‘We blijven onszelf overschatten in Nederland’

© BELGAIMAGE

Het Nederlandse voetbal zakt internationaal steeds verder weg. Volgens Wim Jonk (50) en co ligt de sleutel tot verbetering bij de jeugdopleiding. Een gesprek met de officiële uitdragers van het gedachtegoed van Johan Cruijff.

Kent u Wim Jonk nog? De rijzige middenvelder met de afgevijlde voetjes en het kanonskogelschot won eind vorige eeuw de UEFA Cup met Ajax én met Inter. Nooit had hij Johan Cruijff als trainer, maar tot op de dag van vandaag dweept hij met de Verlosser. ‘Waar ter wereld je ook komt, overal wordt met respect en gevoel over Johan gesproken’, zegt Wim Jonk. ‘Daaraan merk je wat hij voor het voetbal heeft betekend én wat hij daarbuiten voor persoonlijkheid was.’ Jonk stond een tijdje aan het hoofd van de jeugdopleiding van Ajax, maar moest daar in 2015 vertrekken na een ‘onoverbrugbaar meningsverschil’ met de directie. Op hetzelfde moment trok ook Johan Cruijff zijn handen van de club af en in het kielzog van de twee grote namen trokken tal van medewerkers bij Ajax hun conclusies. Het gros van hen kwam opnieuw samen bij Cruyff Football. Dat was het geval voor Michel Hordijk en Jasper van Leeuwen. Cruyff Football, dat aangestuurd wordt door Jordi Cruijff en Wim Jonk, is de officiële uitdrager van het voetbalgedachtegoed van Johan Cruijff en verantwoordelijk voor het beheren, bewaken, delen, verder ontwikkelen en toepassen van Cruijffs voetbalvisie en opleidingsfilosofie.

In een hotel-restaurant in Volendam, de woonplaats van Jonk, schuiven naast de nu vijftigjarige oud-middenvelder ook Jasper van Leeuwen en Michel Hordijk aan. De drie kennen elkaar van hun periode bij Ajax, waar Hordijk coördinator van de onderbouw en Van Leeuwen manager jeugdscouting was.

Het was even zoeken in de agenda voordat het tot een interviewafspraak kwam. Want ‘Team Jonk’ startte met een tournee langs Nederlandse amateurclubs. Daarnaast lopen er samenwerkingen in België, China, Portugal en staat een werkbezoek aan de Verenigde Staten op de rol. Het levert een opvallende paradox op: terwijl de Nederlandse voetbalbond worstelt met de vraag hoe het Nederlandse voetbal uit het slop kan worden getrokken, trekken Jonk en zijn opleiders onder eigen vlag rond met cursussen en workshops. Begin dit jaar kwam Hans van Breukelen, technisch directeur van de KNVB, naar Volendam voor een verkennend gesprek met Cruyff Football. Een tweede gesprek volgde in het hoofdkwartier van de bond in Zeist. Een vervolggesprek werd uitgesteld, mede vanwege de interne chaos bij de bond, waarin Van Breukelen zou sneuvelen. ‘Hij stond niet afwijzend tegenover onze plannen’, vertelt Jonk. ‘In welke vorm we zouden kunnen bijdragen, bijvoorbeeld aan de cursussen voor jeugdtrainers, dat zouden ze gaan onderzoeken. Daarna werd het even stil. Nu zijn we zelf alvast begonnen.

‘Ik beweer niet dat wij de enige waarheid in pacht hebben. Het gaat om een andere manier van kijken, anders dan tot nu toe gebeurt. Zeker op het gebied van training en individuele talentontwikkeling valt nog zó veel terrein te winnen. Tijdens mijn eerste gesprek met Johan over de noodzaak van veranderingen bij Ajax, jaren geleden, spraken we lang over de kernvraag: hoe maak je aanvallend voetbal trainbaar in de jeugdopleiding? Hoe krijg je dat in het DNA van iedere speler? Johan barstte van de ideeën daarover. Maar hij schreef nooit iets op. Het zat allemaal in zijn hoofd. Wij hebben daar als het ware soep van gemaakt.’

Straatvoetbalprincipes

Cruijff wilde het voetbal van Ajax bij de wortel verbeteren, te beginnen met het terugbrengen van straatvoetbalprincipes in de onderbouw. ‘Techniek en creativiteit moeten de speerpunten zijn bij de jongste jeugd’, blikt Michel Hordijk terug op zijn beginperiode bij Ajax in 2011. ‘Op een volwassen speelveld komt dat te weinig aan bod. Toen ik bij Ajax kwam, speelde de U11 vaak tegen twee jaar oudere jongens. Vanuit het idee dat ze dan meer weerstand zouden krijgen. Maar in die fase gaat het vooral om techniekontwikkeling. Dat lukt niet op een groot veld, tegen fysiek sterkere gasten die je onder de voet lopen. De kerngedachte van Johan was dat elementen van het straatvoetbal in de opleiding geïntegreerd moesten worden. Voetballen in kleine ruimtes, met veel balcontacten, is daarin essentieel. Johan was altijd een groot voorstander van zes-tegen-zes. Dat brengt veel balcontacten met zich mee, veel balaannames en passing, veel mogelijkheden tot dribbelen. En onbewust leren ze veel over positiespel. Juist met die aantallen komen ze vaak in situaties die essentieel zijn voor het spel dat Johan voor ogen had.’

Hordijk vervolgt: ‘We zijn dan goed gaan kijken naar de ideale afmetingen van het speelveld. Als je het té klein maakt, kunnen die jongens geen steekpasjes geven, geen acties en een-tweetjes maken. Zo kwamen we uit op een veldje van 42 bij 30 meter. Dat bleek bijna gelijk te zijn aan de afmetingen van een Cruyff-court. Die zijn 42 bij 28 meter.’

Jasper van Leeuwen pikt in: ‘Later vroeg ik een keer aan Johan hoe hij tot de afmetingen van zijn courts was gekomen. Ik verwachtte een ingewikkelde verhandeling, maar zijn antwoord was van een typische Cruijfflogica. Hij zei: de lengte is mijn rugnummer maal drie en de breedte is mijn rugnummer maal twee, dat is lekker makkelijk te onthouden. Over een metertje meer of minder moesten we volgens hem niet moeilijk doen.’

Geboortemaandeffect

Verkleining van het speelveld en van de basisteams zou leiden tot een hoger aantal reservespelers in de jongste jeugdploegen. Dat werd ondervangen met de introductie van de zogeheten Twin Games: twee gelijktijdige wedstrijden op naast elkaar gelegen velden. Daarbij speelde het geboortemaand-effect mee. Tijdens hun eerste jaren bij Ajax maakte Hordijk een seizoen mee waarin bij elke jeugdploeg 75 procent van de spelers in de eerste helft van het kalenderjaar was geboren, het gros daarvan zelfs in de eerste drie maanden. Hoe hoger in de opleiding ze keken, hoe schever de verhoudingen bleken te liggen.

Hordijk: ‘Door het geboortemaandeffect ontstaat een vertroebeld beeld van de werkelijke potentie van talenten. Jongens met een fysieke voorsprong springen er eerder bovenuit. Maar dat wil niet zeggen dat het uiteindelijk betere voetballers worden dan de kleinere ventjes met een betere techniek. Pas als ze volwassen zijn, vallen die fysieke verschillen weg. Het is dus zaak dat je zowel de vroegrijpe als de laatrijpe talenten de individuele training geeft die op dat moment bij hen past. Aan het eind van de rit gaat veel talent verloren als je die jongens over één kam scheert.’

Van Leeuwen: ‘Sommige amateurclubs vonden de Twin Games te ingewikkeld voor de coaches. Omdat die hun aandacht over twee velden moeten verdelen. Wij zien dat juist als een voordeel.’

Hordijk: ‘Jeugdcoaches hebben vaak de neiging bij het minste of geringste over het veld te gaan staan schreeuwen. Zeker bij die kleintjes moet je dat niet doen. Dan kom ik weer terug op het straatvoetbal: daar staat toch ook geen volwassene te blèren langs de kant? Laat die jongens lekker dribbelen, laat ze fouten maken. Als een jeugdcoach twee velden tegelijk in de gaten moet houden, zal hij zich eerder beperken tot observeren. Daardoor leren die jongetjes hun eigen keuzes te maken. Eigenlijk worden dat hun eerste lesjes in zelfredzaamheid.’

Jonk: ‘Uiteindelijk wil je toe naar een situatie waarin de coaches zo min mogelijk hoeven aan te reiken. Dat talenten elkaar onderling aangeven wat er fout gaat en hoe het beter kan. Die acceptatiegrens moet steeds verder omhoog. Natuurlijk moet je als jeugdcoach waar nodig bijsturen, vooral door de trainingsvormen aan te passen aan de individuele behoeften. Maar het mooiste is als die jongens elkaar zelf corrigeren. Dat benadrukken we ook in onze workshops voor jeugdtrainers: observeer het gedrag van de spelers goed, kijk hoe ze op elkaars kritiek reageren, stuur dat bij, maar kauw ze niet alles voor vanaf de zijlijn. Geef kinderen ook de ruimte zichzélf te ontwikkelen. Daarmee stimuleer je niet alleen de onderlinge coaching, maar ook de creativiteit in het veld.’

Gidsland België

De hervormingen in het Belgische voetbal hebben tot voorbeeld gestrekt. Van Leeuwen: ‘België heeft het na Euro 2000 over een andere boeg gegooid. Het pupillenvoetbal is op de schop gegaan, de trainerscursussen zijn hervormd, aanvallend voetbal werd een specifiek onderdeel van de jeugdopleidingen, voor lichtere jongens als Dries Mertens werden speciale nationale jeugdteams opgericht. En kijk waar het Belgische voetbal vijftien jaar later staat. Dat is echt geen toeval. De Belgische bond heeft nog niet de helft van het aantal voetballende leden in Nederland. Dit is het gevolg van gericht beleid, vooral in de opleidingen. En dan heb ik het niet alleen over de huidige nationale ploeg van België. Ook de jeugdteams zijn bij jullie van hoog niveau. Bij Ajax werden we, zeker bij de jongste jeugd, geregeld weggespeeld door Anderlecht. Nu is dat weer aan het keren, omdat de onderbouw van Ajax al een tijd in de kleine ruimtes voetbalt. Maar het is duidelijk dat België ons op achterstand heeft gezet.’

Een belangrijke rol bij de veranderingen binnen het Belgische voetbal was weggelegd voor Bob Browaeys, de huidige technisch coördinator van de Vlaamse voetbalfederatie. ‘Bob was in België al eerder begonnen met kleinere teams op kleine velden’, vertelt Van Leeuwen. ‘Samen hebben we de introductie van zaalvoetbal in de jeugdopleidingen gedaan. Het is dus niet zo dat wij het wiel opnieuw hebben uitgevonden. Toen we Bob op een gegeven moment vroegen wie zijn inspiratiebron was, viel veel op zijn plaats: dat was Johan Cruijff.’

Jonk: ‘We bleken dezelfde voetbaltaal te spreken. Over talentontwikkeling, over de wijze waarop jeugdspelers volgens ons gecoacht en begeleid moeten worden. En Bob had in België al ruime ervaring met het uitvoeren van die werkwijze. Daarnaast zijn we ons gaan verdiepen in hoe er in andere landen wordt gewerkt. Bij de Spaanse topclubs leerden we hoe belangrijk de rol van methodologie daar is. Clubs als Barcelona, Villarreal, Valencia en Athletic de Bilbao staan heel ver in het trainbaar maken van hun voetbalvisie. We zijn vaak in Portugal geweest, waar veel succestrainers vandaan komen. We zijn gaan kijken hoe er in Frankrijk wordt opgeleid. Dat leidt tot nieuwe inzichten. Onze eigen voetbalvisie is de basis, daaromheen moet je goed kijken wat je van andere werkwijzen kunt afsnoepen.’

Van Leeuwen: ‘In Frankrijk is bijvoorbeeld de middenbouw heel interessant. Daar komen talenten op relatief late leeftijd bij profclubs terecht. En ze werken met trainingscentra, waar jongens van dertien tot vijftien in een internaat zitten. De meeste van die talenten komen van amateurclubs. Een recent voorbeeld is Kylian Mbappé. Ook Paul Pogba heeft lang bij een amateurclub gespeeld. Een ander kenmerk is dat alles over de grond wordt gespeeld. Zelfs in het Engelse jeugdvoetbal zie je dat patroon nu ontstaan en die worden dus ook steeds beter. Maar gek genoeg is bij ons de lange bal juist in opkomst.’

Hordijk: ‘In Duitsland zijn ze jaren geleden op een andere manier gaan scouten. De nadruk werd verplaatst naar de technische vaardigheid van talenten, omdat die in het vroegere Duitse voetbal te weinig kwamen bovendrijven. En ook daar zijn ze gaan werken met voetbalcentra over het hele land, waar talenten één keer per week komen trainen.’

De ideale mix

De hamvraag is hoe Nederland de kennis in andere landen kan aanwenden om weer aan te haken. ‘Het begint allemaal met het onderkennen dat je een probleem hebt én waar die problemen precies zitten’, vindt Hordijk. ‘Nog steeds roepen veel Nederlanders dat we technisch en tactisch zo goed zijn. Daar ben ik het helemaal niet mee eens. Zeker op technisch gebied zijn we achterop geraakt. Zolang beleidsbepalers dat niet inzien, komen we niet verder. We blijven onszelf overschatten in Nederland. Noem mij naast Arjen Robben één Nederlandse aanvaller die in verticale richting kan dribbelen. We moeten nu echt tot het besef komen dat het juist op technisch gebied verkeerd is gegaan. Dát is de kern van het probleem. Op verbetering daarvan moeten we vol inzetten. En dat begint bij het jeugdvoetbal.’

Van Leeuwen: ‘Natuurlijk moeten spelers fysiek en atletisch in staat zijn om in hoog tempo te voetballen. Dat aspect geven we veel aandacht, maar dan vooral qua bewegingsritme. Het gaat om de fysieke en motorische potentie, niet of iemand in de jeugd fysiek sterk lijkt en al zijn duels wint. Anders krijg je aan het eind van de rit de logge en trage bewegers die je in Nederland te veel ziet. Het is nu al zo dat de meer verfijnde en fysiek laatrijpe spelers, jongens met een hoger plafond, te veel moeten knokken voor hun minuten.’

Jonk: ‘Veel clubs in Nederland zitten nog altijd vastgeroest in hun vertrouwde methodes. Dat is een keuze, daar oordeel ik verder niet over, maar wij denken dat het anders kan. Wij prediken aanvallend en technisch voetbal, helaas wordt dat nog steeds verward met naïef voetbal. Natuurlijk moet je oog hebben voor je defensieve organisatie. Het gaat erom waar en hoe je druk zet na balverlies, hoe je voorkomt dat de opponent aan een tegenstoot toekomt. Men heeft het vaak over winnaarsmentaliteit, zeker als het over verdedigen gaat. Dat los je niet op door alleen fysiek sterke spelers achterin neer te zetten. Wat ik interessanter vind: hoe kun je via trainingen zorgen dat de vereiste mentaliteit onderdeel wordt van het DNA van een speler? Hoe kun je inhoud geven aan het verbeteren van de tekortkomingen die je ziet? Je moet blijven zoeken naar de combinatie van attractiviteit en succes. Het Nederlands elftal van het WK 1974, het Brazilië van het WK 1982: ze wonnen de wereldtitel niet, maar ze speelden voetbal waarover nog steeds wordt gesproken. Tijdens latere toernooien werd Brazilië wereldkampioen met veel minder aansprekend voetbal. Duitsland is erin geslaagd de ideale mix te vinden. Door meer aandacht te besteden aan technisch vaardige spelers hebben ze hun spel vervolmaakt. Het Duitse elftal is een ploeg geworden waar je met plezier naar kijkt. Wie had dát gedacht?’

DOOR SIMON ZWARTKRUIS – FOTO’S BELGAIMAGE

‘Uiteindelijk wil je naar een situatie gaan waarin de coaches zo min mogelijk hoeven aan te reiken.’ – Wim Jonk

‘Jeugdcoaches hebben vaak de neiging om over het veld te staan schreeuwen. Laat die jongens lekker dribbelen, laat ze fouten maken.’ – Michel Hordijk

‘Wij prediken aanvallend en technisch voetbal, helaas wordt dat nog steeds verward met naïef voetbal.’ – Wim Jonk

‘Bij Ajax werden we, zeker bij de jongste jeugd, geregeld weggespeeld door Anderlecht. Het is duidelijk dat België ons op achterstand heeft gezet.’ – Jasper van Leeuwen

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content