Geen betere tegenstander dan hekkensluiter Oostende om een ziek Anderlecht na het ontslag van Hugo Broos weer vertrouwen te geven, leek het. De realiteit was anders.

Wéér mocht Yasin Ka-raca niet op zijn favoriete plek spelen toen hij bij Oostende een kwartier voor tijd inviel. Karaca’s beste plaats is achter de spitsen, maar spitsen had Oostende niet meer in de slotfase, enkel een dubbele afweergordel voor eigen doel. Had KVO-trainer Herman Vermeulen medelijden met de zieke thuisploeg toen hij na de uitsluiting van Marco Nijs ook nog zijn twee resterende aanvallende spelers naar de kant haalde ?

Iemand had Vermeulen na afloop het boek moeten toestoppen dat hij zelf ooit schreef over voetballen in zone, ‘De zone van de waarheid’. Oostende voetbalde op Anderlecht na de rust wel degelijk in zone, zij het op een strook van twintig meter aan de rand van het eigen strafschopgebied. Toen Eric Joly halfweg de tweede helft als meest vooruitgeschoven bezoeker bij de middenlijn in balbezit kwam, duwde hij de bal gewoon in het niets, ver op de Anderlechthelft waar zich geen Oostendenaar en ook geen Anderlechtverdediger meer bevond.

Maar de genadeslag die iedereen, Oostende incluis, tot de slotminuut verwachtte, kwam niet. Machteloos bleef Franky Vercauteren, voorheen altijd in trainingspak maar nu in een vlot jasje, langs de zijlijn aanwijzingen geven aan de steeds meer geïrriteerde thuisspelers. Even het gaspedaal induwen en het tempo zo hoog opvoeren dat de Oostendse muur uit elkaar viel, lukte Anderlecht niet. Niet omdat Oostende het spel van de thuisploeg ontregelde en gevat de geboden ruimte benutte : daar kwam het na een paar initiële prikken niet eens meer aan toe. Geen enkele bal pakte thuisgoalie Jan Van Steenberghe nog na Nijs’ onverwachte goal. Anderlecht zelf vergat als een waardige titelkandidaat te voetballen. Natuurlijk kreeg het kansen te over om de klus te klaren, maar enkel pech bij het afwerken verklaart de nederlaag niet. Wie verwachtte dat een gemotiveerde thuisploeg na de trainerswissel furieus uit de startblokken zou schieten, kwam bedrogen uit. Vanaf de aftrap serveerden de Brusselaars alleen maar wandelvoetbal. Het Oostendse doelpunt schudde na een klein halfuur de ingedommelde toeschouwers wakker : tot dan was er geen halve kans, geen mooie actie te zien. Pas in de veertigste minuut plukte KVO-doelman Habran een rollertje van Jestrovic van de grond.

Achteraf haastte Vercauteren zich te zeggen dat hij zijn spelers niets verweet, dat er nog veel werk is eer sommigen weer een gepast niveau zullen bereiken. Op een tactisch concept wil Vercauteren zich niet laten vastpinnen. “Als ik zeg dat we 4-4-2 gaan spelen en we doen dat één keer niet, krijg ik het anders meteen op mijn neus.” Op een tactisch concept kán Vercauteren zich ook niet laten vastpinnen : dat hééft Anderlecht namelijk niet. Terecht wil Vercauteren de komende maanden enkel aan realpolitik doen : “Voor mij telt werk op korte termijn. Dat betreft de eerste twee plaatsen, die recht geven op deelname aan de Champions League.”

Nochtans werd Anderlecht voor het seizoen algemeen beschouwd als dé grote titelkandidaat, de belangrijkste kandidaat om zichzelf als kampioen op te volgen, nadat het de volledige kern van de kampioenenploeg behield en aanvulde met Mbo Mpenza, vorig jaar een van Belgiës betere voetballers. Waarom kan een versterkt Anderlecht dit jaar niet wat vorig jaar wél lukte met Hugo Broos ? Ligt het enkel aan het vertrek van Ivica Mornar, die altijd en overal oorlog maakte en als een echte woelwater in de spits de verdedigers van de tegenstander terroriseer- de ? Niet toevallig zakte Anderlecht na Mornars vertrek ook in de tweede helft van vorig seizoen geleidelijk weg.

Aan talent heeft Anderlecht geen gebrek. Eigenlijk heeft dit team geen trainer nodig om de verzwakte tegenstand in de Belgische competitie op te eten. Maar het oog van de meester maakt nog altijd de paarden vet. Dat viel bijvoorbeeld op bij AA Gent, waar de beperkte thuisspelers zich vorige week tegen Anderlecht onder het strenge oog van Georges Leekens de ziel uit het lijf liepen om druk te zetten op Anderlecht. Ook toen hadden de Brusselaars daar geen antwoord op. Vroeger wachtten de kleinere ploegen Anderlecht ook met getrokken messen op. Toen volstond het dat een paar spelers even het tempo opdreven om gauw het verschil te maken.

Spelers die dat uit zichzelf kunnen of willen opbrengen, heeft Anderlecht tegenwoordig niet meer. Voetballen kunnen Pär Zetterberg en Walter Baseggio nog altijd heel goed, het verschil (helpen) maken lukte ze dit seizoen nog niet. Nog maar twee keer slaagde Anderlecht er dit jaar in tempo te maken waar de tegenstander niet meer onderuit kwam : tegen Benfica en in de tweede helft tegen Club Brugge. Gelukkig voor Anderlecht zijn de meeste tegenstanders in de Belgische competitie tegenwoordig zo zwak dat het vaak vanzelf naar de zege wandelt en de motor niet meer moet aanzwengelen om het verschil te maken.

Die motor aanzwengelen kon Hugo Broos niet meer. Broos gaat ervan uit dat een prof op dit niveau uit zichzelf weet wat van hem verwacht wordt, maar zag hoe zijn vedetten zichzelf niet meer konden opladen en motiveren. Zelf kon hij ze daar ook niet toe bewegen. Anderlecht, merken kenners op, heeft geen trainer nodig die spelers individueel beter maakt, maar een dictator onder wiens dreigende blik ze scherper gaan spelen, of een leraar die ze leert hoe hun kwaliteiten op elkaar af te stemmen, zoals dat bij Club Brugge wekelijks gebeurt. Bertrand Crasson, zelf geen uitblinker in zijn laatste jaar bij Sporting, vergeleek de komst van Broos met een terugkeer naar de Middeleeuwen : Broos ging ervan uit dat Anderlecht nog zoals in zijn spelerstijd kon teren op een flits van Jan Mulder, Paul Van Himst of Robby Rensenbrink om het verschil te maken, net zoals Aimé An- thuenis te vaak het resultaat liet bepalen door een paar acties van het duo Jan Koller-Tomasz Radzinski.

Europees merkte Anderlecht dit jaar wél hoe ook gerenommeerde tegenstanders goed georganiseerd spelen en qua scouting zichtbaar hun huiswerk maakten. Daarom zoekt manager Herman Van Holsbeeck niet alleen een nieuwe trainer die Anderlecht mooi kan laten voetballen, naar de stijl van het huis, maar ook een coach die de vedetten tactisch kneedt zonder het verlies van hun specifieke kwaliteiten. De komende weken wil Anderlecht nagaan of het met Franky Vercauteren die man al in eigen rangen heeft dan wel of het de namen op zijn verlanglijstje moet contacteren. Trond Sollied bijvoorbeeld, waarvan sommige bestuurders al jaren gecharmeerd zijn, of Albert Cartier, de trainer van La Louvière die zich na de nederlaag met de plofbal zo lovend uitliet over Anderlecht dat zijn persbabbel als een spontane sollicitatie geïnterpreteerd kon worden.

Komt zo’n man er niet, dan wordt er volgend jaar wéér gewandeld in het park, tot groot ongenoegen van de bezoekers op de tribunes.

door Geert Foutré en Bruno Govers

Op een tactisch concept kan Vercauteren zich niet laten vastpinnen : dat hééft Anderlecht namelijk niet.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content