‘Op de overlijdensakte stond geschreven : dodelijk ongeval’, zegt Otello Lorentini. ‘De gedachte dat die 39 mensen gestorven zijn als gevolg van een dodelijk ongeval – die gedachte vind ik ondraaglijk.’ Herinneringen aan het Heizeldrama, twintig jaar geleden.

Twintig jaar zijn verstreken sinds die dramatische 29e mei van 1985 – de dag dat de Europabekerfinale tussen Juventus en Liverpool ontaardde in het Heizeldrama (zie kader). Otello Lorentini is nu 81 jaar. De oud-voorzitter van de Associazione tra le Famigliedelle Vittime dell’Heysel (de Vereniging van de Families van de Slachtoffers) en erevoorzitter van het Comitatio Permanente contro laViolenza nello Sport Roberto Lorentini-Giuseppina Conti(het Permanent Comité tegen Geweld in de Sport, genoemd naar twee slachtoffers van die 29e mei) ijverde de voorbije twintig jaar om de herinnering aan het Heizeldrama levendig te houden. Zijn motivatie : “Die 39 doden in Brussel mogen hun leven niet voor niets hebben gelaten.”

De jongste weken werd de gewezen spoorwegarbeider Otello Lorentini weer van onder het stof gehaald. Nog vóór de twintigste verjaardag van het Heizeldrama vonden Juventus en Liverpool elkaar terug in de kwartfinale van de Champions League. “Meer dan 150 interviews gaf ik in die dagen na de lottrekking. Akkoord, meestal telefonisch. Maar einde maart nog vertelde ik mijn verhaal in Brussel aan een qua leeftijd zeer gemengd publiek.”

Dat verhaal staat in de vorm van een interview opgetekend in het boek La Verità sull’Heysel dat twee jaar geleden van de drukpersen rolde. Lorentini zucht : “Ik word het een beetje beu om mezelf te herhalen. Het stelt me nog altijd teleur hoe slecht de mensen over het Heizeldrama geïnformeerd zijn. Alle mensen : de mensen die erbij waren, de mensen die het hebben van horen zeggen, Italianen, Belgen, voetballiefhebbers, politici, journalisten. Maar wat kan ik nog aan mijn verhaal toevoegen ? Lees het boek.”

Tja, daarvoor is Sport/Voetbal Magazine natuurlijk niet helemaal naar Arezzo in Toscane afgezakt. Niet ongevoelig voor dit argument neemt Lorentini ons diezelfde avond nog mee naar een vergadering van het Permanent Comité tegen Geweld in de Sport, in een lokaal kantoor van de Italiaanse voetbalfederatie. Daar getuigt hij voor de zoveelste keer over zijn 29e mei van 1985.

“Mijn zoon Roberto was dokter, gespecialiseerd in infectieziekten. Hij had net zijn 31e verjaardag gevierd en ook zijn benoeming in het ziekenhuis van Arezzo. Daar moest hij op uitgerekend 29 mei 1985 in functie treden. Als supporters van Juventus trokken we naar Brussel voor de finale van de Europabeker voor landskampioenen. Gianni en Andrea Stazio, twee neven van Roberto, gingen mee. We zaten in Blok Z.

“Voordat de Engelsen chargeerden, maakte ik me niet echt ongerust. Wel had ik opgemerkt dat er hooguit tien politieagenten tussen de Engelse supporters en ons stonden. Terwijl Blok Z volliep, gedroegen de Engelse supporters zich almaar agressiever. Met mijn krant kon ik een steentje afweren dat ze naar ons gooiden. Ik riep naar mijn zoon en mijn twee neven dat we ons beter uit de voeten maakten. Dan braken de Engelsen het hek af dat hen van de Italiaanse supporters scheidde. Ze gooiden blikjes en stukken ijzer en beton naar ons – dat hadden ze losgerukt van de gradins die zich in een erbarmelijke toestand bevonden.

“Ze stormden voor de eerste keer op ons af. Er zaten veel vrouwen en kinderen in onze groep, niemand had zin om de uitdagingen van de Engelsen te beantwoorden. De politie kwam niet tussenbeide. Ik zag die muur dichterbij komen. Ik hield me met één hand vast aan een pilaar, Roberto stond tegen me aangeklemd. Dan kwam er een tweede golf van mensen aan – toeschouwers die weken voor een tweede charge van de Engelsen. Ik draaide me om en zag mijn zoon niet meer. Hij was door de menigte opgeslokt. De golf van mensen passeerde me rakelings. Er volgde een kalmer moment, waarvan ik gebruikmaakte om het veld te bereiken. Het was onmogelijk dat iedereen zich zo in veiligheid bracht. Er waren maar twee kleine uitgangen van hooguit een meter breed. Bovendien sloegen de politieagenten die Blok Z bewaakten, op de supporters die het veld betraden.

“Eens op het veld zag ik mijn neef Andrea met de handen in het haar. Ik liep naar hem toe en ik zag het dode lichaam van Roberto. Overal lagen lijken. Ik rukte nog een zuurstoffles uit de handen van een militair die me zei dat hij niet wist hoe hij zo’n toestel moest gebruiken. Ik weet niet hoe lang ik bij het lichaam van mijn zoon heb gezeten. Een Belgische politieman probeerde me weg te brengen. Toen ik zag dat ze het lichaam van mijn zoon zonder respect behandelden, werd ik woest. Ik schreeuwde : ‘Het is mijn zoon, laat hem bij mij !’ Met mijn neven droeg ik vervolgens zelf stoffelijke overschotten naar de lijkwagens. Toen ik het stadion verliet, zag ik de Engelsen zich kostelijk amuseren. Ze gooiden voorwerpen van de doden in de lucht : schoenen, zakken, tassen, fotoapparaten. Weerzinwekkend.”

“Buiten het stadion was het moeilijk om te telefoneren of een taxi te krijgen. We hielden bijna met geweld een taxi tegen. Hij bracht ons naar het lijkenhuis. Daar verplichtten de Belgen ons om meer dan drie uur te wachten. Ze behandelden ons arrogant, hun gedrag was schandelijk. Pas om drie uur ’s ochtends kreeg ik het lichaam van mijn zoon weer te zien. Ik stelde vast dat hij zijn gouden halsband niet meer droeg en ook zijn trouwring was weg. Ze zeiden dat ze die hadden weggenomen om hem te kunnen identificeren. Dat was gelogen. Op de trouwring van mijn zoon stond slechts zijn trouwdatum. En aan een teen was al een kaartje bevestigd met daarop zijn naam en voornaam. Die ring en ketting heb ik nooit teruggezien. Maanden later kregen we zonder enige uitleg zijn portefeuille opgestuurd, met de 70.000 lire (35 euro) die hij op zak had, er nog in.

“We hebben Roberto op 1 juni begraven. Zijn lichaam was in Arezzo toegekomen nog voor het schandaal van de verwisselde lijken uitbrak. Daarvoor moesten ze nog zerken opendoen. In België hadden de dokters de autopsie van de lichamen niet afgerond omdat men hun overuren niet wilde betalen.

“Uit Brussel stuurden ze me een document op : de overlijdensakte van Roberto. Er stond geschreven : dodelijk ongeval. Ik kon de gedachte niet verdragen dat iemand ook maar één ogenblik durfde te geloven dat er 39 mensen waren gestorven als gevolg van een dodelijk ongeval. Dat het allemaal te herleiden was tot een kwestie van noodlottigheid. Ik moest iets doen voor mijn zoon. Toen ik de beelden zag van de spelers van Juventus die met de Europabeker een ereronde liepen, had ik zin om te kotsen. En evenzeer bij de beelden van de spelers die uit het vliegtuig stapten en deden alsof ze de wereldbeker hadden gewonnen. Ik zag alleen maar bloed uit die beker stromen. Ik vind die beelden onverdraaglijk. En ik vind het een schande dat in de statistieken staat dat Juventus in 1985 de Europabeker voor landskampioenen heeft gewonnen. Er zou achter 1985 moeten staan : niet toegekend.

“De onbekwaamheid van de Belgische organisatoren, van de Belgische politie en van de internationale voetbalfederatie heeft deze ramp veroorzaakt. Wat er in Brussel gebeurde, blijft onvergeeflijk. Het is onvoorstelbaar dat het leven van een mens van dertig jaar op deze manier wordt afgebroken. De film van de gebeurtenissen spookt nog dagelijks door mijn hoofd.

“Ik ken de prijs die ik moest betalen : het leven van mijn zoon. Welnu, de schuldigen moesten boeten. Ik vond in mezelf de kracht om te vechten voor rechtvaardigheid, de schuldigen aan te wijzen en hen te laten boeten. En de schuldigen, dat zijn in mijn ogen de Uefa en de Belgische regering. Op 2 maart 1986 werd ik voorzitter van de Associazione tra le famiglie delle vittime dell’Heysel. De bedoeling was om alle families van de slachtoffers te verzamelen en ze als burgerlijke partij te doen optreden tijdens het proces. Drieëntwintig families wilden meedoen. Vier verzekerden ons van hun morele steun. Sommige mensen zeiden dat ze te oud waren om nog te vechten. Er waren er ook die ‘nee, bedankt’ zeiden.

“Het was niet altijd gemakkelijk om dat voorzitterschap te dragen. Sommige notarissen eisten honderd euro om de handtekening op het mandaat authenticiteit te geven. En acht maanden na datum klopten er burgemeesters op mijn deur om de begrafeniskosten te betalen. Ik heb dat gedaan omdat ik anders niet kon slapen vanwege een slecht geweten. Het proces heeft ons meer dan 50.000 euro gekost, 20.000 euro alleen al om de verantwoordelijken in de rechtbank te krijgen. Ze schreven dat de families van de slachtoffers naar de rechtbank zijn gestapt om zoveel mogelijk schadevergoeding binnen te halen. Onzin. We wilden alleen dat de verantwoordelijken gestraft werden.”

De zaterdag voor de Champions- Leaguewedstrijd tussen Liverpool en Juventus reisde ook Terry Wilson naar Arezzo af. Daar ontmoette hij Otello Lorentini. Diens kleinzoon Andrea – de zoon van Roberto – fungeerde als tolk.

Samen met Steve McDonald was Terry Wilson één van de twee hooligans die enkele dagen na het Heizeldrama hun getuigenis verkochten aan de krant Sunday People. In dat verhaal schepten de twee erover op dat ze aan de basis van de charge van de Engelse supporters hadden gelegen. Ze vertelden dat ze in Blok Z stonden, dat de Italianen ruzie zochten en met messen gewapend waren, dat een Engelsman drie Italianen waard was, dat de extreemrechtse partij National Front niks met het Heizeldrama te maken had en dat Liverpoolvoorzitter Sir John Smith dat had verzonnen om de reputatie van zijn club veilig te stellen. De journalisten van Sunday People voegden er nog aan toe dat de twee hooligans tijdens hun bezoek voorwerpen hadden getoond die ze op doden hadden buitgemaakt.

De ontmoeting tussen Terry Wilson en Otello Lorentini werd geregeld door Jean-Philippe Leclaire, journalist bij de Franse sportkrant L’Equipe. “Ik heb me lang afgevraagd of ik deze ontmoeting wel wilde”, vertelt Lorentini. “Wat zou mijn reactie zijn als ik oog in oog zou staan met een man die misschien de moordenaar van mijn zoon is ? Trouwens, L’Equipe publiceerde een foto van een Engelse supporter die een fan van de tegenstander slaat, en de jongeman die uithaalt, is de toen achttienjarige Terry Wilson. Maar ik beschouw mezelf als een kalm man en ik vond ook niet dat ik deze ontmoeting kon weigeren, vooral vanuit het principe dat ik niemand haat.

“Natuurlijk hing er spanning in de lucht en de eerste woorden van de Engelsman bevielen me niet. Hij begon met zijn versie van de feiten. Hij zei dat de supporters van Liverpool reageerden op bedreigingen van de Italianen. Dat hij in het stadion zelf geen doden had gezien, dat hij zich alleen nadien, bij het bekijken van de televisiebeelden, rekenschap had gegeven van de ernst van de gebeurtenissen. ‘Ik realiseerde me meteen hoe erg het was’, antwoordde ik hem. Dan stelde ik hem een paar vragen om hem duidelijk te maken dat zijn verhaal niet klopte. Nog voor dat hek tussen de Engelse en de Italiaanse supporters sneuvelde, hadden de Engelsen al stenen naar ons gegooid. Wilson gaf toe dat hij met een stok had geslagen en een agressief gedrag had vertoond, maar hij benadrukte dat hij niemand gedood had.

“Het schijnt dat hij tegenwoordig een normaal leven leidt. De Franse journalist vertelde me dat Wilson na zijn tien maanden voorwaardelijke gevangenisstraf nog drugs had verkocht maar dat hij zijn leven heeft rechtgetrokken. Hij werkt als redder in een zwembad, golf is zijn hobby. ‘ I’m sorry’, zei hij verschillende keren. Ik zei tegen hem : ‘Ik haat u niet maar ik zal het u nooit kunnen vergeven.'”

door Nicolas Ribaudo

‘De Engelsen amuseerden zich kostelijk. Ze gooiden voorwerpen van de doden in de lucht. Weerzinwekkend.’

‘De dokters in Brussel wilden de autopsie niet uitvoeren omdat hun overuren niet werden betaald.’

‘Ik ken de prijs die ik moest betalen : het leven van mijn zoon.’

‘Ik zag de spelers van Juventus met die beker rondlopen en het was alsof er bloed uit die beker stroomde.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content