Hij was pas 25 toen hij wegens ziekte moest stoppen met voetballen. Na twintig jaar dienst in technische functies bij Excelsior Moeskroen, elf jaar nierdialyse en twee niertransplantaties is hij nu transferverantwoordelijke bij KV Kortrijk. Het verhaal van Gil Vandenbrouck.

GIL VANDENBROUCK: ‘Als kind was ik gek van voetbal. Het was nog de tijd dat er op straat en op school op de speelplaats gevoetbald werd. Ik voetbalde ook in de jeugdbeweging en bij FC Luigne, een kleine club uit een deelgemeente van Moeskroen. Samen winnen is een speciaal gevoel, op eender welk niveau, vind ik. Tijdens mijn tweede licentie lichamelijke opvoeding aan de universiteit van Louvain-la-Neuve speelde ik een jaar bij de West-Vlaamse eersteprovincialer BS Avelgem en na mijn studies ging ik naar Excelsior Moeskroen in bevordering. Ik kwam er aan als middenvelder, maar werd er centrale verdediger. In mijn vierde seizoen daar ben ik ziek beginnen worden en ben ik gestopt.’

BERGER

‘Het is begonnen met kleine uiterlijke tekens. Mijn bloeddruk steeg, ik hield vocht op, mijn enkels waren gezwollen en plots ging het snel. Ik voelde mij almaar moeër en slechter. Onderzoek wees uit dat mijn nieren definitief zouden stoppen met functioneren. Ik was totaal verrast. Er werd mij duidelijk gemaakt dat ik aan de ziekte van Berger leed, een vorm van glomerulonefritis. Dat is een ontsteking van de glomeruli, haarvaten in de nefronen van de nieren. Een auto-immuunziekte. Een ziekte waarbij het afweersysteem zich tegen het eigen lichaam keert. Daardoor konden mijn nieren hun werk niet meer doen. De oorzaak is nog altijd onbekend en de ziekte is ook nog altijd niet te genezen. Een andere keuze dan met nierdialyse beginnen, restte er mij niet. Het was dat of … gedaan. Ik was 25, net gehuwd en vader geworden.

‘Dialyse is niet simpel. Je moet drie keer per week naar het ziekenhuis voor een behandeling van vier uur waarbij je bloed gezuiverd wordt met een kunstnier. Plots stopt alles. Dat was een heel zware periode, waarbij je je veel vragen stelt, over je gezondheid en over je financiële situatie. Je krijgt een dieet opgelegd waarvan je je afvraagt: wat mag ik eigenlijk wél nog eten? Maar het moeilijkste is dat je bijna niet mag drinken. Wat je drinkt, wordt opgehouden en dat is heel slecht voor je gezondheid; en hoe meer vocht er tijdens de dialyse geëlimineerd moet worden, hoe vermoeider je nadien bent.’

MARTINE

‘Het alternatief is een niertransplantatie. Maar je weet nooit hoelang het zal duren voor er een geschikte donornier wordt gevonden – de tweede keer duurde het elf jaar. Dertig jaar geleden was dat ook allesbehalve een courante operatie. Het was de professor zelf die opwierp dat Martine, mijn echtgenote, een nier aan mij zou kunnen afstaan en dat het voor haar geen probleem zou zijn om met één nier voort te leven. Voor ons was het een manier om uit de miserie te geraken en ons leven weer te lanceren. Van de ene dag op de andere was ik niet tien maar honderd keer beter. Voor mij was dat een mirakel. Twee weken later deed ik alweer aan sport. Ik liep halve marathons, speelde zaalvoetbal en corporatief voetbal. In de duels moest ik wel opletten, want een getransplanteerde nier zit vooraan in plaats van achteraan. Dus speelde ik altijd in twee tijden, en zaagde ik op anderen als ze daardoor eens de bal verloren. (lacht)

‘Je wordt ook wel heel goed opgevolgd na een transplantatie. De donor daarentegen moest een beetje haar plan zien te trekken. Dat ging wel hoor, Martine is zelf ook licentiaat lichamelijke opvoeding en sportte snel weer. Maar in die tijd zat je toch met een gigantisch litteken. Het was voor haar ook psychologisch zwaar te weten dat de nier die ze aan mij afstond niet levenslang zou meegaan. Na één à twee jaar waren er al symptomen van dezelfde ziekte. Gelukkig ging de nier uiteindelijk toch de voorziene vijftien jaar mee.’

LOCO LOCO

‘Het is zwaar om dan weer met dialyse te moeten beginnen. Maar ik ben wel iemand die nooit in die cyclus is blijven zitten. Er zijn mensen die over bijna niets anders meer spreken, die er haast elke dag over klagen et cetera, maar dat wilde ik absoluut vermijden. Pas op, het is niet makkelijk, want je bent veel in de kliniek: maandag, woensdag en vrijdag; of dinsdag, donderdag en zaterdag. Dat gaat snel. En de dag na de dialyse wil je eigenlijk telkens rusten. Intussen blijkt uit allerlei studies en onderzoeken dat bewegen en sporten ook tijdens een herstelproces voordeel biedt, zelfs bij kanker. Dus ik ben blij dat ik altijd in beweging ben gebleven. Het was zeker niet altijd makkelijk, om mijn beroepscarrière voort te zetten, maar het ging. Al was het misschien soms wel een beetje loco loco. Ik weet nog dat ik destijds de dag van de halve finale van de beker van België tegen Charleroi pas om zes uur uit het ziekenhuis kwam en de wedstrijd om acht uur begon. Ik nam altijd mijn computer mee om te werken tijdens de dialyse, bijvoorbeeld om wedstrijdbeelden te selecteren. Je hebt wel maar één arm vrij, maar dat ging. Tijdens buitenlandse stages ben ik voor dialyse in klinieken in Spanje, Duitsland en Frankrijk geweest.

‘Tegenwoordig kun je je thuis dialyseren. Ik deed dat zelf ook twee jaar. Daarvoor volgde ik een training in het AZ Saint-Luc in Sint-Lambrechts-Woluwe. Want die machine vraagt een enorme logistiek en neemt zowat de helft van je living in. Voor de familie is dat heel zwaar. Het voordeel is dat je het dan ’s nachts kunt doen, dat het langzamer gebeurt, acht uur in plaats van vier uur, en dat de resultaten daardoor veel beter zijn. Ik denk wel niet dat ik dat nog een keer zou doen, maar toen liet het mij toe om in een redelijke vorm tot aan een tweede transplantatie te geraken. Om dat allemaal door te kunnen komen, moet je echt wel een heel hecht koppel zijn.

‘Op dat moment, na elf jaar dialyse, rekende ik eigenlijk niet meer op een donor. Ik was er niet meer mee bezig. Toen ik plots een telefoon kreeg dat er in Slovenië een nier beschikbaar was voor mij, dacht ik dat het een grap was.

‘Het is nu vijf jaar geleden. Op een dag zal ik weer dialyse moeten doen. Maar intussen probeer ik ervan te profiteren. Ik zou kunnen stoppen met werken en in elke schoolvakantie met mijn vrouw op reis gaan, maar daar ben ik nog wat te jong voor, vind ik. Hopelijk ben ik nog goed wanneer Martine stopt met lesgeven en kunnen we dan samen overal naartoe gaan. Soms vind ik het wel jammer dat ik niet meer in het onderwijs sta, want ik deed dat graag. Maar op een bepaald moment moest ik kiezen en was de logische keuze professioneel met voetbal bezig te zijn. Met mijn gezondheidsproblemen was het wellicht ook moeilijk geweest om leraar lichamelijke opvoeding te blijven. Het spijt mij ook niet. In het voetbal maakte ik mooie momenten mee.’

DETREMMERIE

‘In 1989 vroeg Jean-Pierre Detremmerie mij om de jeugdacademie van Excelsior Moeskroen te leiden. Vijf jaar later nam Georges Leekens mij als fysiektrainer op in de staf van de eerste ploeg. Vermoedelijk omdat ik een licentiaatsdiploma lichamelijke opvoeding bezat. Via de eindronde promoveerden we meteen naar eerste, een geweldige ervaring voor de hele stad; en in eerste vertrok Leekens in januari naar de nationale ploeg en moest ik de ploeg voor zes maanden overnemen. Iemand die in bevordering speelde en nog amper trainerservaring bezat, moest opeens de theorie geven voor een wedstrijd tegen Anderlecht. (lacht) Dat was toch een beetje stresserend. We stonden op dat moment eerste en eindigden uiteindelijk als derde. Het is een mooie herinnering. Zoals ook de eerste Europese verplaatsing naar Limassol – onder Hugo Broos. De ambiance, de geestdrift was geweldig toen. Het bestuur, spelers en trainers samen op het vliegtuig en in hetzelfde hotel, dat is onvergetelijk. De kameraadschap was enorm in die jaren. Dat is wat altijd bijblijft, een gevoel van samenhorigheid en verbondenheid. Nu nog komen we om de twee maanden samen met mensen uit de entourage van die tijd om een glas te drinken. Tot in december 2006 was het leuk in Moeskroen, daarna begonnen de financiële problemen. Detremmerie vond altijd oplossingen, maar de laatste jaren waren pijnlijk. In 2007-2008 hadden ze misschien moeten zeggen: stop, we gaan naar tweede en doen daar voort met Belgische spelers. Maar als je in een spiraal zit, is het heel moeilijk om dat te beslissen.

‘Ik heb ongelooflijk goeie herinneringen aan Detremmerie. Hij stond heel dicht bij de spelers en de trainers, overtuigde heel veel mensen om zich vrijwillig in te zetten voor Excelsior en kwam zelf elke dag naar de club. Hij was een zeer veeleisende, maar ook een heel hartelijke man. Zeer toegewijd aan mensen met weinig middelen in het bijzonder. Ik zou bijna zeggen liefdadig. Zijn verdiensten voor de stad zijn buitengewoon groot, op alle niveaus en zeker niet alleen in de sport. Over de keuze die hij op het einde maakte (in februari pleegde hij op 75-jarige leeftijdzelfmoord, nvdr) zal ik niet oordelen, maar ik begrijp ze. Hij leed zwaar onder het feit dat zijn club failliet was gegaan en dat hij uit zijn eigen partij was gezet door mensen die hun positie aan hem te danken hadden, én absoluut zeker leed hij ook zwaar onder zijn voortschrijdende ziekte (Parkinson, nvdr). Ik denk dat het te veel werd voor hem, dat hij geen oplossing meer zag en doodop was. De bedoeling was dat hij in intimiteit begraven zou worden, in een kleine kerk in zijn wijk, maar dat is niet gelukt. Er daagde enorm veel volk op. Zowat iederéén was er, om een hommage te brengen aan hem.’

EPO

‘Intussen werk ik al bijna zes jaar voor KV Kortrijk. Het is een club waar de scouts iets te zeggen hebben. In sommige clubs weten de rekruteurs van niets. Ze maken een rapport en daar houdt het op. In Kortrijk zijn er ook al om andere redenen spelers gekomen, maar meestal was het toch na een beslissing van de scouting. Dat zal voortaan nog meer dan voorheen het geval zijn, denk ik. Het werk dat ik hier nu doe, is ongeveer hetzelfde als wat ik bij Excelsior Moeskroen als technisch directeur deed.

‘Ik zit nu in een goeie periode. Mijn zorgen zijn kleine zorgen momenteel. Mijn huid lijdt intussen wel onder de vele geneesmiddelen, onder meer onder de antiafstotingsmedicijnen. Bij wie een transplantatie ondergaat, wordt met medicijnen het immuunsysteem verminderd, zodat het niet agressief reageert tegen het vreemde lichaamsdeel dat is ingeplant. Dat maakt je vatbaarder voor andere ziektes. Maar liever een verkoudheid dan weer dialyse. (lacht)

‘Veel mensen klagen veel, te veel, vind ik, maar ik begrijp dat. Om je volledig bewust te zijn van het geluk in goede gezondheid te zijn, moet je in slechte gezondheid zijn. Zoals je ook niet echt weet wat het is om een kind te verliezen als je het zelf niet meemaakte. Mijn beste vriend verloor zijn zoon. Ik weet wat die familie doormaakt, omdat ik een broer van achttien verloor in een ongeval toen ik tien jaar was.

‘Als je nierpatiënt wordt, dan beter op zeventig jaar dan op vijfentwintig zoals ik. Dat is zeker. Als je het zo vroeg wordt, ben je goed vertrokken voor twéé transplantaties; en er wordt gezegd dat elk jaar dialyse twee jaar van je leven is. Maar ik ben natuurlijk lang niet de enige met een nierziekte. Alleen al in het dialysecentrum van Moeskroen zijn er zo’n honderdvijftig. Vooral oudere mensen, maar ook jongere. Wat te denken van een vader die weent omdat hij geen nier kan afstaat aan zijn zoontje ? Er is in Moeskroen zelfs een meisje geboren met nieren die niet werken. Je moet een universitair ziekenhuis binnengaan om te zien hoeveel mensen er niet in goeie gezondheid zijn. Het is onvoorstelbaar.

‘Op stage met Moeskroen ben ik ooit in het zuiden van Spanje op dialyse geweest en… ik was heel blij dat ik weer in België kon gaan. In sommige Afrikaanse landen bestaat het niet eens. Ik denk niet dat er in Syrië zo’n kliniek is, tenzij misschien vlak naast het paleis van Assad. Ik bedoel: je moet alles in zijn context zien.

‘Natuurlijk was het heel hard in het begin. Als je de 1500 meter in vier minuten loopt en plots doodop bent van nog maar op straat te komen, dan is dat bizar. De hemoglobine in het bloed vermindert, daarom moet je epo nemen. Maar dat is heel duur en daarom wordt het maar in heel kleine dosissen toegediend. Bij een transplantatie gaat het hemoglobine weer omhoog. Maar bij mijn tweede transplantatie is dat niet gebeurd. Daarom moet ik nu toch nog epo nemen.’

UTOPIE

‘Ik denk dat het grote geluk een utopie is. Dat voor veel mensen het leven inderdaad een harde en moeilijke strijd is; en dat het erop aankomt te genieten van de vele kleine momenten van geluk. Ik ben 57 intussen. Op een dag zal ik weer naar de dialyse moeten. Dat kan nog tien jaar duren, maar ook al binnen drie of vier jaar zijn. Dat zou niet leuk zijn. Maar hoe dan ook zal het grootste gedeelte van mijn leven dan al achter de rug zijn. Mocht ik morgen moeten stoppen met het voetbal, dan zal ik ontgoocheld zijn. Maar ik zal niet depressief worden. Dat ben ik nooit geworden. Dan is dat maar zo. Ik kan ook nog van andere dingen genieten – van mijn familie, van lezen en van klassieke muziek bijvoorbeeld.’

DOOR CHRISTIAN VANDENABEELE – FOTO’S BELGAIMAGE – DAVID STOCKMAN

‘Om dat allemaal door te kunnen komen, moet je echt wel een heel hecht koppel zijn.’ – GIL VANDENBROUCK

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content