Voor het eerst sinds lang krijgt de wielersport ten zuiden van de taalgrens nieuwe impulsen vanuit de politiek. André Antoine, minister van Sport in de Waalse regering, legt uit hoe de opvolgers van Philippe Gilbert worden klaargestoomd.

Hoe dik kan een ministerportefeuille zijn? Begroting, Financiën, Werkgelegenheid, Opleiding en Luchthavenbeleid: ziedaar het bevoegdhedenpakket van André Antoine, vicepremier in de Waalse regering. Alsof dat nog niet volstaat, voert de doorgewinterde cdH-politicus ook nog de titel van minister van Sport. “Dat laatste vooral in het weekend”, zegt hij zelf.

Toch verloopt Antoines passage in de Waalse sportwereld allerminst onopgemerkt. Een gebrek aan visie kan de geboren Leuvenaar niet verweten worden, zo geven zelfs zijn politieke tegenstanders toe. Ondanks het ongunstige economische klimaat slaagde de minister erin om het budget voor sport met de helft te verhogen: van 80 miljoen euro bij zijn aantreden in 2009 naar 120 miljoen euro anno 2012. “Toen de regering vernieuwd werd, heb ik madame Milquet gevraagd om Sport als bevoegdheid te krijgen”, vertelt hij. “Dit ambt werd me dus niet opgelegd.”

Antoine, die vijf verdiepingen hoog zetelt aan de samenvloeiing van de Samber en de Maas in Namen, is gebeten door het sportvirus. “Als ik een krant lees, begin ik steevast met de sportbladzijden”, geeft de licentiaat in de rechten toe. “Ik kon vandaag een interview geven over de politique générale. Maar ik heb gezegd: eerst Sport/Voetbalmagazine, dan La Libre Belgique.” ( lacht hartelijk)

Voor de wielersport heeft Antoine al een boontje sinds zijn kinderjaren. “In juli ging ik op vakantie bij mijn grootvader, die wielerfan was”, vertelt de minister, die afkomstig is uit een landbouwfamilie. “We leefden op het ritme van de Tour de France. Overdag werd er in de tuin gewerkt, maar altijd onder begeleiding van Luc Varenne en Robert Chapatte op de radio. Later kreeg ik de kans om de verschillende passages van de Tour en de klassiekers in onze streek bij te wonen.”

Zondag wordt Luik-Bastenaken-Luik gereden. Stemt u daar als minister uw agenda op af?

André Antoine: “Vorig jaar kon ik er om privéredenen niet bij zijn en heeft mijn kabinetschef de prijs op het podium overhandigd, maar dit jaar paste ik mijn agenda aan om zeker aanwezig te kunnen zijn zowel op de Waalse Pijl als op Luik-Bastenaken-Luik.”

Wat kan een minister van Sport betekenen voor Luik-Bastenaken-Luik?

“Met de regering ondersteunen we de wedstrijd financieel. Jaarlijks trekken we er 40.000 euro voor uit. De financiële steun aan organisatoren is een van de pijlers van mijn wielerbeleid. Met de economische crisis schroefden een aantal sponsors, handelaars en steden hun investering terug. Daarom springen we financieel bij voor topwedstrijden als Luik-Bastenaken-Luik en de Waalse Pijl, maar ook voor kleinere organisaties als de Franco-Belge, de GP Pino Cerami, de Ronde van Wallonië, de GP van Wallonië en een hele reeks beloftewedstrijden.”

Hoe valt dat te verantwoorden in het geval van Luik-Bastenaken-Luik, een zusterorganisatie van de Tour en dus in handen van de miljoenenmachine ASO?

“Toch is onze investering noodzakelijk. Christian Prudhomme ( de Tourdirecteur, nvdr) legde ons uit dat Liège-Bastogne verlieslatend was. Boden wij geen steun om de organisatie te verzekeren, dan was er een groot probleem gerezen. Voor ASO was het echt heel belangrijk dat wij het budgettaire verschil dichtreden. Voor ons was een tussenkomst vanzelfsprekend.”

Wat is het belang van de wedstrijd voor Wallonië?

“Luik-Bastenaken-Luik maakt deel uit van ons immaterieel erfgoed. Het is een koers die bekend is in de hele wielerwereld. De meeste beelden vormen een prachtig uitstalraam voor onze regio. Daarom is het heel belangrijk dat we deze wedstrijd in stand kunnen houden en promoten. De wielersport is niet meer dezelfde als in de tijd van Eddy Merckx. Er komen steeds meer organisaties bij in ontluikende wielerlanden als Qatar en Australië. De weekends op de kalender zijn erg gewild. In België kunnen we maar beter goed beseffen dat we met L-B-L en de Ronde van Vlaanderen over twee juwelen beschikken die we moeten koesteren.

“Sport versterkt de sociale verbondenheid en kan tot voorbeeld strekken voor de jeugd. L-B-L bijvoorbeeld laat de inspanning zien. In onze samenleving is het belangrijk dat jongeren le goût de l’effort getoond wordt. Renners moeten boven zichzelf uit stijgen om iets te bereiken. Wat geldt in de sport, gaat evengoed op voor de economie. Eerder deze maand hoorde ik de algemene directeur van de bank Lazard op de radio vertellen dat Europa een continent van gepensioneerden wordt. Met fatalisme zullen onze jongeren er niet komen, hen moet de zin om te ondernemen worden bijgebracht. Dat kan mede via het wielrennen.”

Net zo goed als Vlaanderen

Hoe was het met de wielersport in Wallonië gesteld aan het begin van uw legislatuur?

“Niet goed. We hadden vrijwel alleen nog herinneringen. Aan Ferdinand Bracke, Joseph Bruyère, Claude Criquielion en de jammerlijk overleden Frank Vandenbroucke. Het feit dat we een goeie renner hadden als Maxime Monfort en een uitzonderlijke kampioen als Philippe Gilbert verhulde wat de harde realiteit. Achter deze twee renners gaapte de leegte. Daarbij kwam dat er geen echte strategie bestond om de eliterangen met nieuwe renners te vervangen. Het ontbrak aan organisatie.

“Tegelijk stelden we vast dat er in Wallonië heel wat jeugdclubs waren, maar dat de renners er nooit in slaagden om door te stoten naar de topteams of zelfs niet naar ploegen die een programma reden waar ze zich in de kijker konden fietsen. Ten slotte vond ik het frustrerend dat we heel veel wielerwedstrijden organiseerden met veel toeschouwers langs de weg, maar met haast uitsluitend buitenlandse of Vlaamse deelnemers. Daartegenover was er het Vlaamse voorbeeld, dat wel resultaat opleverde. Als we alle elementen samen legden, zagen we geen enkele reden waarom Franstalig België niet moest proberen om het net zo goed te doen als Vlaanderen.”

Nu zegt u dat uw voorgangers de wielersport verwaarloosd hebben.

“Het probleem is dat de Waalse politiek sport jarenlang stiefmoederlijk behandeld heeft. Op één uitzondering na: Claude Eerdekens ( PS-minister van Sport van 2004 tot 2007, nvdr). Onder zijn beleid werd een Centre de Formation Cycliste Francophone opgericht, waar talentvolle beloften een optimale begeleiding kregen en zich volledig op het wielrennen konden toeleggen. Helaas was dit project geen lang leven beschoren, omdat Michel Daerden er na één jaar een einde aan stelde. Daerden, mijn voorganger als minister, maakte zijn eigen keuzes …”

Hoe is de opleiding van Waals wielertalent vandaag georganiseerd?

“We hebben ons laten inspireren door Topsport Vlaanderen – Mercator en de hele piramidestructuur eronder. Die werpt duidelijk haar vruchten af in het noordelijk landsdeel. We creëerden een gelijkaardige structuur via het principe van publiek-private samenwerking. De politiek kan middelen ter beschikking stellen, maar het is de bedrijfswereld die we financieel het meest laten inbrengen. Onder andere sloten we een verbintenis af met Landbouwkrediet voor een periode van vier jaar. Zo gingen we vorig jaar van start met de continentale wielerploeg Wallonie Bruxelles – Crédit Agricole.

“Wat er echter nog ontbrak in de structuur was een brug tussen dit continentale team en de jeugdclubs. Die leemte vulden we dit seizoen op via de oprichting van het belofteteam IdemaSport – Bio Wanze, met Christophe Brandt als ervaren ploegleider. Het gaat opnieuw om een publiek-private samenwerking. Alles samen investeert de regering jaarlijks één miljoen euro in deze structuur: 600.000 euro voor Wallonie Bruxelles – Crédit Agricole en 400.000 euro voor IdemaSport – Bio Wanze. Philippe Gilbert liet al herhaaldelijk weten dat dit de beste investering is die we konden doen. Hij betreurt het dat hij hiervan destijds zelf als jonge renner nog niet mocht genieten.”

Hoe groot is de achterstand nog ten aanzien van de Vlaamse wielersport?

“We hinkten een generatie achterop, maar dankzij de nieuwe structuur merk je vandaag al de eerste tekenen van heropleving in het Waalse wielrennen. Over twee tot drie jaar zullen we de vruchten plukken van onze inspanningen. Ik denk zelfs dat de beste twee Belgische jongeren momenteel uit het Franstalige landsdeel komen: Boris Vallée en Loïc Vliegen ( dit jaar allebei 19 en fietsend voor IdemaSport – Bio Wanze, nvdr). Vallée veroverde in 2010 in Singapore de titel in de wegrit op de eerste OS voor de jeugd.”

Kan de Waalse wielersport ooit de Vlaamse bijbenen?

“Niets is onherstelbaar, maar je moet wel rekening houden met de verschillen in topografie. In Mechelen is het heel gemakkelijk om te fietsen. Hier rond Namen is het al een stuk lastiger, tenzij voor geoefende fietsers zoals mijn kabinetschef. ( lacht) Er is ook een cultuurverschil. De Vlamingen leunen dichter aan tegen Nederland, waar de fiets een dagelijks verplaatsingsmiddel vormt.

“Dit gezegd zijnde, de tijden veranderen. Zo opent de stad Namen bijvoorbeeld haar eerste netwerk van huurfietsen. Op zaterdag en zondag zie je steeds meer vrijetijdsfietsers in het straatbeeld. Daar dragen de prestaties van Philippe Gilbert ongetwijfeld toe bij. Het is mijn droom dat het aantal wielertoeristen verder toeneemt, want fietsen is uitstekend voor de gezondheid en de samenhorigheid.”

WK op de Citadel van Namen

Noemt u nog eens één prioriteit voor deze legislatuur.

“Al lang droom ik ervan om het WK op de weg naar ons land te halen. Op het voorbije WK in Kopenhagen hebben we daartoe samen met Yves Leterme een platform opgericht. De organisatie van het WK kost 10 tot 12 miljoen euro. De toewijzing ervan kan nog binnen deze legislatuur, maar het WK zelf zal ten vroegste in 2016 of 2017 naar België komen. Het idee is om een totaalbeeld van ons land te geven met wedstrijden in alle regio’s. Een mogelijke piste is om de wegwedstrijd voor de elite van start te laten gaan in Vlaanderen, bijvoorbeeld in Leuven, en via Brussel naar Namen te trekken. Een aankomst op de Citadel zou ideaal zijn, want de laatste WK-kandidatuur vanuit Vlaanderen ( Hooglede-Gits, nvdr) werd door de UCI niet weerhouden omdat het parcours te vlak was.

“De kandidatuur wordt gedragen door alle regeringen in dit land. Weet u dat het de eerste keer is in twintig jaar dat alle ministers van Sport in België ( Philippe Muyters, Isabelle Weykmans en Antoine zelf, nvdr) op regelmatige basis samen zitten? Er was een periode – bijvoorbeeld toen Bert Anciaux minister was – dat sportbeleid nooit regionaal genoeg kon zijn. Maar voor mij gaat het niet om de Vlaamse leeuw of de Waalse haan. Wat telt, is dat de sport in heel België erop vooruitgaat. Dat vereist samenwerking.”

Afgaande op uw enthousiasme wil u in 2014 allicht graag uw mandaat als minister van Sport verlengen?

“Toevallig spoorde een journalist van Le Soir mij onlangs nog aan om er nog een mandaat bij te doen. Hij is bang dat er mij een minister zal opvolgen die de sport zal verwaarlozen. Maar als u het woord ‘minister’ neemt en u haspelt de letters dooreen, dan verkrijgt u ‘interims’, met ‘s’ achteraan. Aangezien dit mijn tweede ministerambt is, heb ik mijn interims eigenlijk al gekregen.” ( lacht)

DOOR BENEDICT VANCLOOSTER – BEELDEN: IMAGEGLOBE

“Sport versterkt de sociale verbondenheid en kan tot voorbeeld strekken voor de jeugd.”

“We hebben ons laten inspireren door het voorbeeld van Topsport Vlaanderen – Mercator.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content