Mario Been, de trainer van Racing Genk, probeert een moeilijke spreidstand uit. Aan de ene kant lanceerde hij zelf titelambities, aan de andere kant trekt de club de kaart van de jeugd. ‘En dus probeer je als coach een twee-eenheid te maken. Of dat lukt, moeten we afwachten.’

Jordy Hex, persverantwoordelijke bij Racing Genk, zegt tegen Mario Been (49) bij het begin van het interview: “Mocht er wat zijn, ik zit enkele loges verderop.” De Rotterdammer, duidelijk goedgeluimd, antwoordt: “Oké, jongen. Maar als we elkaar gaan slaan, dan hoor je het wel.”

Iets abstracts

Wat is het voornaamste wat u dit seizoen al leerde over uw ploeg?

Mario Been: “Dat mijn team niet meer in de war raakt. Als ik de vergelijking maak met mijn beginperiode hier, toen we ook nog een totaal andere ploeg hadden, vind ik dat we niet meer zo gemakkelijk matchen weggeven. In Gent komen we enkele weken geleden op achterstand, maar blijven we voetballen en kansen creëren. In Kiev worden we de eerste tien minuten onder de voet gelopen, maar dan sluipt er toch iets in die ploeg, zelfs al valt PeléMboyo uit. Ook op het eind komen we daar nog onder druk, maar ook dan blijven we rustig. Deze jongens raken niet meer onder de indruk van zulke momenten. Dat heeft te maken met vorig seizoen, met onze eerste plaats in de poulefase van de Europa League, met de vaststelling dat we niet onderdeden voor topploegen als FC Basel en Sporting Clube. Maar er mag natuurlijk niet al te veel gebeuren. Als morgen Anele geblesseerd raakt, moet ik kiezen: of een centrale verdediger op zijn positie zetten of Sandy Walsh.”

Wie wordt de voornaamste concurrent voor de titel?

“Wijzelf. Wij kunnen van iedereen winnen, maar ook nog steeds van iedereen verliezen. Dat ligt aan een bepaalde scherpte, die we elke week weer aan de dag moeten leggen. Bekijk onze eerste helft tegen Lierse: zo moet je altijd proberen te spelen. Als je die vergelijkt met onze eerste helft tegen Charleroi, dan is het verschil te groot. Ik zeg nochtans in elke bespreking hetzelfde, want ik vind voetbal nog altijd: herhalen, herhalen, herhalen. Ik kom nooit aandraven met al te veel nieuwe, gekke dingen. En toch is die passing de ene week geweldig en de andere week weer net dat tikje slordiger. Waar ligt dat dan aan? Want het zijn dezelfde spelers. Het kan te maken hebben met de tegenstander, de vorm, onderschatting. Daar kun je als trainer ook niet altijd je vinger op leggen. Voetbal blijft iets abstracts. Dat houdt het leuk.”

Kwartje gevallen

Zijn er spelers in uw team die u al verrasten dit seizoen?

“Neen, want het is nagenoeg dezelfde ploeg als vorig seizoen.”

Fabien Camus deed het al geweldig. Vooral in het begin van het seizoen verblufte hij vriend en vijand. Verraste dat u niet?

“Neen. Ik had met Camus een haat-liefdeverhouding. Als voetballer hoeft Fabien mij niks te bewijzen. Ik ken zijn kwaliteiten aan de bal, ik wéét dat hij het verschil kan maken. Maar helaas heeft de ploeg soms de bal niet. In die fases vond ik Fabien altijd te statisch. Op dat vlak ben ik met hem aan de slag gegaan. Aanvankelijk met wisselend succes, maar bij zijn invalbeurten begin dit seizoen bewees hij me dat zijn kwartje gevallen was. Ik blijf hem daarop aanspreken, je moet hem bij de les houden. Misschien herken ik wel een beetje van mezelf in hem. Als speler was ik ook iemand die liever de bal had dan achter mijn tegenspeler te moeten aanhollen. Maar het hoort nu eenmaal bij het voetbal.”

Toen Camus in de ploeg kwam, ging Anthony Limbombe eruit. Staat Limbombe symbool voor hoe moeilijk het is om als jeugdspeler in de eerste ploeg te raken?

“Ik denk niet dat je de jongens die aan de aftrap staan met de anderen moet vergelijken op basis van leeftijd. Ik kijk niet naar leeftijd. Als Anthony mij dag na dag laat zien dat hij beter is dan Camus, Steeven Joseph-Monrose en Benjamin De Ceulaer, dan speelt hij. En ik begrijp de mensen goed als ze roepen dat ze Siebe Schrijvers graag willen zien. Dat wil ik ook. Alleen: het moet passen op het juiste moment. Want het moet gepaard gaan met resultaat. Zolang ik niet het gevoel heb dat het juiste moment daar is, zal ik dus eerder vasthouden aan – laten we het woord maar gebruiken – ervaring.”

Wat is dat dan, het juiste moment?

“Als ze mij het gevoel geven dat het het juiste moment is. Dat heeft te maken met wat ik elke dag zie op het trainingsveld en tijdens de wedstrijden van de beloften. In die matchen moeten Limbombe en Schrijvers mij tonen dat ze de besten zijn. Doen ze dat niet, dan schort er nog iets aan.”

Levensader van de club

Gunter Jacob, technisch directeur hier, zei eens over de doorstroming van de jeugd: ‘Welke ambitie kun je hebben zonder je eigen filosofie kapot te maken? Dat is een moeilijke evenwichtsoefening.’

“Het is duidelijk dat de club een bepaalde keuze heeft gemaakt dit seizoen. Dat hebben ze ook tegen mij gezegd: ‘Mario, we gaan proberen wat meer de kaart van de jeugd te trekken.’ Vorig jaar had ik als wisselspelers Dani Fernández, Glynor Plet en Elyaniv Barda. Nu heb ik Siebe Schrijvers, Anthony Limbombe en Sandy Walsh. Daar zit natuurlijk een heel groot verschil. Dat kan goed gaan, maar dat kan ook fout gaan. Jonge spelers hebben nog altijd dat welles-nietesaspect, terwijl ik bij pakweg Barda wist wat ik kon verwachten als ik hem het veld op stuurde.

“De achterliggende gedachte nu is dat Thibaut Courtois, Kevin De Bruyne en Christian Benteke samen enorm veel geld hebben opgeleverd, maar er zijn natuurlijk niet elk jaar jongens zoals die drie. Al met al denk ik dat we op dat vlak geduld moeten hebben.”

U vergeleek onlangs eens het aanvallende vermogen van Standard met dat van Genk. U zei dat u ook offensieve wisselmogelijkheden hebt, maar dat u wél aan kwaliteit inboet als u wisselt. Mag het van deze club eigenlijk punten kosten, de kaart van de jeugd trekken?

(lacht) “Dat was mijn vraag hier begin dit seizoen: voor de jeugd gaan, betekent dat dan dat we ook achtste mogen worden? Zo formuleerde ik het toen. Dat mag dus niet. Dat past niet bij de ambitie van deze club en de mensen die hier werken. Ik heb een keer bij Feyenoord meegemaakt dat ik tiende werd met het inpassen van enorm veel jeugdspelers. Als een club dat ambieert – of moet, op basis van haar financiën – dan ben ik daar wel voor te porren. Maar aan de andere kant ben ik heel ambitieus. En de club en de ploeg ook. We kunnen niet experimenteren.”

Heeft het ook met durf te maken, jonge gasten opstellen?

“Ik durf alles. Nogmaals: ik ben echt niet bezig met jong of oud. Ik probeer het beste team op te stellen. Deze jongens hebben nog zo veel mogelijkheden. En kijk eens goed: Siebe staat op dit moment verder dan Kim Ojo. Daarmee geef ik al iets aan. Zo heb ik vroeger als jonge speler ook mijn start moeten maken. Daar is niks mis mee.”

Begrijpt u dat er hier zo veel te doen is om de jeugd?

“Dat móét. Het is de levensader van deze club. Ik ben er alleen maar voor. Ik vind het geweldig, maar het mag niet ten koste gaan van ambitie en resultaat. Dat moet ik bewaken. Want de eerste die eruit gaat als de prestaties niet goed zijn, is de coach. En dus probeer je als coach een twee-eenheid te maken. Of dat lukt, moeten we afwachten.”

Split vision

Köteles pakte dit seizoen al uit met cruciale reddingen. Ook uw centrumverdedigers zijn al vaak geprezen, uw achterlijn in het algemeen eigenlijk. Een wat minder besproken jongen die dit seizoen al opviel, is Julien Gorius. Hij maakte de laatste weken belangrijke goals, zowel in Europa als in de competitie.

“Ja, Julienne… Geweldig. Ik vind dat Gorius een van de dragende pijlers van deze ploeg kan worden. Wat ik bij hem zie, almaar meer, omdat je zo’n jongen langer bij je hebt, is dat hij haast geen fouten maakt in zijn passing. Dat is zo’n vastigheid die hij heeft. Als hij de bal krijgt, heeft hij al gezien waar er een man vrij is, waar die bal naartoe moet. Die jongen heeft een split vision, hij ziet dingen sneller dan een ander.”

En wat doet hij beter dan pakweg een jaar geleden?

“Hij durft hoger te spelen, hij moeit zich meer op het aanvallende vlak. Een Gorius rond de zestien meter kan een goal maken. Als ik op het middenveld met Khaleem Hyland en Gorius speel, merk ik dat beide spelers de neiging hebben om wat vaak in de bal tekomen. Nu hebben we een extreme stap gemaakt, ik vind dat maar één middenvelder meer op die manier de bal mag komen ontvangen van de laatste lijn. De andere moet hoger spelen, onderweg zijn, om de aansluiting te maken met de spitsen.”

Dus het ligt aan u dat Gorius meer rendeert, u hebt de opdrachten wat gespecifieerd?

“Dat is wel de juiste conclusie, al heb ik altijd wel aangegeven dat middenvelders moeten durven rond het strafschopgebied van de tegenstander te komen.”

Vreemd

Begin dit seizoen sleepten de besprekingen omtrent uw eigen contractverlenging aan. Zegt dat iets over de liefde tussen beide partijen?

“Dat weet ik niet. Jij denkt dat er geen liefde is?”

Begin dit seizoen kon een mens zich dat toch afvragen.

“Misschien kwam het zo over. Geen liefde, een kwestie van vertrouwen, mja, ik weet het niet. Op het moment dat ik het hoorde, vond ik het wel vreemd, omdat we naar mijn mening uitermate goed bezig waren. En toen ik las dat Genk deze of gene trainer zou halen, dacht ik bij mezelf wel: wat moet een coach hier nog méér doen om gewaardeerd te worden?”

Als er zo namen opduiken, gaat u ervan uit dat daar wel iets van aan is?

“Er werd mij door Dirk Degraen (algemeen directeur, nvdr) verteld dat het allemaal bullshit was. Daar ga ik dan ook van uit.”

U liet verstaan dat het financiële aspect het struikelblok was. Hengelde u met uw financiële voorwaarden naar erkenning voor het vorige seizoen, waarin jullie in Europa overwinterden, heel lang meededen voor de titel én de beker wonnen?

“Uiteindelijk gaat het om een stukje erkenning. Je vraagt wat jij op dat moment denkt waard te zijn.”

Is er van die hele historie iets blijven hangen bij u?

“Nul.”

Uitblazen in Gent

In de aanloop naar de aankoop van Mboyo was Degraen not amused omdat u benadrukte dat er aanvallende versterking moest komen. En toen een krant u wat later peilde over Mboyo, zei u: ‘Geen commentaar.’ En riep u naar Degraen: ‘Goed antwoord, hé Dirk?’

“In het aankoopbeleid hebben bepaalde mensen hier meer verantwoordelijkheden dan ik. Ik mag een positie aangeven, maar de club hangt daar een naam aan. Vaak heb je als trainer ook niet de mogelijkheid om zo’n speler zelf goed te gaan bekijken, waardoor je je vaak moet baseren op videobeelden. Maar de club heeft hem dan wel al zes of zeven keer gescout.”

In dit geval stond Mboyo op het verlanglijstje in uw hoofd ook bovenaan.

“Ja, samen met nog een andere speler, maar die naam hou ik voor mezelf. Ik wist alleen niet hoe de fysieke gesteldheid van Pelé was. We trainen hier op basis van drie wedstrijden per week. Dat was hij niet gewoon. Je merkte snel dat hij wat achterstand had. Hij zegt het nu ook zelf: ‘Ik krijg een ander lichaam.’ Hij wordt sterker.

“Pelé was vorig seizoen enorm belangrijk voor AA Gent. Ik denk dat hij er toen grotendeels voor gezorgd heeft dat Gent in de hoogste klasse is gebleven. In die periode is de manier van trainen bij hem toch iets anders geweest. Dan kon hij na een wedstrijd bijvoorbeeld een paar dagen even uitblazen. Net omdat hij de bepalende speler was. Dat kan hier absoluut niet.”

Bij transfers zoals die van Mboyo is het belangrijk, zo wordt gezegd, om het juiste moment af te wachten, zodat je als club niet te veel betaalt. Tijdens dat wachten leek u een beetje zenuwachtig te worden.

“Dat is geen kwestie van zenuwachtigheid. Ik had met Pelé al vroeg zelf eens gesproken, omdat ik hem eens in zijn ogen wilde kijken. We waren vrij snel met hem bezig. Alleen: het gaat altijd om de knikkers. En wij moesten weer kwalificatiewedstrijden spelen voor de Europa League. Als trainer hoop je om in de aanloop naar die matchen je team compleet te hebben. Zulke wedstrijden zijn bepalend voor de toekomst van dit elftal. Geen Europa League betekent voor deze jongens een stap achteruit. Wij moeten Europees spelen als we willen dat onze spelers beter worden, maar ook voor de naam van de club.”

Dus laat je beter wat geld schieten om zo’n grote vis op het juiste moment bij je te hebben?

“Tuurlijk, want dat betaalt zich dan hopelijk in Europa of de competitie terug. Maar ik begrijp de strategie van de club ook wel.”

Dadendrang

Als de Mario Been van vandaag iets zou kunnen zeggen tegen de Mario Been die hier de eerste dag binnenstapte, wat zou dat dan zijn?

“Je maakte de juiste keuze.

“De goeie mogelijkheden en de ambities van deze club passen bij mij. En natuurlijk waren er misschien twijfels in het begin, toen ik pas in België was. Want ik kwam van Feyenoord, waar ik op een vervelende manier was weggegaan. En buiten Dirk Degraen hadden de mensen hier de rest niet zo gevolgd: het kampioenschap met Excelsior, de drie geweldige jaren in Nijmegen, waar ik Europees overwinterde met NEC, een cluppie dat zoiets normaal gesproken niet kon, en een fantastisch jaar bij Feyenoord, met een vierde plaats en een bekerfinale. Maar in de tijd dat ik hier nu ben – en ik heb zitten uitrekenen dat ik al zo’n 120 officiële wedstrijden op de bank zit bij deze club – heb ik de twijfels toch wel weggewerkt, geloof ik. Ik ben hier ook anders gaan denken. In het begin wilde ik alleen maar aanvallen. En dan zien we wel, dacht ik. Maar in België wachten clubs soms op je fouten en dan straffen ze die genadeloos af.”

Voelt u zich meer op uw gemak dan toen u hier pas was?

“Ik had in het begin wel een bepaalde dadendrang. Het was belangrijk voor mij om na mijn ontslag bij Feyenoord hier wat neer te zetten. Ik vind dat ik intussen in mijn trainerscarrière heb laten zien dat ik een standvastige coach ben, dat ik overal een bepaalde manier van spelen kan neerzetten en dat ik overal, op welke manier dan ook, prijzen gehaald heb met mijn teams, dat we ons gemanifesteerd hebben. Ik heb als voetballer allerlei namen gehad, Pietje Bell, noem ze maar op. Er werd gezegd dat ik het als voetballer te gemakkelijk opnam. Wel, als coach wil ik alles eruit halen wat erin zit. Dat lukt me tot nu toe aardig. Dat vind ik prettig.”

DOOR KRISTOF DE RYCK – BEELDEN: IMAGEGLOBE

“Voor de jeugd gaan, betekent dat dan dat we ook achtste mogen worden? Dat mag dus niet.”

“Misschien herken ik wel een beetje van mezelf in Camus.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content