Met een paar stevige transfers hoopt Standard dit seizoen toch nog aan voetballen toe te komen.

Wanneer Laszlo Bölöni na een door Standard weer niet gewonnen wedstrijd iets wil zeggen, houdt iedereen zijn hart vast. Dit keer verrast de Standardtrainer, er volgt geen uithaal naar een van de talloze vijanden die hij overal rondom zich ziet. “Ik wil gewoon zeggen hoe geweldig ik de sfeer hier op Mechelen vond, net als vorig jaar.” Op Mechelen toonde Standard sportief beterschap. “Meer door ons trui-tje nat te maken dan met talent”, gaf de bezoekende trainer toe. In totaal won Standard buitenshuis (Moeskroen inbegrepen) slechts 3 van zijn 13 wedstrijden, in totaal goed voor amper 13 punten op 33.

Voor het seizoen tipten de meeste kenners de Rouches zonder aarzelen als toekomstige kampioen. De dag voor de Europese verplaatsing naar Ajax antwoordde Anderlechtvoorzitter Roger Vanden Stock na enig aarzelen op de vraag wie hij als de grootste titelconcurrent beschouwde: “Toch Standard.” Maar als Standard komend weekend thuis niet wint van KV Kortrijk, wordt zelfs deelname aan play-off 1 een moeilijke opgave. “Als Standard niet bij de eerste zes eindigt,” relativeerde voorzitter Luciano D’Onofrio half december nog, “moeten we in play-off 2 gewoon zevende worden en zo Europees voetbal halen.”

Dat hij niet zwaar had geïnvesteerd in de voorbereiding op dit seizoen, daar had de baas van Standard op dat moment ondanks de zwaar tegenvallende competitieresultaten nog geen spijt van. “Wie had mij gegarandeerd dat een paar dure aankopen en een bredere kern wél garant hadden gestaan voor betere resultaten?” Acht uur na het gesprek werd zijn club in eigen stadion door Kortrijk uit de beker gebonjourd, waardoor het de kortste weg naar Europa miste. Maar ook na de nederlaag tegen Anderlecht, waarin zijn ploeg na de uitsluiting van Witsel zielloos ronddobberde, greep D’Onofrio niet in.

Klare kijk

Sinds de degradatie van Antwerp met een ex-international als voorzitter, is Luciano D’Onofrio in de hoogste klasse de enige clubleider die zelf in eerste klasse heeft gevoetbald. Weliswaar slechts gedurende één seizoen (1980/81), toen Robert Waseige hem van vierdeklasser Bas-Oha naar Winterslag haalde, later ook in de hoogste Portugese klasse, bij Portimonense, waar een beenbreuk in 1983 het einde van zijn voetballoopbaan inhield. Wat hij van zijn parcours van vierde klasse naar het buitenland onthouden had, zei hij in een interview bij zijn terugkeer uit Portugal (waar hij manager van FC Porto was) in maart 1994: “Met hard werken kom je overal, op voorwaarde dat je een klare kijk op de zaak houdt en in iedere situatie zelf de mogelijkheden kunt peilen.”

Paniekvoetbal is niet aan de baas van Standard besteed. De laatste jaren maakt hij liever zelf spelers dan ze duur in te kopen. Te lang heeft hij op een creatieve wijze het jaarlijkse tekort op de clubbegroting moeten wegwerken om nu het geld langs ramen en deuren buiten te gooien. Maar de laatste dagen wijkt hij wél af van dat zuinige inkoopbeleid. Met Koen Daerden en Sébastien Pocognoli trok hij voor het eerst sinds lang nog eens twee namen aan die direct garant moeten staan voor een sportieve meerwaarde. Voor Pocognoli, die zaterdag al afscheid nam van zijn ploegmaats bij Alkmaar, wordt gewag gemaakt van een investering van twee miljoen euro. Zo veel betaalde Standard niet meer voor een speler sinds het in 2000 bij Gent Ole Martin Aarst weghaalde. Vergeleken met de prijs die Club Brugge in 2006 voor Koen Daerden aan Genk betaalde (vier miljoen euro) haalde de Luikse club hem voor een prikje (625.000 euro), maar zijn aanzienlijke salaris getuigt van het verwachtingspatroon dat Standard in Daerden (die zondag degelijk debuteerde) stelt.

Trainer van het Jaar

Toen Laszlo Bölöni eind vorig seizoen werd uitgeroepen tot Trainer van het Jaar, kreeg hij meer dan dubbel zoveel stemmen als het nummer twee ( Michel Preu-d’homme). Bij een grote spelersenquête in eerste klasse in mei antwoordde 36 procent van de respondenten op de vraag onder welke andere trainer ze graag eens zouden werken: Laszlo Bölöni. Van de Standardspelers gaf 75 procent aan dat ze ‘heel veel’ van hun trainer hadden geleerd. Geen enkele andere coach haalde bij zijn eigen club zo’n score.

Zes maanden later heeft de Roemeen nog amper krediet over. Zich geliefd maken binnen de spelersgroep was voor Bölöni nooit een prioriteit. Terwijl Preud’homme de spelers naar buiten beschermde, aarzelde Bölöni niet om ze in het openbaar te bekritiseren. Toen hij vorig seizoen verrassend Eliaquim Mangala opstelde als vervanger voor Dante in plaats van belofte-international Lan-dry Mulemo, die door de clubleiding naar voren werd geschoven, zei de trainer vlakaf: “Wat Mulemo tot nu toonde, was niet genoeg.” Vorige week toonde hij dan weer zijn menselijke kant toen hem gevraagd werd of hij nooit had overwogen om Axel Witsel tegen Anderlecht niet op te stellen: “Hebt u al geprobeerd om u één seconde in de huid van die jongen of zijn vader te verplaatsen en te voelen wat hij allemaal over zich heen krijgt?”

Bij de buitenwacht verloor hij veel respect omwille van zijn herhaalde uitvallen naar alles en iedereen, maar vooral omdat hij Standard niet meer aan het voetballen krijgt. Het dominante voetbal waarmee Standard vorig seizoen meer dan een halfjaar eerste klasse én de Europese tegenstand overvleugelde, veranderde in afwachtend paniekvoetbal op eigen helft, met de lange bal naar Dieumerci Mbokani en Milan Jovanovic, die voorin op een eiland spelen. Thuis tegen Anderlecht was de Standardverdediging kaas met gaten. Het middenveld komt niet aan voetballen toe, al toonde Witsel zondag, net als voor zijn uitsluiting tegen Anderlecht, beterschap.

Tegen Anderlecht vroeg iemand Bölöni waar de vlotte combinaties langs de flanken naartoe waren, die Standard vorig jaar wel toonde en waar in de topper alleen Anderlecht mee uitpakte. Het antwoord van de trainer was veelzeggend: “Ik stel dat ook vast, maar ik ga dat probleem hier niet analyseren.”

Dat het op het veld verkeerd liep, haalde de trainer al aan in de oefenwedstrijden. Uiteindelijk vatte hij het seizoen aan met acht titularissen van het kampioensteam. De vervangers haalden niet de 150 procent van hun mogelijkheden waar trainer en directie op hoopten, maar hooguit 70 procent.

In de uitslag van het referendum voor Trainer van het Jaar wordt, ondanks zijn kwaliteiten die nog dezelfde zijn als een jaar geleden, Bölöni’s naam dit jaar niet in de top tien verwacht. Hemel en hel zijn voor trainers gewoon twee zijden van een straat. Voor je het weet, sta je aan de overkant.

door geert foutré beelden: reporters

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content