Belofteninternational Jonas De Roeck heeft alles om uit te groeien tot een persoonlijkheid in het Belgisch voetbal. ‘Toen ik nog een puber was, vond ik mijn leeftijdsgenoten vrij onvolwassen.’
Het makkelijkst voor hem was geweest, zo zei Emilio Ferrera kort na de competitiestart, om Jonas De Roeck uit de verdediging weg te halen. Omdat de verdediging van Lierse zo lek was als een zeef in het vorige kampioenschap, én omdat De Roeck mee naar Lier was gekomen met de trainer toen, Regi Van Acker. Maar Ferrera liet hem staan. Goede keuze, blijkt nu, want na Club slikte geen enkele ploeg zo weinig tegendoelpunten als Lierse.
Pas als de eerste topwedstrijden achter de rug lagen, luidde het, zou Lierse weten hoe sterk het eigenlijk is. Anderlecht hebben jullie gehad, zaterdag volgt Club. Toch maar even wachten ?
Jonas De Roeck : Wij hebben Club niet nodig om in te schatten wat we wel en wat niet kunnen. Iedereen weet dat onze organisatie verdedigend goed is, wat vertaald wordt in amper negen tegengoals. Dat laatste was vorig jaar één van de pijnpunten. We hebben ook meer ervaring en voetballen slimmer. Vorig seizoen panikeerden we sneller, trapten we de bal vlugger zomaar weg. Nu houden onze middenvelders hem makkelijker bij en drukken zij het tempo. Ik vergelijk het met wat Genk twee jaar geleden meemaakte : met een volledig nieuwe ploeg bijna gezakt, maar een jaar later kampioen.
Ah, dus gaan jullie voor de titel.
Genk stond begin vorig jaar verder dan wij nu. Buitenshuis schakelde het snel om van verdediging naar aanval, maar ook thuis kon het het spel maken, druk naar voor zetten en veel kansen creëren. Vergoossen heeft een duidelijke visie over hoe je aanvallend moet spelen; Ferrera heeft een duidelijke visie over hoe je moet verdedigen. Hij laat meer vrijheid aan de aanvallende spelers. Dat moet de volgende stap zijn. Vergeet niet dat we in korte tijd van ver komen : een half jaar geleden zaten we bijna in tweede klasse. Momenteel missen we nog het vermogen om, zoals thuis tegen Bergen bleek, zelf het spel te maken én de verdediging te ontwrichten. Daarom voetballen we makkelijker op verplaatsing, maar dat is niet enkel ons probleem : alleen Club kan met zijn krachtvoetbal een wedstrijd beslissen. Daar wegen wij nog te licht voor.
Vind je de vraag hoelang jullie daar boven in de rangschikking zullen blijven staan, een vervelende vraag ?
De mentaliteit hier dwingt je om te zeggen dat we daar niet thuis horen, dat we wel weer zullen afzakken naar de vijfde of zesde plaats. Ik denk daar anders over. We staan tweede : de volgende plaats om naar te mikken is de eerste. Natuurlijk moet je nuchter genoeg zijn om te zeggen dat het schitterend zou zijn als we bij de eerste zes eindigen, maar toch moet je de ingesteldheid hebben een prijs te willen pakken.
Bij winst op Club ligt de titelstrijd open.
Wij zijn het niet verplicht kampioen te worden, maar we mogen het wel worden. Tot de wedstrijd in Brugge gespeeld is, is onze ambitie : Brugge inhalen en zo lang mogelijk bovenin blijven.
Welke was tot nog toe jullie moeilijkste wedstrijd ?
Thuis tegen Bergen. Steeds meer ploegen, merken wij, passen zich aan ons aan. Ook Moeskroen speelde met één diepe spits en veel volk daarachter. Dat zijn moeilijker matchen dan, bijvoorbeeld, Anderlecht uit. Maar dan roepen ze dat wij defensief voetballen, maar dan vraag ik : wat is defensief voetballen ?
Leg eens uit.
Defensief voetballen is onder meer weinig scoren en weinig kansen creëren. Wij scoren in elke match en we dwingen telkens voldoende kansen af. Wij worden ten onrechte als een verdedigende ploeg bekeken.
Je kwam van Antwerp naar Lierse om een stap vooruit te zetten. Hoe kijk je dan terug op vorig seizoen ?
Ik heb me wel eens afgevraagd of ik de juiste keuze had gemaakt, maar ook Antwerp had vorig jaar geen superjaar. Het was de eerste keer dat het me niet voor de wind ging, tot dan was mijn carrière altijd in een stijgende lijn gelopen. Ik geef toe dat ik niet de vooruitgang boekte die ik me voorgenomen had te maken. Ik beging veel fouten, vooral bij het uitvoetballen. Toch heb ik er op geen enkel moment aan gedacht weg te gaan, ook niet toen Regi Van Acker vertrok. Hij had me wel gehaald, maar zo’n situatie heeft altijd voor- én nadelen. Je weet hoe hij werkt, klopt, maar als het moeilijk gaat, word je aangekeken als de man van de trainer. Toen Regi vertrok vielen de voordelen, maar ook de nadelen voor mij weg. Van de nieuwe trainer vernam ik dat ik een eerlijke kans zou krijgen.
Dat zegt elke nieuwe trainer.
Inderdaad. Maar als je de eerste woorden van een nieuwe trainer meteen al niet gelooft, begint de samenwerking al niet goed. Toen ik las dat Fassotte en Smet met hem meekwamen, wist ik dat ik er naast kon vallen, tenslotte hadden we ontzettend veel goals geslikt. Maar de trainer gaf meteen het vertrouwen aan de spelers die hier vorig jaar al waren, zij moesten het eerst maar eens bewijzen. En hij heeft woord gehouden.
Keek jij, als man van Van Acker, op tegen de komst van Ferrera ?
Hij heeft toch een andere naam, hé. Van Acker stond heel dicht bij de groep.
Ging graag een pint pakken met de spelers.
Voilà ! Regi maakt graag plezier, ik dacht dat Ferrera veel afstand zou houden. Dat doet hij ook, meer dan Van Acker, maar niet zo erg als Kessler, die ik meemaakte in mijn eerste jaar bij Antwerp. Kessler stond boven de spelers, met hem durfde je geen grapjes uit te halen. Met Ferrera wél. Tenminste : nu wel, niet in het begin.
Oudere spelers klagen dat ze bij Van Acker niet bestonden, dat het al jeugd was dat de klok sloeg.
Regi werkt graag met jonge spelers. Zelfs als het wat tegenzit, zal hij ze nóg een kans geven. Dat is niet altijd negatief : de Stein Huysegems die we nu zien, is mee gevormd door Van Acker en Verniers. Vorig jaar werkten we heel veel in kleine groepjes, en daar heeft Stein van geprofiteerd. Nu trainen we altijd allemaal samen, maar voor Ferrera telt leeftijd niet. Je presteert, of je presteert niet.
In het begin schuwde ik elke vorm van risico in mijn spel. Dat viel mij niet moeilijk, want het strookt met mijn opvatting over hoe je de taak van verdediger invult. Wel is het zo dat je bij deze trainer, als hij in jou gelooft, héél veel moet geven. Hij verwacht heel veel, maar één van zijn sterke punten is dan ook dat hij het maximum uit een speler én een team weet te halen. Als je het dan niet kan opbrengen om alles te geven, verhuis je naar de B-kern. Faalangst hou ik daar niet aan over, integendeel, het houdt je wakker.
Hoe doet Ferrera dat ?
Met videobeelden, bijvoorbeeld. Daar is al veel over gesproken, maar ik maakte het zelf toch nooit eerder mee. Elke wedstrijd analyseren we aan de hand van een aantal geselecteerde spelfases. Een voetballer geeft niet zo gauw toe dat hij een fout maakte, maar zo’n videobeeld liegt niet. Als ik een slechte terugspeelbal geef, krijgt de hele groep dat te zien en wordt toegelicht hoe we dat voortaan kunnen vermijden. Op de meest voorkomende fouten wordt vervolgens gericht getraind. Tegen Bergen, bijvoorbeeld, viel op dat we een goed georganiseerd blok moeilijk kunnen ontregelen. Dan gaan we dus op training proberen om dat via infiltratie te doen. Later op de week bekijken we beelden met de zwakke en de sterke punten van de volgende tegenstander. En ook daarna gaan we specifiek trainen. Van tien trainingen zijn er wel vier dat we voor de video zitten. Soms een kwartier, soms een half uur.
En in de voorbereiding, vóór er al wedstrijden gespeeld waren ? Geen video ?
Toch wel. Toen gebruikte hij beelden van het WK. Om te laten zien dat ook de beste ploegen van de wereld dezelfde fouten maken als wij. Daar zaten ook beelden bij van Brazilië, maar toch iets vaker van Saudi-Arabië.
Welke filosofie zit daar achter ?
Dat je heel veel situaties die tot tegendoelpunten kunnen leiden, kan vermijden door een aantal basisregels in acht te nemen. Ferrera gaat uit van elf basisregels die het verdedigende werk op een hoger niveau tillen. Elke goal is een opeenstapeling van fouten die spelers maken, én een zonde tegen één van die basisregels. Ferrera’s stokpaardje is dat hij een verdediging beter kan maken door extra te trainen, terwijl aanvallen iets is wat veeleer intuïtief gebeurt. Je kan honderd keer alleen voor de keeper komen op training, maar in een wedstrijd heb je daar niet altijd iets aan. Dan is het rekenen op een ingeving van Stein Huysegems of iemand anders.
Jij krijgt huiswerk, Stein Huysegems niet.
In grote lijnen is dat zo, ja. Aanvallers zijn artiesten. Ieder zijn taak, mij niet gelaten. De meeste van onze tegendoelpunten vielen op stilstaande fases, één van die elf aandachtspunten. Meer doe ik hier niet uit de doeken, want de concurrentie leest vast mee.
Geef toch maar een voorbeeld. ’t Blijft onder ons, Jonas.
Een verdediger weet dat een aanvaller die oprukt op de flank niet vóór hem mag komen, want dan vertrekt er een voorzet die er eigenlijk niet mag komen. Door meer oog te hebben voor de bal dan voor de man, kan je daar op anticiperen. Dat kan je leren, op training. Op álle individuele fouten kan je trainen. En zo komt het dat we veel van de individuele fouten van vorig seizoen, nu uitsluiten. Toen trainden we veel meer op aanvallende fases, terwijl Ferrera aanvallend bijna niets doet. Verdedigend wél, elke training opnieuw. Met heel veel herhaling, meer dan ik ooit meemaakte. Stap voor stap. We zijn begonnen met drie punten per week in te studeren. Na vier à vijf weken hadden we een volledig overzicht, wat nog niet betekende dat we ze dan al helemaal onder de knie hadden. Zelf heb ik die elf punten opgeschreven. Ook als ik hier op een dag weg zal gaan, zal ik er altijd oog voor hebben. Omdat het werkt. Op training en in wedstrijden weet ieder van ons wat hij moet doen. Behalve Nikolovski, omdat hij de voorbereiding niet meemaakte, maar met hem is de trainer daarom extra bezig nu.
Lierse, zo klonk het vorig seizoen, is te braaf.
Klopt. Ik kwam van een ploeg met niet alleen meer ervaren spelers, maar ook meer persoonlijkheden. Mannen die zich niet lieten doen, die tegen de trainer een opmerking durfden te maken of naar het waarom van iets vragen. In Lier gebeurde dat niet vorig jaar. We hadden een te brave groep en daar heb ik me wel eens aan geërgerd. Ik ben iemand die zegt waar het op staat. Bij Antwerp wordt dan iets teruggeroepen, bij Lierse zei niemand iets. Dan keken ze me aan met een blik van : is die nu kwaad op ons? Door de reacties bij Antwerp wist je wat je aan de anderen had : dat heb ik liever dan dat ik me moet afvragen wat er in de anderen omgaat. Dat je dat hier niet kon inschatten, bemoeilijkte de integratie. Op de duur hield ik me ook in, dan wilde ik op training iets zeggen, maar betrapte ik me erop dat ik op de rem ging staan. Daar voelde ik mij niet goed bij. Omdat Lierse mentaal zo zwak was, konden we ook niet goed om met de – overigens terechte – kritiek. Dit jaar is het anders : iemand als Yves Van der Straeten komt meer uit zijn schelp en ook Marc Schaessens zegt altijd vlakaf zijn mening.
Vroegere ploegmaats zeggen wel eens dat hij een potje kan zeuren. Zeg jij hem wel eens: Marc, stop daarmee ?
Vaak (grinnikt). Maar hij zegt dat ook tegen mij, hoor. Heb ik geen enkel probleem mee.
Volgende maand word je drieëntwintig, maar nu al geld je als een persoonlijkheid. Laat jij je soms nog opzij zetten op een voetbalveld ?
Nee, daar laat ik me nooit doen, zelfs al zou ik tegenover Figo staan. Ik ben ook iemand die zelf op een trainer toe stapt om over voetbal te discussiëren. Ik glip ik wel eens naar binnen als hun deur openstaat. Dat was zo bij Van Acker en nu bij Ferrera.
Tegen Anderlecht kregen jullie een vrijschop. De Bilde trapte de bal enkele keren een paar meter achteruit, maar jij tikte hem telkens weer naar de juiste plek. Doe je dat ook tegen, pakweg, Real Madrid ?
Absoluut. Op mijn heupen krijg ik het ervan als ik merk dat iemand zich beter voelt dan mij en me laat voelen dat ik slechts bij Lierse shot. Maar ik weet waar ik moet stoppen, hoor. De Bilde was degene die de bal hard wegtrapte, kwaad werd en emotie toonde. Ik bleef kalm en liet me niet doen. Op mijn zeventiende reageerde ik al net zo. Ik heb respect voor iedereen, maar anderen moeten ook respect hebben voor mij.
Waar heb je dat van ?
Mijn opvoeding. Ik ben zo vaak verhuisd dat ik altijd weer nieuwe vrienden moest maken in een nieuwe omgeving. Geboren in Barcelona, gewoond in Deurne-Zuid, vervolgens naar Amerika verhuisd, Noord-Carolina om precies te zijn, dan naar Engeland en vervolgens Schoten. Dan móet je je wel openstellen en respect tonen voor mensen die je niet kent. Als ik bij een nieuwe club kom en de integratie vlot niet meteen, maak ik me daar nooit zorgen over. Ik maakte het eerder al mee en weet dat zoiets soms tijd nodig heeft. Ik kan me dus ook heel goed voorstellen wat die jongens uit Ivoorkust doormaken wanneer zij hier aankomen. Je moet ze gewoon even de tijd geven om zich aan te passen.
Ben jij optimistisch ingesteld ?
Gezond optimistisch. Een optimist stapt in zaken waarvan hij tevoren niet kan inschatten hoe ze aflopen, maar gaat er van uit dat het positief afloopt. Ik begin overal aan met een positieve ingesteldheid, maar voor ik een stap zet probeer ik wel aan de gevolgen van die stap te denken. Ook op het veld. Ik ben niet het type speler dat risico in zijn spel stopt, omdat mijn eerste taak als verdediger is de nul te behouden. Daarom sta ik ook niet te trappelen om weer op het middenveld te gaan spelen. Iemand al Mitu is daar beter geschikt voor dan ik, omdat hij over meer technische bagage beschikt.
Wat hebben al die verhuizingen jou bijgebracht ?
Een open visie, ik ben niet wereldvreemd. Daardoor kan ik ook heel goed relativeren. Toen ik nog een puber was, vond ik mijn leeftijdsgenoten vrij onvolwassen, afhankelijker van hun ouders dan ik.
Zet Jonas De Roeck op een onbewoond eiland en hij trekt zijn plan.
Dat nu ook weer niet. Ik ben namelijk niet zo handig : als ik een nagel in de muur sla om een schilderij op te hangen, stort de hele muur in. Maar ik probeer verder te kijken dan de kerktoren, al heb ik respect voor wie dat niet nodig vind. Ooit wil ik op zijn minst voor een tijdje terug naar Amerika. Eén van mijn broers volgde daar zijn opleiding tot helikopterpiloot. Als ik geen profcontract had gekregen van Antwerp, had ik zeker mijn studies kinesitherapie afgemaakt. Nu stopte ik ermee in het tweede jaar omdat de trainingen niet meer te combineren vielen met de praktijklessen. Maar ik wil zeker nog iets naast het voetbal bijstuderen. Ik ben al een tijdje bezig geweest met een vliegopleiding.
Als jouw ouders in Engeland waren blijven wonen, voetbalde jij dan nu in de Premier League ?
Op mijn elfde bén ik opgemerkt door Tottenham Hotspur, maar net op dat moment verhuisden we. Antwerp vond ik ook een fijne club, hoor, al hoop ik ooit wel naar het buitenland te kunnen. Voorlopig ben ik heel blij in Lier. En als ik me zo blijf ontwikkelen, moet ik toch zeker al de top in België halen.
door Geert Foutré
‘Van tien trainingen zijn er wel vier dat we voor de video zitten. Soms een kwartier, soms een half uur.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier