enkele vlucht van voor de capi tot de finish. De laatste tien jaar eindigde Milaan-Sanremo slechts twee keer niet in een rechttoe rechtaan sprint: in 1999 ( Tchmil) en 2006 ( Pozzato). Wachten, wachten en daarna nog een beetje wachten, is dus het devies. Zal een volbloed Sturm und Drangcoureur als Philippe Gilbert zich wel kunnen inhouden? “Hij zal moeten, wie met krachten morst, is sowieso verloren”, stelt Jo Planckaert. “Het probleem voor mannen als Gilbert is dat de ploegen veel beter georganiseerd zijn dan vroeger. Alles wordt minutieus uitgetekend. Die helper is voorzien voor die berg, die subtopper neemt over op 800 meter van de meet … Begin daar maar eens tegen hé. En tactische fouten worden bijna niet meer gemaakt.”

Vorig seizoen waagde Gilbert samen met Riccardo Riccò een spectaculaire jump op de Poggio. Maakt zo’n manoeuvre eigenlijk wel kans? Planckaert haalt de schouders op: “Wegspringen op de Poggio kan alleen als je geweldig sterk bent. Die inspanning volhouden tot aan de finish wordt erg lastig. Bijna onmogelijk zelfs. Maar met de benen die hij nu heeft, zal Gilbert het zeker opnieuw proberen. Wat kan hij anders? Mijn pronostiek blijft toch dat de sprintersblokken elke ontsnapping tijdig kapot zullen rijden. De ploegen van Petacchi en Freire gaan de zaak controleren. De rol van Quick Step wordt wel interessant. Mogelijk gooien zij roet in het eten door een Bettini weg te sturen en in het peloton te doen alsof hun neus bloedt. Maar ik weet niet of dat gaat pakken. Iedereen weet dat Tom Boonen uiteindelijk hun échte troef is.”

Door wegenwerken is er dit jaar trouwens géén aankomst op de Via Roma. De alternatieve finish ligt nog 500 meter verder van de Poggio. En 500 meter is lang voor een vluchter die een jagend peloton probeert voor te blijven. Vrijbuiters kunnen zich optrekken aan het feit dat er met La Mànie een extra berg werd opgenomen. Zij het dan wellicht veel te vroeg in het parcours om veel verschil te maken.

En waarom niet met een late uitval, zoals genaturaliseerde Belg Andrei Tchmil deed in 1999? “Dat was een manoeuvre uit de duizend en Andrei zal mij wel vergeven als ik verklap dat hij het een beetje aan mij te danken heeft”, lacht Planckaert. “Hij had, eigenlijk onverwacht, de kop van het peloton genomen. Ik zat in zijn wiel en ik voelde dat de meute één momentje stilviel. Dus roep ik: ‘Allez, Andrei, attaque!’ Waarop hij vertrekt en ik professioneel het gat laat vallen. Tchmil pakt 30 meter en ze zien hem niet meer terug. Geluk hoor, want die kleine hapering kan je niet plannen of uitlokken. En een fantastische prestatie van Andrei, want zelfs met die kleine verslapping reed het peloton in een moordend tempo.”

Tip 4: Time je sprint

Het lijkt een banale tip, maar in wat Oscar Freire altijd ‘het WK van de lente’ noemt, is het wel meestal het recept voor succes. “Milaan-Sanremo is géén loterij”, benadrukt Eric Vanderaerden. “Het is eigenlijk simpel: de beste sprinter, degene die zijn eindspurt het best ingeschat heeft, wint. Je moet daar een tikkeltje geluk bij hebben, ja, maar in welke koers is dat niet zo?”

Vanderaerden valt als coureur in feite perfect met Tom Boonen te vergelijken. Beiden zijn/waren ze een combinatie tussen een oer-Vlaamse kasseistamper en een topsprinter. Voor Vanderaerden was het altijd net niet in La Primavera, mogen we die redenering dan ook doortrekken naar Boonen? “Dat zou jammer voor hem zijn”, vindt Vanderaerden, die erkent dat de overeenkomsten tussen hen twee groot zijn. “Zeker als sprinter zijn we helemaal gelijkaardige types. Ook ik was meer de man van de macht dan een zuivere finisher. Als klassiek renner staat hij op een hoger niveau dan ik, moet ik toegeven. Ik stel daar mijn goeie prologen en tijdritten tegenover”, knipoogt Vanderaerden. “Boonen kan winnen in Sanremo, net zoals het voor mij ook had gekund. Maar het moet meezitten. Hopelijk heeft hij er meer geluk dan ik.”

De statistieken zijn Boonen overigens almaar gunstiger gezind. In 2006 eindigde hij vierde, vorig seizoen werd dat al een derde plek. We weten kortom wie er volgend jaar wint.

Tip 5: Leef ervoor

Om te winnen in Milaan-Sanremo moet je die dag top zijn. Niet in opbouw naar de beste conditie, maar absoluut top. Voor de Belgen ligt dat door de plaats op de kalender vaak moeilijk. Twee weken later volgt immers al de Ronde van Vlaanderen. Het is niet helemaal toeval dat er sinds 1981 ( Fons De Wolf) geen enkele geboren Belg de Primavera won. Tom Boonen was toen nog geen half jaar oud. Philippe Gilbert moest nog geboren worden.

Er zijn trouwens weinig niet-Italianen die echt houden van de Primavera. “Dat moet een beetje in je bloed zitten. Ik reed Milaan-Sanremo erg graag”, vertelt Jo Planckaert met passie in de stem. “Tijdens die koers hangt er magie in de lucht, ik kan het niet anders omschrijven. Ze kloppen dat ook wel een beetje op. Voor de start komt er bijvoorbeeld een pater het peloton zegenen zodat je echt het gevoel krijgt dat je aan een heilige tocht gaat beginnen. Bij mij pakte dat, ik ging altijd helemaal op in de Primavera. En de Italianen nog meer natuurlijk. Voor hen is die wedstrijd wat de Ronde van Vlaanderen voor ons is.”

Tot slot misschien een pronostiek van de beide tipgevers? Planckaert en Vanderaerden tonen zich opvallend eensgezind: “Petacchi, Boonen, Freire op het podium. De volgorde hangt af van de vorm van het moment.” S

door jef van baelen

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content