Bij Standardtrainer Laszlo Bölöni is de honger naar prestaties amper gestild door de Europese successen. ‘Ik ben veeleisend.’

Niets is moeilijker dan een club overnemen die zopas zijn oude droom verwezenlijkt heeft: de titel binnenhalen. Vijfentwintig jaar lang wachtten de Rouches op de explosie van vreugde van afgelopen seizoen. De titel kwam er uiteindelijk met brio, de ontlading van de fans was ongezien en ook de media zwaaiden gul met het wierookvat. Maar hoe groot de euforie ook was, vandaag moet Standard vooral bevestigen. Niet alleen moest succescoach Michel Preud’homme worden vervangen, ook moest de club dit seizoen voor het eerst sinds lang op zoek naar Europese successen. Bovendien verwacht de achterban dat de club in de eigen competitie opnieuw meestrijdt voor de titel. Met zijn zegedrang, zijn ambitie, zijn uitspraken en zijn werkwijze slaagt trainer Laszlo Bölöni er sneller dan verwacht in om de bladzijde ‘Michel Preud’homme’ om te slaan. Sterker, Bölöni’s elftal toverde onverhoopte glansprestaties op de mat tegen topclubs zoals Liverpool, Everton en Sevilla. Marouane Fellaini zwichtte voor een smak Engelse ponden en verkaste naar Everton, maar Standard blijft zich ook zonder zijn sterkhouder uitdrukkelijk manifesteren op het Europese toneel. En hoewel groots voetbal in de Belgische competitie uitblijft, draaien de Rouches ook in eigen land mee aan de top van het klassement. Toch heeft Bölöni nog een hele weg af te leggen met Standard.

Cruciale centrale verdedigers

Voor je komst naar Standard had je een duidelijke visie op de kern en de doelstellingen. Is je mening over de ploeg ondertussen veranderd?

Laszlo Bölöni: “Ik heb de groep natuurlijk van binnenuit leren kennen. Toen ik op de club kwam, had ik notities, videotapes, ideeën en indrukken over de spelersgroep. Ik wist dat ik bij een ploeg met potentieel beland was, het binnenhalen van de titel vormde het voornaamste bewijs van de slagkracht. De kern beviel me, omdat ik ogenblikkelijk voelde dat er groeimogelijkheden lagen. Op voorwaarde dat er hard gewerkt werd. Het spelersmateriaal is goed, anderzijds heeft de huidige groep nog steeds beperkingen, zo is er op het psychologische vlak nog progressie mogelijk. De kern moet leren omgaan met resultaten en met stress. We hebben Europees enkele mooie prestaties neergezet, maar mijn jongens blijven op het internationale vlak onervaren. Ik ben veeleisend, op het technische vlak, maar ook en vooral qua spelintelligentie.”

Wat bedoel je precies met spelintelligentie? Gaat het om collectief denken of betreft het iets individueels?

“De denkwijze van een speler verandert onophoudelijk als hij op het veld staat. Tussen het moment waarop een doelman de bal uittrapt en het einde van een aanval, moet een speler op een fractie van een seconde beslissingen nemen. Het volstaat dat een ploegmaat of een tegenstander zich een meter verplaatst om een heel scala van nieuwe ‘oplossingen’ mogelijk te maken. Er zijn duizenden situaties en problemen die een voetballer moet oplossen, daarbij moet hij steeds voor ogen houden wat het beste is voor het team. Als je als trainer geluk hebt, beschik je over een speler die via aanwijzingen ploegmaats helpt bij het lezen van de wedstrijd. Tijdens de week probeer ik door mijn uitleg en door oefeningen het aantal situaties op te drijven waarin een speler snel moet nadenken en beslissen. Gedurende een wedstrijd is de inbreng van een trainer immers beperkt: terwijl een basketbaltrainer met al zijn spelers kan communiceren, moet ik me behelpen met enkele jongens. Als Dante zich in een stadion met 30.000 fans aan de andere kant van het veld bevindt, is het uiterst moeilijk om hem richtlijnen mee te geven. Op het terrein heb je daarom leiders nodig die de anderen sturen. Oguchi Onyewu is een leider, ook Mohamed Sarr is belangrijk. Milan Jovanovic zou een gelijkaardig statuut kunnen opeisen, maar daarvoor beheerst hij de taal onvoldoende. De jongeren op het middenveld moeten de ervaren spelers ontlasten, ook zij hebben leiderskwaliteiten. Onze aanvoerder Steven Defour is in die optiek bijvoorbeeld cruciaal.”

De supercup was een van je eerste wedstrijden met inzet als trainer van Standard, hechtte je er belang aan?

“Absoluut, ik won de supercup als speler en later als coach van Sporting Lissabon. Het winnen van zo’n supercup is iets wat je als speler, als trainer en als club op je palmares zet. Ik was dus erg blij met de winst tegen Anderlecht. Zelfs al betreft het een ander land, iedereen weet dat FC Sevilla in Spanje meerdere supercups heeft gewonnen. Ik hecht er veel belang aan, het is een eerste test voor het team.”

In vergelijking met afgelopen seizoen wijzigde vooral het middenveld van Standard. Wat waren je werkpunten?

“Wie in het moderne voetbal het middenveld beheerst, heeft de beste kans om een wedstrijd te winnen. Ik praat er soms over met Luciano D’Onofrio en we delen een gelijkaardige filosofie: in de toekomst zullen centrale verdedigers een cruciale rol gaan vertolken. Zij zullen meer tijd en ruimte krijgen om voor de verrassing te zorgen en om een bepalende rol te spelen. Toen Frankrijk in 1998 wereldkampioen werd, had het dat voor een groot stuk te danken aan Laurent Blanc. Hij was niet de sterkste verdediger, maar kon als geen ander uit zijn zone oprukken en cruciale passes trappen. Franz Beckenbauer was ook een centrale verdediger die het verschil maakte in de opbouw.”

Progressie maken

Hoe moeilijk is het om het vertrek van Fellaini op te vangen?

“Moeilijk, maar we hebben intussen gepaste alternatieven gevonden. Bij het begin van het seizoen was er nog geen sprake van een transfer, onze ploeg werd dus mee rond hem opgebouwd. Fellaini telt voor twee: hij is uitermate werkkrachtig en draagt zowel in aanvallend als in verdedigend opzicht zijn steentje bij. Het vertrek van Marouane heeft de kaarten serieus herschud, maar om zulke problemen op te lossen is er nog altijd een trainer.”

Is het altijd aan de trainer om oplossingen te vinden?

“Altijd, het is de coach die moet omgaan met de druk van de aanhang, de media en de clubleiding. Trouwens, alleen de trainer wordt afgerekend op het resultaat. Ach, ik ben een trainer, maar ook meer dan een trainer. Ik maak weliswaar geen deel uit van de raad van bestuur, maar sta wel constant paraat om de club te helpen. Als er een speler vertrekt, moet ik alternatieven bedenken. Je moet creatief zijn. Dat deed ik al bij Sporting Lissabon en bij Rennes. In Portugal was het voor mij makkelijker geweest om te teren op ervaren rotten als João Pinto en Jardel. Dat deed ik niet; ik maakte plaats voor Cristiano Ronaldo. In Rennes lanceerde ik Yoann Gourcuff, weliswaar nadat ik hem een individueel programma van zes maanden had opgelegd. Hij moest eerst enkele problemen oplossen.”

Op dit moment doet het duo Defour-Witsel Fellaini vergeten …

“Ze zijn erg beweeglijk en hebben een bepaalde aantrekkingskracht op het publiek, dat komt de ploeg ten goede. Defour is voor mij zowel een nummer acht als een nummer zes, soms moet hij nog meer op doel durven trappen. Witsel is een echte centrale speler, in defensief opzicht kan hij eventueel nuttig zijn op de flank, maar in aanvallend opzicht is hij er niet echt bruikbaar. Van een flankspeler verwacht je dat hij recht op de goal afgaat, de lijn afdweilt en centert, dat is niet zijn sterkste punt.”

“Ik ken hem, hij is intelligent en speelt met de nationale ploeg regelmatig op die positie. Ik ken zijn statistieken. Jova bestrijkt een groot deel van het veld tijdens een wedstrijd, niet iedereen heeft een dergelijke actieradius.”

Moet je het elftal herschikken als Witsel vertrekt?

“Weet jij iets over een vertrek?”

De pers citeert hem een beetje overal, zijn naam wordt zelfs met Manchester United geassocieerd.

“Is dat zo? De pers lanceert hypotheses. Je moet weten dat een eventueel vertrek drie vragen oproept: waar, hoe en op welk moment? Ik zat bij Rennes toen Petr Cech bij Chelsea tekende, de club heeft de moed gehad om te wachten tot op het juiste moment. Toen Fellaini dreigde te vertrekken, heb ik mijn kern geanalyseerd en rekening gehouden met het potentieel van enkele jongeren. ”

Oorlog met Benítez

Hoe verklaar je dat Standard Europees meer uitblinkt dan in de Belgische competitie?

“In de Belgische competitie hebben we het af en toe moeilijk om ons voetbal op te dringen, ons team beschikt soms over onvoldoende mentale weerbaarheid. Voorlopig hebben we nog niets bereikt. Sommige jongens vergeten dat er nog een heel parcours af te leggen valt. Iedereen moet dag in dag uit bereid blijven om tot het uiterste te gaan. De titel was prachtig, maar de jongens moeten beseffen dat die er niet zomaar is gekomen. Je moet ook in succes ervaren worden, voor Standard is dat vandaag nog niet het geval. Te veel lof kan spelers in slaap wiegen. Bovendien moet een wedstrijd, om een cliché te gebruiken, altijd gespeeld worden.

“Ik verwacht dat mijn ploeg ook in de Belgische competitie bevestigt. De uitschakeling voor de beker tegen Kortrijk betekende een dieptepunt, voor mij was die beker een belangrijke doelstelling. Bovendien was ik gefrustreerd omdat we tal van kansen de nek omwrongen. Ik geloof niet dat het aan onze opstelling lag, het was een echte cupmatch met een gespannen sfeer. Ach, de bal wilde er gewoon niet in. Spijtig, want we hadden nog veel kunnen leren tijdens het bekerparcours.

“Wat mij vooral interesseert, is het niveau van ons voetbal. Als we vier goals tegen krijgen van een ploeg zoals Cercle Brugge, ben ik razend. Als we kansen de nek omwringen, ben ik ook gefrustreerd. De Camargo en Mbokani zijn even belangrijk als Espinoza. Onze aanvallers krijgen duidelijk minder ruimte dan afgelopen seizoen. Ik wist vooraf dat het eens minder ging lopen, je kan geen heel seizoen op topniveau acteren.”

In Europa blijft Standard verbazen. Weegt de vermoeidheid voor wedstrijden in de Belgische competitie? Of kan Standard op Europees niveau de tegenstander meer laten komen, waardoor er counterruimte ontstaat voor de spitsen?

“We hebben voor Europese matchen nooit bewust afwachtend gespeeld, tegen Liverpool hebben we zowel uit als thuis hoog gevoetbald. Hetzelfde verhaal gaat op voor Everton. Op Sclessin hebben we het twintig minuten lastig gehad en onder druk gestaan tegen Sevilla. Maar dat is een logisch scenario: een club van dat niveau komt minstens voor een punt naar Luik. Ik heb mijn spelers niet gevraagd om terug te plooien, ik heb gezegd dat we een wedstrijd die we voor de rust volledig in handen hadden, niet mochten verliezen. Uiteindelijk stond onze defensie pal, we kunnen trots zijn op die match. ( denkt) Toch denk ik dat vooral onze wedstrijden tegen Liverpool sterk waren, op één detail na …”

Je denkt aan de onterechte uitschakeling?

“Neen, aan onze offensieve onmondigheid. Liverpool dwong in twee wedstrijden en twee verlengingen anderhalve kans af. Weet je wel hoeveel wij er forceerden? Veel, maar Liverpool kwalificeerde zich. Na de uitschakeling heb ik niets gezegd, ik was triest. We hebben de kansen laten liggen.”

Had Liverpool Standard onderschat?

“Dat is hun probleem, niet het mijne. Was Standard klaar voor de komst van Liver-pool? Was Jovano-vic klaar? Jova was herstellende van zijn operatie en kon niet meedoen in de heenmatch, hij was niet speelklaar. Als hij ge-speeld had, had hij misschien die ge-miste penalty van Dante kunnen omzetten. Mis-schien had hij ook die kans van De Camargo benut? Trouwens, daar komt nog bij dat ik nog maar pas op Standard werk, terwijl Rafael Benítez al jaren bij Liverpool zit en er voor 25 miljoen euro spelers mocht halen.”

Hoe heb je de groep opnieuw op de rails gekregen na de uitschakeling?

“Ik heb hen met trots en met een positieve ondertoon toegesproken, ik heb hen gewezen op de golf aan belangstelling die onze prestaties voor de club en voor heel het Belgische voetbal teweegbrachten. Vervolgens heb ik hen de vraag gesteld: hebben we stomweg geluk gehad? Ik heb hen geantwoord: neen. Nadien heb ik wel onmiddellijk toegevoegd dat we hard moesten blijven werken. We moeten gefocust blijven.”

Was opperste concentratie ook je kracht als voetballer?

( lacht) “Mijn sterkte was voornamelijk: provoceren. Ik wilde steeds winnen en sprak voortdurend mijn tegenstanders toe om hen te destabiliseren. Als trainer heb ik geleerd dat het slim is om af en toe je mond te houden.”

Met Benítez heb je aan de zijlijn nochtans een heuse psychologische oorlog gevoerd.

“Toen Mbokani zich in de verlengingen blesseerde, hebben de Engelsen zich uiterst onsportief gedragen. Ze weigerden de bal buiten te spelen en toonden daarmee geen respect voor ons. Benítez probeerde me uit te leggen dat Mbokani zich liet vallen, maar hij had ongelijk! Ik sta al langer langs de zijlijn dan hij. Met de Engelsen is het altijd hetzelfde: ze spelen fair als het hen uitkomt. Ik weet waarover ik spreek.” S

door pierre bilic – beelden: michel gouverneur (reporters)

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content