Nederland verloor geen enkele WK-kwalificatie-wedstrijd. Bondscoach Bert van Marwijk gelooft er dan ook in. ‘We hebben in de voorbije toernooien al getoond dat we in staat zijn om eender welk team te verslaan.’

Bert van Marwijk verdiende zijn sporen in de voetballerij als speler van Go Ahead Eagles, AZ Alkmaar en MVV Maastricht – aanvankelijk als linkerflankaanvaller, vervolgens als middenvelder en uiteindelijk als verdediger. Als trainer was hij succesvol bij Fortuna Sittard, Feyenoord en Borussia Dortmund. In 2008 nam hij de functie van Nederlands bondscoach over van Marco van Basten en kwalificeerde hij Oranje met gemak voor het WK in Zuid-Afrika. Vlak voor zijn vertrek naar het WK maakte Van Marwijk een voorlopige tussenstand van zijn periode als bondscoach op.

Het zal uw allereerste WK zijn daar in Zuid-Afrika. Hoe kijkt u daartegenaan?

Bert van Marwijk: “Ik heb inderdaad nooit de kans gehad om als speler deel te nemen aan een WK. In 1978 zat ik wel in de voorselectie, maar ik raakte geblesseerd nog voor we naar Argentinië vertrokken. Nu krijg ik als trainer de kans om een WK vanop de eerste rij mee te maken en die kans grijp ik natuurlijk met beide handen. Tot hiertoe was alles rustig, maar ik merk dat de spanning stijgt naarmate de eerste wedstrijd dichterbij komt. Eigenlijk is het aftellen al enkele maanden geleden begonnen. Toen ik in december afreisde naar Zuid-Afrika voor de loting en er alle bondscoaches verzameld zag, wist ik dat we in de laatste rechte lijn naar het WK zaten.

“Ik kom elke week samen met mijn technische staf voor een vergadering en er is telkens maar één agendapunt: hoe pakken we zo’n belangrijk toernooi het best aan? Als ik over straat loop, stellen de mensen me steevast dezelfde vraag: ‘Hoe zullen we het er afbrengen op het WK?’ Ook al probeer ik er niet de hele dag mee bezig te zijn, het is quasi onmogelijk om er niet mee geconfronteerd te worden.

“Het mag dan wel mijn eerste WK zijn, ik beschik gelukkig over een uiterst ervaren technische staf. Frank de Boer en Phillip Cocu hebben samen zo ongeveer vijfhonderd wedstrijden voor de nationale ploeg gespeeld. (lacht) Ik overdrijf een beetje, maar ik wil maar zeggen dat het qua ervaring wel goed zit. Frank en Phillip hebben immers alles meegemaakt wat er op een WK te beleven valt.”

Begin van het einde

Welke ronde moet u bereiken vooraleer u van een geslaagd WK zult spreken?

“Ik ben een realist. Ik weet maar al te goed hoeveel kwaliteit Brazilië, Argentinië, Spanje, Italië en Duitsland in huis hebben. Net zoals Engeland overigens. Wat mij betreft is de Premier League de beste competitie ter wereld, zeker sinds ze hun kick-and-rushvoetbal achter zich hebben gelaten. Het is ook niet verwonderlijk dat die landen zulke goede spelers hebben als je ziet hoeveel potentiële voetballertjes daar rondlopen. Als je de zestien miljoen inwoners van Nederland vergelijkt met de tachtig miljoen van Duitsland, dan weet je het wel. Om ver te raken op het WK zullen we wat geluk kunnen gebruiken. Hopelijk zijn onze topspelers net op tijd (weer) in vorm en blijft iedereen gespaard van blessures. We hebben in de voorbije toernooien al getoond dat we in staat zijn om eender welk team te verslaan. Met die gedachte in het achterhoofd, vind ik dan ook dat ons doel moet zijn: het WK winnen!

“Maar we moeten meer doen dan één keer winnen van een sterke tegenstander. We moeten het keer op keer kunnen doen en net daar wringt het schoentje. Geloof me, dat is echt een mentale kwestie. We zijn in Nederland niet snel tevreden over onszelf, maar eens we het zijn, is het verdomd moeilijk om ons weer van die wolk te krijgen. Na een grote overwinning kleurt heel Nederland oranje en danst iedereen de polonaise. En dat … is het begin van het einde. Want bij de eerstvolgende wedstrijd donderen we van onze wolk en zijn we weer bij af.

“Arrogantie kan heel negatief zijn, maar arrogantie kan ook goed uitpakken als het evolueert naar zelfvertrouwen. Dat is exact wat er gebeurde bij het Bayern München ten tijde van Franz Beckenbauer, Uli Hoeness, Karl-Heinz Rummenigge, Paul Breitner en co. Twee jaar geleden woonde ik een congres in Oostenrijk bij waar Carlos Alberto Parreira een uiteenzetting gaf. De kernboodschap van de voormalige bondscoach van Brazilië was: er moet een lange weg afgelegd worden vooraleer je wereldkampioen kunt worden met je team. Een trainer kan richtlijnen geven, maar het mentale aspect van een spelersgroep is zeer moeilijk te beheersen. Dat is immers meer een kwestie van aanvoelen, een kwestie van de spelers te tonen hoe goed ze kunnen zijn.”

U haalde net even het grote Bayern München van de jaren zeventig aan. In die tijd haalde Nederland twee keer de finale van het WK. Kunt u de huidige selectie vergelijken met het Oranje van toen?

“Het is altijd moeilijk om verschillende generaties te vergelijken. Alles gaat veel sneller tegenwoordig, dat is trouwens ook in andere sporten het geval. Toen ik jong was, keek ik met open mond naar een wedstrijd tussen Björn Borg en John McEnroe. In die tijd was dat het toppunt van de creativiteit in het tennis. Vandaag de dag ligt de nadruk meer dan ooit op de snelheid. Al zijn er gelukkig nog uitzonderingen zoals Roger Federer. Die combineert snelheid met creativiteit alsof het niets is. Hij is in mijn ogen de grootste sportman van het moment.”

Constant presteren

Uw eerste tegenstander op het WK is Denemarken …

(vult aan) “… en dat wordt meteen een zeer moeilijke wedstrijd. Die match zou de rest van ons toernooi wel eens kunnen hypothekeren. Ik ken Morten Olsen nogal goed, dus je zou kunnen zeggen dat onze teams geen geheimen voor elkaar hebben. Denemarken en Nederland zijn trouwens op verschillende punten erg vergelijkbaar. In 1992 werden ze Europees kampioen nadat zowat de hele selectie uit vakantie werd teruggeroepen. Dat kon je toen ook zien als een vorm van arrogantie. Ze speelden hun wedstrijden zonder enige vorm van stress en versloegen alles en iedereen.”

Nederland kwalificeerde zich als allereerste. Was het eerder een voor- of een nadeel dat u al in juni 2009 zeker was van deelname aan het WK?

“Geen idee. Het nadeel is waarschijnlijk dat we nu al een jaar geen wedstrijd met inzet meer gespeeld hebben. Daar kan ik weinig aan veranderen.

“Het voorbije jaar heb ik er alles aan gedaan om mijn jongens zo goed mogelijk voor te bereiden. De grootste moeilijkheid zal evenwel niet de fysieke paraatheid zijn. Ik denk dat we het wel eens moeilijk zouden kunnen hebben om gedurende het hele toernooi constant te blijven presteren. Kijk maar naar de prestaties op Euro 2008. Toen versloegen we zowel Frankrijk, Italië als Roemenië en in plaats van bescheiden te blijven, laten we ons meteen gek maken. Resultaat? In de eerstvolgende wedstrijd tegen Rusland worden we onverbiddelijk uitgeschakeld. We moeten leren dat er na een goede wedstrijd nog een tegenstander wacht, en daarna nog een en nog een. Dat heb ik vooral gemerkt tijdens de Europese campagne met Feyenoord toen we in 2002 de UEFA Cup wonnen. We versloegen achtereenvolgens Glasgow Rangers, Inter en in de finale Borussia Dortmund. Allemaal teams met meer geld en meer individuele klasse, maar daar stelden wij een sterk collectief tegenover. We speelden misschien niet het meest spectaculaire voetbal, maar we geloofden wel meteen dat we de finale konden winnen. Het is die mentaliteit die ik er nu ook bij Oranje probeer in te slijpen.”

Het lijkt wel alsof Nederland nooit eens kan winnen wanneer het slecht speelt.

“Dat is een zeer terechte opmerking. We moeten inderdaad leren om ook eens een wedstrijd te winnen wanneer we die niet van begin tot eind gecontroleerd hebben. Duitsland kan dat als de beste. Wij moeten alle touwtjes in handen hebben om een wedstrijd tot een goed einde te kunnen brengen. Dat moet veranderen.”

Welke speelstijl zou u Oranje graag op de mat zien leggen in Zuid-Afrika?

“Ik houd van mooi voetbal. Wat dat betreft ben ik een echte romanticus. Ik zou dus kunnen zeggen dat ik blij ben als mijn ploeg goed gespeeld heeft, maar tijdens een WK is het meer nog dan anders het resultaat dat telt.

“Spanje is momenteel misschien wel het beste team ter wereld. Hun creatieve, zeer directe spel wordt ook in Nederland enorm geapprecieerd. Al moeten we wel beseffen dat het om meer draait dan alleen maar aanvalsdrift. Je moet maar eens kijken hoe Barcelona razendsnel omschakelt bij balverlies. Ze proberen de bal meteen weer te veroveren. Ze zetten druk in elke linie en schuiven als blok naar voren. Dat klinkt makkelijk, maar het is erg moeilijk om dat in de praktijk om te zetten. Er mag niet één speler aan zijn verdedigende plichten verzaken en dat is vooral voor de creatieve spelers een zware opdracht. Nochtans zie je dat bij Barcelona Messi en Ibrahimovic meeverdedigen bij balverlies. Dat snelle druk zetten is belangrijk omdat je in geval van balverlies als ploeg meestal uit positie staat en veel ruimte in de rug van de verdediging laat. De tegenstander zou dan meteen kunnen omschakelen en dat is razend gevaarlijk. De tegenaanval is het gevaarlijkste wapen in voetbal. En wat kun je beter doen om die tegenaanval eruit te halen dan de bal zo snel mogelijk opnieuw veroveren? Barcelona doet dat werkelijk op schitterende wijze en ik denk dat wij daar met Nederland ook toe in staat zijn.”

Is het moeilijker om die manier van spelen bij Nederland erin te krijgen dan bij Barcelona?

“Dat denk ik wel ja. Omdat het vooral een kwestie van dagelijkse training is. Bij de nationale ploeg train je maximaal drie dagen samen ter voorbereiding van de wedstrijd. Als de matchen elkaar dan nog eens in sneltempo opvolgen zoals op een WK, dan heb je niet eens de tijd om een keertje voluit te trainen. Bij Barcelona kunnen ze dat systeem van druk zetten dag in dag uit herhalen op training. De Spaanse nationale ploeg hanteert hetzelfde systeem en zij hebben het voordeel dat heel wat van hun internationals uit de Spaanse competitie komen. De Nederlandse internationals zitten verspreid over heel Europa en spelen allemaal in een verschillend systeem. Als ze dan samenkomen bij het Nederlands elftal, moeten ze zich de Nederlandse stijl nog eigen maken. Maar als ik de evolutie zie die we het voorbije anderhalf jaar hebben gemaakt, dan zijn we op goede weg.”

Verdedigende aanvallers

De Nederlandse verdedigers worden vaak met de vinger gewezen. De statistieken bewijzen nochtans dat u in de WK-kwalificatiewedstrijden de minst gepasseerde verdediging hebt.

“Bij een nationale ploeg ben je afhankelijk van de lichting die er op dat moment voorhanden is. Er zijn periodes waarin je een zeer goede doelman hebt, dan heb je weer een geweldig spitsenduo en een paar jaar later heb je misschien een stevige defensie. Ik denk dat de meeste ploegen momenteel een probleem hebben in het verdedigende compartiment. Verdedigen is tegenwoordig veel moeilijker dan vroeger omdat er nu met veel meer ruimte in de rug wordt gespeeld. Er moet met de hele ploeg verdedigd worden – zoals Barcelona het doet dus. Op mijn eerste dag als bondscoach heb ik al tegen de spitsen gezegd dat zij mijn eerste verdedigers zijn. Zodra de bal verloren gaat, moeten zij druk beginnen te zetten. Ik hoop dat die aanpak stilaan zijn vruchten afwerpt.”

Nederland stond altijd garant voor een 4-3-3. U hebt dat systeem nu veranderd naar een 4-2-3-1 …

“Dat is slechts een detail. Je zult zien dat we bij momenten in een 4-4-2 staan te spelen en tien minuten later lopen we in een 4-3-3-opstelling. Het systeem verandert constant tijdens de wedstrijd en hangt ook af van de spelers die ik ter beschikking heb. Het zal je ook al opgevallen zijn dat we soms met twee verdedigende middenvelders spelen en dan weer met slechts één verdedigende middenvelder. Het belangrijkste is dat je je als team kunt aanpassen aan de verschillende wedstrijdsituaties.”

Wat denkt u van Ruud van Nistelrooy?

“Ik heb hem vaak genoeg gescout, onder meer tijdens de wedstrijden Anderlecht – Hamburg en Standard – Hamburg. Ik ben ook naar Hamburg gereden voor een babbel met zijn trainer, Bruno Labbadia, en met zijn ploegmaats Eljero Elia en Joris Mathijsen. Iedereen weet dat Van Nistelrooy er maar wat graag bij was geweest op het WK, maar hij heeft zelf al aangegeven dat hij daarvoor in topvorm moet zijn. Als je dan zoals Ruud anderhalf jaar geblesseerd bent geweest, is het niet simpel om weer op honderd procent van je mogelijkheden te voetballen. Hij speelde de laatste wedstrijden regelmatig de volle negentig minuten, maar alleen hij weet hoe goed hij zich voelt. Iets meer dan een jaar geleden belde Ruud me met de boodschap: ‘De nationale ploeg, dat is gedaan voor mij .‘ Ik heb hem toen gezegd dat ik zijn beslissing respecteer. Een paar maanden geleden lees ik dat hij graag weer deel zou uitmaken van de selectie. Een goede van Nistelrooy kan elke nationale ploeg gebruiken, maar ik ben degene die de eindbeslissing neemt.”

Edwin van der Sar gaat niet mee naar Zuid-Afrika. Legt dat geen druk op de schouders van Maarten Stekelenburg?

Van der Sar heeft al in verschillende media duidelijk gemaakt hoe hij erover denkt en ik zou niet weten waarom dat de druk op Stekelenburg zou verhogen. Maarten is de absolute nummer één en hij bewijst vaak genoeg dat hij die positie ook verdient. Zelfs toen hij bij Ajax niet aan spelen toekwam, stond hij bij de nationale ploeg toch in doel. Een mooier blijk van vertrouwen kan ik me moeilijk inbeelden.”

door daniel devos

“In het hedendaagse voetbal is de tegenaanval het gevaarlijkste wapen.”

“Ik houd van mooi voetbal. Wat dat betreft ben ik een echte romanticus.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content