Peter t'Kint
Peter t'Kint Redacteur bij Sport/Voetbalmagazine

Marius Mitu zag zwarte sneeuw, maar nu schijnt de zon voor het nummer 99, die eigenlijk nummer 100 wilde zijn. Dit is het verhaal van een Roemeen over omkoperij, chantage en zoveel meer.

Na een kwart van de competitie is Lierse SK de vice-leider in de eerste klasse. Dat dankt de Pallieterclub aan een gunstige kalender (al vijf thuiswedstrijden), maar ook aan de kwaliteitsinjectie die ze kreeg vanuit Molenbeek. Emilio Ferrera werd trainer, Jimmy Smet kwam de verdediging versterken, en op het middenveld zet behalve Marc Schaessens vooral Marius Mitu de lijnen uit. Zo is Mitu (26) eindelijk daar aanbeland, waar velen de bij topclub Steaua Boekarest opgeleide Roemeen al langer zagen: bij een goede subtopper.

Uit welke familie kom je?

Marius Mitu: Ik ben een jongen uit Boekarest zelf. Mijn vader is piloot bij Tarom, de nationale luchtvaartmaatschappij. Voor hij begon te werken was hij ook voetballer, maar de combinatie sport-werk lukte niet. Mijn oudere broer, die nu 34 is, voetbalde vroeger ook. Ik heb ook nog een halfzus, want mijn ouders zijn gescheiden toen ik vijf was. Mijn vader hertrouwde en kreeg bij zijn nieuwe vrouw nog een dochtertje. Toen ik zes was, sloot ik me bij Steaua aan, en daar voetbalde ik tot mijn achttiende.

Hoe was het leven in Boekerest?

In de tijd van Ceaucescu was het beter. Ja, hoor: weinig werkloosheid, weinig honger. Nu is er veel armoede en veel werkloosheid. Dat wij het goed hadden, had niet zozeer te maken met mijn vader, want het was mijn moeder die mij en mijn broer opvoedde. Zij werkte in een fabriek en woont sinds haar pensioen in bij mijn broer, zijn echtgenote en dochtertje. Makkelijk was het niet voor haar, maar essentiële zaken zoals eerstelijns gezondsheidszorg waren in orde. Jullie krijgen geen geneesmiddelen zonder voorschrift, maar als wij in Roemenië ziek waren, stapten we gewoon een apotheek binnen en kregen we wat we nodig hadden. Zónder voorschrift.

Achteraf bekeken heb ik een gelukkige jeugd gehad, gelukkiger dan de jongeren van nu. Zij komen niet meer op straat, voetballen niet meer, maar hangen voor de televisie, de computer of kijken dvd. Wij konden kiezen uit drie tv-kanalen: twee Roemeense en een Bulgaarse, die om elf uur stopten met uitzenden. Dan speel je automatisch veel buiten. Achter ons woonblok lag een kleine terreintje waar we voetbalden, desnoods met blikjes. Discotheken hadden we niet.

Kon jij je vinden in de idealenvan het communisme ?

Daarvoor was ik te jong. Ons viel vooral de afwezigheid van een buitenwereld op, pas na de val van de president is de wereld voor ons open gegaan. Ik was dertien bij de val van het communisme, dan wil je vooral dat alles zonder bloedvergieten verloopt, maar blijkbaar kon dat niet. Ceaucescu verdiende het niet direct terechtgesteld te worden, vond ik, ook al merkte je later het grote verschil met de rest van de wereld. Toen ik in 1990 met de nationale ploeg naar Frankrijk ging voor een toernooi, was dat een echte cultuurschok. Iedereen kocht zich te pletter. Zaken als westerse chocolade, die wij niet hadden.

Steaua was de legerploeg. Koos je voor hen omdat het in de buurt was ?

Inderdaad, een kwartiertje en ik was er. Iedereen kon er zich aansluiten, maar de club was eigendom van het leger. Het stadion lag net naast de kazerne, de toeschouwers gingen in militair uniform op de tribune zitten. Militairen zorgden voor het onderhoud van het veld, maakten de kleedkamers schoon… Steaua was een topploeg die geregeld Champions League speelde, een team met uitstraling, de beste van het land. Ik raakte er tot op de bank, maar niet in de ploeg. Mijn broer zei, hard maar eerlijk : ‘Hier heb je je plaats niet, zoek maar elders een team’. Hij vond dat ik als achttienjarige vaker moest kunnen spelen dan één wedstrijdje op tien. De clubleiding vroeg me om geduld te oefenen, want ze hoopte uitgaande transfers te doen en dan had ze vervangers nodig. Het probleem was echter dat ze mij geen contract wilden geven. Geen contract, maar ook geen vrijheid. Tenslotte hebben ze me zes maanden uitgeleend aan een satellietclub in tweede afdeling, waar ik ritme opdeed. Maar toen moest ik terug, opnieuw zonder dat ik een contract kreeg.

Hoe kwam je dan in 1995 bij La Louvièreterecht ?

Met de nationale ploeg onder achttien speelden we een toernooi in Kameroen. Fantastische gebeurtenis: twee wedstrijdjes gespeeld en veel plezier gemaakt. Het was er warm, er waren mooie meisjes en wij hadden geld. Freddy Smets, trainer van La Louvière, zat er ook. Hij is nadien naar Roemenië gekomen voor een andere speler. Die bleek te duur te zijn en toen vernam hij dat ik vrij was. We hebben eerst Steaua nog om toestemming gevraagd of ik naar België mocht, maar toen het antwoord opnieuw njet was en ik opnieuw geen contract kreeg, ben ik zonder toestemming afgereisd.

Sprak je wat Frans?

Geen woord. Een klein beetje Engels. Gelukkig ontfermde de secretaris van de club ( Jean Mora, nvdr) zich over mij, ik kon bij hem inwonen. Spelen kon ik niet, want Steaua weigerde me lang vrij te geven. Pas na de vierde speeldag kreeg ik mijn groene kaart. Veel impact had ik er als achttienjarige linkermiddenvelder niet op het elftal, ook al bleef ik na de wissel van Smets door Talbut wel in de ploeg.

Toch keerde je na de winterstop niet terug naar België. Waarom?

Ik was in Boekarest om er de eindejaarsfeesten te vieren, toen ik een brief kreeg van mijnheer Gaone ( voorzitter van La Louvière, nvdr). De dreigementen van Steaua, dat een fikse transfersom eiste, hadden hem bang gemaakt. Bovendien had de club een delegatie naar de luchthaven gestuurd om mij snel een profcontract te laten tekenen. Een goed contract, onderhandeld door Ion Becali, één van de topmakelaars in Roemenië. Een maand later hoorde ik dat de Uefa een beslissing in mijn zaak had genomen: voor 50.000 dollar kon La Louvière me krijgen. Daarop hebben ze mij direct gebeld, maar het was al te laat, want dit keer had ik wél een contract. Maar Steaua wilde toch weer direct van me af en stuurde me dan naar Tirgoviste. Daar heb ik het seizoen afgemaakt. Omdat mijnheer Becali zag dat ik bij Steaua toch niet zou doorbreken, heeft hij me vervolgens vrijgekocht en me bij Constanta ondergebracht. Samen met Hagi wilde hij daar een nieuwe topclub maken, zijn broer mocht pro forma voorzitter spelen. Hagi heeft er uiteindelijk niks in geïnvesteerd en sportief was het een ramp, maar ik beleefde er wel de tijd van mijn leven.

Vertel!

Ik leerde er Manuela kennen, mijn vriendin. Je moet ook weten dat Constanta aan zee ligt. Elke dag trokken we naar het strand, voor en na de trainingen. Ik heb er twee jaar gevoetbald en twee jaar het gevoel gehad dat ik met vakantie was. Zee, zon, meisjes: het was moeilijk om je op je werk te concentreren. Daarom doekte Becali in de zomer van 1999 zijn project op en vestigde hij zich weer in Boekarest. Daar kocht hij zich in bij Rocar Boekarest, dat net gepromoveerd was. Dat kwam mijn ontwikkeling ten goede: ik scoorde dat jaar elf keer en speelde een schitterend seizoen.

Vandaar het nummer 99.

( Lacht) Dat is de uitleg die ik er achteraf aan gegeven heb. Toen ik vorig seizoen vrij laat bij Molenbeek belandde, kon ik alleen een hoog nummer krijgen, ergens in de dertig. Dat vond ik niks en dus vroeg ik om nummer 100. Dat was niet mogelijk, 99 was het hoogst mogelijke. Toen mensen me naar het waarom vroegen, heb ik er die uitleg aan gegeven. Mijn geheime wens is nu zoveel keer te scoren als mijn rugnummer…

Vóór Molenbeek was er eerst nog een jaar Craoiva.

Opnieuw omdat Becali van ploeg veranderde. Hij kwam altijd met mensen uit West-Europa naar onze wedstrijden kijken en door hem te volgen had ik meer kans dat iemand me zou opmerken. Dat gebeurde ook: er was belangstelling uit Turkije en Spanje, maar Becali vond het nooit goed genoeg.

Verdiende je er wat geld?

Ik verdien in België minder dan twee jaar geleden bij Craiova. Bovendien is het leven hier veel duurder. In Roemenië kon je nog wat sparen.

Maar het niveau gaat er wel achteruit.

En geen klein beetje. Goede spelers vertrekken op veel jongere leeftijd naar het buitenland, vaak nog als tiener. De fout die ik maakte, is dat ik er veel te lang ben blijven hangen. Puur tijdverlies, dat zie je ook aan de Europese uitslagen: Nacional Boekarest is de enige ploeg die verder bekert. Steaua staat momenteel veertiende in de competitie. De neef van meneer Becali zwaait er de plak op een nogal vreemde manier. Zolang je geen resultaten haalt, betaal ik jullie niet, zegde hij tegen zijn spelers. Die kunnen bij de voetbalbond niet protesteren, want daar zitten ook al zijn mannetjes. Daarnaast worden er wedstrijden verkocht, zijn er scheidsrechters die een partij beslissen… ik heb het allemaal meegemaakt. Een uitbollende dertiger kan daar misschien mee leven, maar voor een jongere speler is het moeilijk te verteren. Ik heb zelf van voorzitters te horen gekregen dat we die dag wat minder goed ons best moesten doen. Dat heb ik altijd geweigerd. Of ik speelde om te winnen, of ze moesten me uit de ploeg laten.

Al die tijd ben ik in contact gebleven met mijnheer Mora in La Louvière, bij wie ik elke winter op bezoek ging. Hij zei me dat het tijd werd dat ik naar België terugkeerde. Becali was daar echter altijd tegen, hij beloofde en beloofde me vanalles en om me onder druk te zetten hield Craiova mijn laatste drie maanden loon in. Pas als ik bijtekende, zou ik het krijgen. Wat volgde illustreert volgens mij goed de toestand van ons voetbal. Ik trok naar de voetbalbond om die drie maanden loon, 10.000 dollar ( ongeveer 10.000 euro, nvdr), op te eisen. Hun antwoord was: geef ons 3000 dollar enje krijgt een gunstig vonnis. Ik ging akkoord, tenslotte was 7000 dollar nog altijd beter dan niks. Kreeg ’s anderdaags de club toch wel gelijk,zeker! Vast en zeker omdat de voorzitter nog iets méér had betaald… Zo werkt het dus in het Roemeense voetbal.

Het verhaal wil dat je hier ei zo na in provinciale terecht kwam.

Ik had geen club toen ik naar België kwam, en om in conditie te blijven trainde ik mee met US Centre. Ik speelde er wat oefenwedstrijden en nadat ik negen keer had gescoord in drie wedstrijden, wilde de voorzitter, die het nieuws tijdens zijn vakantie in Turkije had vernomen, me snel een contract laten tekenen. Uiteraard mikte ik hoger. Ik heb alle ploegen uit eerste klasse aangeschreven, maar allemaal hadden ze hun kern al compleet, op Molenbeek na. Freddy Smets was uiteraard pro en ook PatrickThairet bleek iets in mij te zien. Alleen waren er ook nu weer problemen met de vrijgave, zodat ik pas laat speelgerechtigd was. Toen werd Thairet aan de deur gezet, kwam Emilio Ferrera en hij liet direct weten dat hij me niet nodig had. Ik had nog niet gespeeld, hij kende me niet en zou me dus niet missen. Pas op de elfde speeldag, toevallig tegen La Louvière, speelde ik voor het eerst mee. Niet goed, maar ik had dan ook nauwelijks ritme. Vervolgens pendelde ik wat heen en weer tussen de ploeg en de bank.

Je was boos op Ferrera omdat hij je op de flank posteerde.

Ik zag de lijn als mijn vijand, ik voelde me opgesloten. Ik heb de trainer eerlijk verteld dat hij me beter op de bank kon laten dan een plaats op de flank te geven. Toen had ik het geluk dat Kris Temmerman zich blesseerde. In de winterstop vroeg de trainer elke speler welke zijn twee voorkeurposities waren. Ik schreef achter 1 centraal en achter 2 hetzelfde. Tegen Sint-Truiden kreeg ik dan mijn kans, we wonnen en ik ben blijven staan, ook toen Temmerman terugkeerde. Jammer dat Molenbeek uit elkaar is gevallen. Als we die ploeg bij mekaar hadden kunnen houden, deden we dit seizoen mee voor de eerste vier plaatsen. Dat méén ik.

Zag je ooit je geldin Molenbeek ?

Neen. De laatste vier maanden waren dramatisch. Elf maanden hebben ze mijn onkosten niet betaald, de laatste vier maanden ook geen loon en premies meer. Ik heb spaargeld uit mijn Roemeense periode moeten aanspreken, en ben bij mijn moeder om centen moeten gaan bedelen. Het kóstte me bovendien nog geld, want ik heb een advocaat moeten betalen, die wegens het faillissement niks heeft kunnen recupereren. En zo waren het vorige zomer ook sportief weer spannende tijden. Was ik vrij? Waar zou ik terecht kunnen? Lierse deed uiteindelijk het beste voorstel en daarin speelde Ferrera mee, ja. Eén ding was me na al mijn omzwervingen duidelijk geworden: er zijn niet veel trainers geweest die me op mijn kwaliteiten hebben uitgespeeld, maar Emilio Ferrera deed het wel.

Je bent ook een speciale voetballer: een nummer tien die voetbalt als een verdedigende middenvelder.

Mijnheer Ferrera houdt niet van nummers tien. Vroeger was ik een echte tien, die alleen voetbalde in balbezit. Mán, wat werd me dat verweten! Dus ben ik beginnen werken. Ik speel nu centraal, wat aan de linkerkant, maar dichter bij de verdediging dan bij de spitsen, omdat ik niet graag met de rug naar doel speel.

Voor iemand die amper een jaar in België is, spreek je opmerkelijk vloeiend Frans.

Dat is dankzij Jonathan Butera, mijn beste vriend. Zijn schoonmoeder is Roemeense. Hij heeft me Frans geleerd door me voortdurend op mijn fouten te wijzen. Ik kan de taal lezen en spreken, maar nog niet schrijven, daarvoor ga ik straks op cursus. En in Lier krijgen we op maandag Nederlandse les.

Je vriendin is hier?

Neen. Ze is hier met vakantie, ze studeert en werkt nog in Roemenië. Ik ben nog niet klaar om samen te wonen. Eerst een mooie carrière uitbouwen en wat comfortabeler leven. Ik wil niemand met mijn problemen opzadelen. Vorig jaar heb ik hier zwarte sneeuw gezien, dat wil ik niemand aandoen.

Kan je goed alleen leven?

Ik ben niet zo vaak alleen. Ik kan niet koken, dus komen er anderen eten maken. Mijn familie komt af en toe, mijn vriendin is er nu, een andere vriendin kookt geregeld, ik heb vrienden… Lierse wilde graag dat ik ginder kwam wonen, maar ik voel me goed in Brussel. Ik ben een man van de grootstad en met mijn Frans kan ik hier beter terecht.

Kom je soms bij Alin Stoica over de vloer?

Neen. Ik heb nog zes maanden met hem samengespeeld, maar we spraken elkaar niet zo vaak. Hij leefde hier in België met heel zijn familie, hij had zijn vrienden, ik de mijne. Alin is anders dan ik, geen dikke nek, maar wat meer gesloten en ernstiger. Ik ben opener, misschien wat socialer. Elk zijn karakter, hé.

Manuela: Onze prinses noemen we hem. Hij staat oneindig veel langer voor de spiegel dan om het even welk meisje dat ik ken.

door Peter T’Kint

‘Emilio Ferrera houdt niet van nummers tien.’

‘Zee, zon, meisjes: het was moeilijk om je op je werk te concentreren in Constanta.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content