Kjetil Rekdal wil de komende maanden met Lierse een prestatie neerzetten die niet alleen door andere Belgische clubs zal worden opgemerkt.

Zijn Nederlands met een Kempisch accent is Kjetil Rekdal tien jaar na zijn overhaaste vertrek uit België nog niet vergeten. Slechts één keer in het anderhalf uur durend interview vraagt hij of hij een Engelse uitdrukking mag gebruiken. Gecombineerd met het Noors, Engels en Duits lijkt hij goed gewapend voor een trainerscarrière op internationaal niveau. Dat is ook wat hij wil.

Voor de spelers is het even wennen, na René Trost. Die arriveerde als eerste op het trainingscentrum in Kessel, terwijl Rekdal soms maar een paar minuten voor de training aankomt. Een beetje zoals Trond Sollied bij Club Brugge.

Een paar praktische dingen stuurde Rekdal bij : meer drankpauzes tijdens de training, niet in joggingpak op training aankomen (“zo ga jij toch ook niet naar je werk ?”) én scheenbeschermers dragen op training : “Het kan toch niet dat spelers elkaar blesseren omdat iemand geen scheenbeschermers draagt ?” Toen Rekdal bij zijn komst verkondigde dat hij nog in het behoud geloofde, werd daar hard om gegrinnikt. Maar in vier wedstrijden pakte Lierse al vier punten, dubbel zo veel als in de voorgaande dertien matchen. Niet dat de nieuwe trainer nu jubelend door de gangen loopt. “Een gemiddelde van één punt per wedstrijd is niet genoeg. Als we na Nieuwjaar niet beter doen, gaan we eruit.”

Hebt u nog altijd geen spijt dat u aan dit avontuur begonnen bent ?

Kjetil Rekdal : “Ik vind dit nog altijd een interessante uitdaging. Een test, ook voor mij, om te zien of ik een ploeg kan laten voetballen op mijn manier. Bij een ploeg die minder kwaliteiten heeft dan de andere moet je op een andere manier de tekorten verdoezelen om de zaken weer in balans te krijgen : via een goeie organisatie, veel loopvermogen, een agressieve manier van voetballen. Ik zie nog veel progressiemogelijkheden in mijn spelersgroep : we waren niet kansloos op Westerlo en tegen Club Brugge, op Moeskroen hadden we moeten winnen. Maar ik besef dat we, om in eerste te blijven, een geweldige tweede ronde moeten spelen.”

Ervan uitgaand dat 34 punten nodig zijn om erin te blijven, moeten jullie er straks nog 28 halen. Dat is heel veel.

“Het kan ook dat je minder punten nodig hebt. Brussels heeft na een goeie start twaalf wedstrijden niet meer gewonnen. Ik bedoel : wat Lierse overkwam, kan straks ook een andere club meemaken. Als een ploeg die voor ons staat in zo’n fase komt, terwijl wij beginnen te winnen, moet ik het nog zien. Beslissend worden de wedstrijden tegen Bergen, Cercle, Brussels, STVV.”

Hoe zal u dat aanpakken ?

“Ik weet wat ik kan, welke wegen tot de beste resultaten leiden in het hedendaagse voetbal. Misschien lukt dat geen negentig minuten lang, maar als je in bepaalde fasen de juiste dingen doet, kan het. Als je elf man zo ver krijgt dat ze van de eerste tot de laatste minuut allemaal hetzelfde idee hebben, staan we al een stuk verder. Belangrijk is een duidelijke lijn volgen. Ik moet zeggen wat ik wil dat ze doen. Wij moeten proberen op bepaalde momenten toe te slaan.”

Dat ze tegen Lierse hun slechtste match speelden, kan geen toeval zijn, bedoelt u ?

“Eenmaal de organisatie goed zit en mijn spelers fit genoeg zijn om negentig minuten pressing te spelen, diepgang te zoeken en kort op de man te zitten over heel het veld, is het spel van de tegenstander al kapot. Dan wordt het heel moeilijk om tegen Lierse gemakkelijk te winnen. Daarnaast moeten we zelf in staat zijn om een paar keer scherp uit te halen.”

Kan dat met deze groep ?

“Ik moet eerlijk zijn : met de kwaliteit die hier was toen ik begon, haal je geen dertig punten in zeventien wedstrijden. Zonder bijkomende transfers is de kans op het behoud bijna nul, maar ook dan zullen we ons daar niet bij neerleggen. Het woord opgeven heb ik nooit gekend.”

Puzzel

De eerste dagen na je komst observeerde je op training alleen maar. Wat zag je ?

“Weinig zelfvertrouwen, veel onzekerheid. Na een paar dagen heb ik een puzzel samengesteld : wie kan het best voetballen, wie heeft het meeste karakter ? Daarna heb ik een bepaald systeem gekozen. Het kan best dat we na Nieuwjaar met een ander systeem spelen.”

In de eerste vier wedstrijden veranderde je het systeem nauwelijks.

“Het systeem aanpassen kan als je weet dat je beter bent dan de tegenstander. Ik wil ook het liefst dat mijn ploeg het tempo oplegt, maar daar zijn we nog niet aan toe. Als je de bal niet hebt, moet je verdedigen. Als je hem wel hebt, aanvallen. Hoe meer je de bal hebt, hoe beter, maar daar moet je eerst aan toekomen. Daarom trainen we meer op agressiviteit, meer intensieve loopoefeningen, zodat we niet kapot gaan naarmate de wedstrijd vordert. Op Westerlo zag ik dat de ploeg na de rust fysiek wegzakte. Tegen Club ging dat al beter. Maar we moeten niet alleen fysiek sterker worden. De passing moet beter, de voorzetten ook. Maar als je niet fit bent, bereik je niets in de sport.”

Was Lierse niet fit genoeg ?

“Dat zeg ik niet. Ze waren niet fit genoeg om op mijn manier te kunnen voetballen. Misschien komen we straks op een punt waar we zelf minder moeten lopen en meer kunnen voetballen.”

Toen je bij je aanstelling riep dat je voor het behoud ging, werd eens gelachen. Hoe moeilijk is het om de buitenwereld te overtuigen van jouw gelijk ?

“Wat de buitenwereld denkt, interesseert me niet. Belangrijk is dat de spelers gaan geloven dat ze beter worden van wat ik aanbreng. Alleen al de cijfers tonen dat het hier beter gaat.”

Je kent het hedendaagse Belgische voetbal te weinig om in je missie te slagen, vinden sommigen.

“Waarom zou ik deze ploeg niets kunnen bijbrengen ? Soms is het goed om een nieuwe wind te laten waaien, nieuwe ideeën aan te brengen. In Duitsland heb je dat ook niet, buitenlandse trainers die andere ideeën brengen. In Engeland is het voetbal ook pas veranderd toen buitenlandse spelers én trainers er aan de slag gingen : Wenger, Mourinho. Als je niet openstaat voor andere, nieuwe ideeën, kom je geen stap verder.”

Voor het geld moest je niet naar Lierse komen. In Noorwegen kon je als trainer veel meer verdienen.

“Dat klopt. Maar ik heb de ambitie om in het buitenland te werken.”

Was Lierse je enige optie ?

“Nee. Ik kreeg al eerder de kans. Bij Hertha BSC was ik er in 2003 dichtbij toen Huub Stevens werd doorgestuurd. Maar ik kon het niet maken om drie speeldagen voor het einde op te stappen op een moment dat ik als speler-trainer bij Vålerengen in degradatiegevaar verkeerde. Toen namen zij Hans Meyer.

Wat wil je hier bijbrengen ?

“In het leven leer je elke dag bij. Elke training, elke match is voor mij een nieuwe uitdaging. Wat telt, is dat mijn team de eerste stap zet voor de andere partij dat doet. Voetbal is één groot puzzelspel.”

Je spelers zeggen : hij praat niet veel. Is dat een bewuste aanpak ?

“Soms is het goed om afstand te houden, soms niet. De spelers krijgen wel te horen wat goed en wat slecht is en wat ik wil. Ik praat wel met hen, maar misschien zijn ze wat anders gewoon. Ik ben niet moeilijk.

“De ene keer zal ik hard zijn tegen mijn spelers, de volgende keer vol begrip, een derde keer zullen we misschien samen dollen. Belangrijk is dat de spelers nooit weten wat ik als trainer denk. Ze weten hoe ik wil voetballen, maar niet hoe ik bij de volgende bespreking uit de hoek zal komen. Als zij op voorhand weten wat ik zal vertellen, verslappen ze. Daarom moet ik ervoor zorgen dat ik altijd met wat nieuws kom. Ik probeer te peilen hoe zij zich voelen, en daar speel ik op in. Als zij gepast reageren, zat ik goed, als hun reactie mij niet bevalt, zat ik misschien fout.”

Je wil dat je voorspelers druk gaan zetten. Is dat niet te ambitieus voor een staartploeg ?

“Ik moet me afvragen : wat ligt ons het best ? Wij kunnen niet rustig van achteruit opbouwen en de tegenstander van het veld spelen. Wij moeten de kortste weg naar de goal zoeken en keihard verdedigen als we de bal niet hebben. Dat is op dit moment de beste oplossing.”

Eberle

Je liet meteen drie spelers vertrekken. Goran Mujanovic was vorig jaar een van de betere voetballers.

“Kan zijn, maar wat hij liet zien in mijn tijd was te weinig. Ik heb met hem gepraat, duidelijk gemaakt wat ik verwachtte. Als ik dat de volgende dagen op het veld niet zie, is het voor mij afgelopen. Best mogelijk dat Mujanovic een hele goeie voetballer is, maar als hij niet kan opbrengen wat ik wil, heb ik liever een jongen die fouten maakt maar die de goeie ingesteldheid en lef heeft.”

Zoals Eberle, die door iedereen een beperkte voetballer werd genoemd : voor jouw komst stond hij maar één keer in de basis, maar sindsdien deed hij alles mee.

“Mag ik het in het Engels zeggen ? If talent doesn’t work hard, hard workers always beat talent.

Hoe bedoel je ?

“Als jonge speler was ik een heel groot talent, de beste in het land. Toen ik naar het buitenland vertrok, was ik overtuigd dat anderen zeker niet beter waren dan ik. Maar toen ik op mijn negentiende in Duitsland arriveerde, stelde ik vast dat iedereen beter was dan ik. Daar schrok ik wel even van. Duitsland was een harde school. Duitse ploegen mochten toen maar twee buitenlanders opstellen, ik zat meestal als derde buitenlander op de bank. Zelfs als ik in vorm was, mocht ik niet spelen, omdat die andere twee belangrijke posities in het elftal bekleedden. Na twee jaar was mijn leerschool daar voorbij. Lierse kwam op het goeie moment. Na een jaar of drie in Lier zat ik daar ook aan mijn top, had ik het gevoel dat ik naar een topclub kon. Alleen kon ik dat door de reglementen van toen niet. Dat frustreerde me.”

Rennes, je volgende club, was niet meteen een topclub.

“Nee, maar de Franse competitie was wel een stap omhoog. Een verdediger was daar technisch even goed als een aanvaller. Wat je als speler ervaart, neem je mee in het trainersvak. Daarom wilde ik in Noorwegen ook dat mijn verdedigers mee konden aanvallen, dat ze een man konden uitschakelen, een goeie pass geven. Vroeger was er in het voetbal één man die het verschil kon maken. Als die nummer tien niet goed was, gebeurde er die dag niets. Ik wil een ploeg waar iedereen nummer tien is bij balbezit en waar iedereen bij balverlies als een nummer zes denkt.”

De tweede keer in Duitsland, bij Hertha BSC, maakte je het wél.

“Toch lagen de verwachtingen hoog. Als een ploeg promoveert, zijn de spelers die dat realiseerden het jaar daarna helden. Wie erbij komt, moet bijna een wereldtopper zijn. Aanvankelijk draaide het niet, de eerste tien matchen speelde ik op een verkeerde positie. Daarna klikte het.”

Jij bent even met de trainer, Jürgen Röber, gaan praten ?

“Ja, dat waren zware discussies. Maar in die zeven matchen na de omschakeling haalden we wel 19 op 21.”

Pikte Jürgen Röber dat zo maar ?

“Hangt ervan af hoe je die discussie voert. Ik wilde iets duidelijk maken waar we allemaal samen beter van konden worden, ik wilde hem niet als trainer kapotmaken. In het begin had hij het daar lastig mee. Ik maakte hem duidelijk dat ik geen probleem had met hem, dat ik hem steunde, maar dat ik er gewoon het maximum uit wilde halen.

“Ik voerde die discussie binnenskamers, niet in de pers. Ik wilde gewoon die matchen winnen, niet op zijn stoel gaan zitten. Dat wil ik hier ook afdwingen, dat de spelers meer verantwoordelijkheid opnemen. Ze dwingen iets te zeggen, mee te denken. Dat is toch een droom voor een trainer, dat je op een dag gewoon op de bank gaat zitten, negentig minuten kijkt en niets moet doen ? Dat de ploeg alles zelf op het veld oplost en ik gewoon een applausvervanging doorvoer. Op een dag lukt me dat.”

Wanneer trad je als speler voor het eerst in discussie met je trainer ?

“Ik heb dat altijd gedaan. Op mijn zestiende stapte ik naar de trainer met de vraag waarom hij me in de spits zette en niet in het middenveld. Elke week discussieerden we, voor en na de wedstrijd, over alles. Daar word je toch alleen maar beter van ? Als je met de mond dicht rondloopt, heb je in het voetbal geen kans. Ik had ook altijd een goeie band met elke trainer. Aan elke trainer vroeg ik : wat wil jij dat ik beter ga doen ? Nooit ging het me erom wie gelijk had, wel wat het beste was.”

Je heet een moeilijke jongen te zijn.

“Soms zeg ik de zaken cru, maar ik zeg altijd wat ik denk. We hoeven het niet altijd eens te zijn, maar je weet wel hoe ik denk. De tijd leert wie gelijk heeft. Een middelmatige trainer neemt de helft goeie en de helft foute beslissingen. Een slechte trainer zit daar onder, een goeie trainer zit daar boven. Mijn ambitie is zo hoog mogelijk boven die vijftig procent te raken. Aan zeventig, tachtig procent moet ik zeker raken.”

Erik Gerets

Wat heb je bijvoorbeeld van Erik Gerets onthouden ?

“Hij zei de dingen zoals ze waren. Gerets was een oudere versie van Rekdal. Met hem moest je je als speler niet afvragen wat de trainer van je prestatie vond. Je kreeg dat duidelijk te horen. Maar ik wist dat zelf ook wel, nog altijd trouwens.”

Jij moet niet alles opschrijven, zoals Trond Sollied.

“Ik vind Trond Sollied een hele goeie trainer, maar wat hij kan, kan ik ook. Honderd procent zeker. Je lacht, maar de toekomst zal dat laten zien.”

Wat leerde je van het Duitse voetbal ?

“De Duitsers lopen even snel in de laatste als in de eerste minuut. Iedereen zegt : ze winnen op karakter, maar er is meer dan dat. Het is ook het zelfvertrouwen dat ze uitstralen. Ze weten : wij zijn fysiek beter dan de anderen. Als het echt hard tegen hard gaat, weten ze dat zij aan het langste eind trekken. Toen ik er voetbalde, was ik ook altijd fit. Je weet dat je op elk moment je grenzen kan verleggen als het nodig is.”

Wat heb je als speler aan je verblijf in het Belgische voetbal overgehouden ?

“Dat men hier snel tevreden is. Da’s een ziekte waar ik het moeilijk mee heb. Belgische voetballers voelen zich underdogs en koesteren dat gevoel. Als je dat accepteert, blijf je altijd underdog. Als je met die mentaliteit dan toch eens iets bereikt, ben je ook snel tevreden.”

Waren de spelers waar je bij Lierse mee voetbalde te snel tevreden ?

“Ja. Absoluut. Ik ben daar keihard tegenin gegaan, benadrukte steeds dat we niet tevreden mochten zijn met de zesde tot achtste plaats. Als Bob Peeters denkt dat ik hem hard aanpakte omdat ik iets tegen hem had, zat hij ernaast. Hij was een van die spelers die te snel tevreden was. Ik accepteerde niet dat men niet alles gaf.”

Geen verdedigende trainer

Wie een paar jaar uit België weg was, schrikt dat het niveau zo snel omlaag ging. Jij ook ?

“Vraag me dat op het einde van de competitie. Ik stel wel vast dat iedereen dat hier roept, dat het allemaal niets voorstelt. Maar doet iemand daar wat aan ? Wat ik kan doen, is ervoor zorgen dat Lierse een beter niveau haalt in plaats van te roepen dat in België alles slecht is. Dat iedereen op zijn niveau aan de slag gaat in plaats van te zagen in de kranten. Als je alleen maar zeurt, bereik je nooit iets. Of er spelers bij komen of niet, ik zal deze ploeg beter maken.”

Wat drijft jou eigenlijk ?

“Voor mij telt maar één ding : winnen ! Er altijd het maximum uithalen. Ik vraag veel van anderen omdat ik van mezelf weet dat ik er alles voor doe. Dat ik me daarmee niet altijd geliefd maak, maakt me niets uit. Mijn palmares en mijn loopbaan geven me gelijk. Dat was zo als speler, dat lijkt ook te lukken als trainer. Onmogelijk, vond men wat ik wilde toen ik met Vålerengen aan de slag ging in tweede. Maar het lukte wel : met een ploeg die aan het einde zat en een club die bijna failliet was, promoveerden we, wonnen we de beker, werden we kampioen. Natuurlijk heb ik dat niet alleen gedaan. Maar in de kampioenenploeg speelden wel nog een paar jongens die er ook bij waren in de tweede klasse, die in een paar jaar een ongelofelijke progressiemarge doorliepen. Dat betekent dat je wat kan bereiken als je het op de juiste manier doet.”

Je blijft hier niet lang.

“Ik weet dat Lierse niet mijn top is als trainer, ik zal vroeg of laat een topclub trainen. Ik had ook een andere club kunnen nemen dan Lierse, vorige maand. Er waren aanbiedingen in Noorwegen én het buitenland. Lierse kwam me goed uit, een testcase voor zes maanden, twee punten, niets te verliezen. Het kan alleen maar beter gaan. Als ik Lierse in de eerste klasse houd, zal ik veel aandacht krijgen.”

En als je Lierse er niet in houdt ?

“Ook dan zal ik ervoor gezorgd hebben dat mensen zien dat hier iets gebeurd is, dat er vooruitgang is geboekt. Ik wil hier straks iets achterlaten. Ik wil dat mijn opvolger sportief een beter team overneemt dan waar ik mee begon.”

Je eerste ingreep werd in België niet meteen als een stap vooruit gezien. Eigenlijk voer je weer de ouderwetse libero met twee mandekkers in. Waarom ?

“Om zekerheid in de ploeg te krijgen. Ik zei al dat het niet zeker is dat Lierse met dit systeem de competitie uitspeelt, maar in een eerste fase leek het me het meest aangewezen. Om vooruit te raken moet je misschien eerst een stap achteruit zetten. Als je ploeg niet met vier op een lijn kan spelen, zou het te gek zijn om daaraan vast te houden. Dan kies ik voor drie man achterin, om zeker te zijn dat niet elke dieptepass van de tegenstander de andere ploeg alleen voor onze keeper brengt.”

Je bent geen verdedigende trainer ?

“Absoluut niet. Ik wil het initiatief nemen, zo offensief mogelijk spelen. Ik wil geen trainer zijn die maar één systeem hanteert. Met Vålerengen wisselde ik vaak van systeem, maar zover is Lierse op dit moment nog niet.”

Toen je met Vålerengen op Club Brugge Europees speelde, bleef je behoudende aanpak bij. Pakken jullie daar iets meer risico’s, plaatst niet Club maar Vålerengen zich.

“Dat was totaal niet de bedoeling. We zouden daar 3-4-3 spelen, met pressing vooraan zoals met Lierse nu, maar het liep vanaf de eerste minuut fout en we kwamen er niet meer uit. Ik begrijp dat mensen op basis van die prestatie dachten dat wij naar Brugge kwamen om 0-0 te spelen, maar dat was absoluut niet de bedoeling. Dat was mijn slechtste match als trainer. Eigenlijk hadden we geluk dat we daar niet met 5-0 verloren.”

GEERT FOUTRé

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content