Nu zaterdag vindt het symposium ‘Dribbelen met wetenschap in de Lage Landen’ plaats, waarbij wetenschappelijke kennis over voetbal vertaald wordt naar praktische tips voor de voetbalwereld. Sport/Voetbalmagazine zat alvast aan tafel met drie voetbalexperts van de Universiteit Gent.

We willen onze expertise over voetbal absoluut overbrengen naar de buitenwereld. Het heeft geen zin om als wetenschappers in een ivoren toren te blijven zitten”, zegt dr. Roel Vaeyens, als technology developer van victoris verbonden aan de Vakgroep Bewegings- en Sportwetenschappen van de universiteit Gent. Het idee dat de in Vlaanderen aanwezige wetenschappelijke kennis over voetbal nog meer naar de praktijk moet doorstromen, komt vaak terug in de uitleg van de drie wetenschappers waarmee we aan tafel zitten. Het is dan ook de achterliggende gedachte van het symposium ‘Dribbelen met wetenschap in de Lage Landen’. Drie sprekers op het symposium, een doctor en twee professoren, vertellen ons over hun innoverend onderzoek en hoe ze daarmee ons voetbal kunnen veranderen.

Talentopsporing

“In 1996 is men aan de Universiteit Gent gestart met een langetermijnproject rond talentidentificatie in het voetbal”, vertelt dr. Roel Vaeyens. Hij ontwikkelde in zijn doctoraatstudie een multidisciplinair model om talentvolle voetballers op te sporen. “We onderwerpen jeugdspelers aan een resem tests, waarbij zo veel mogelijk eigenschappen aan bod komen: uithouding, kracht, lenigheid, snelheid, maar ook specifieke voetbalaspecten zoals techniek en tactisch inzicht”, aldus Vaeyens.

“België is maar een klein land, dus de vijver waarin we vissen is sowieso een stuk kleiner dan die van de ons omringende grote landen. We moeten daarom voorzichtig omspringen met het aanwezige talent. Clubs, maar ook topsportscholen en zelfs de voetbalbond baseerden zich tot voor kort enkel op de matchprestaties van jonge spelers. Zo’n wedstrijdscouting is belangrijk, maar wij proberen met onze tests het oordeel over een jeugdspeler nog veel meer wetenschappelijk te onderbouwen. In het verleden zijn er vermoedelijk al talenten door de mazen van het net geglipt. We trekken het oordeel van een trainer niet in twijfel, maar leveren wel extra gegevens, die complementair kunnen zijn.

“Essentieel aan onze aanpak is dat we rekening houden met de maturiteit van een speler, de mate waarin hij al fysiek rijp is. Sommige spelers moeten hun groeischeut nog krijgen en lijken zo achterop ten opzichte van leeftijdsgenoten met wie ze samen in de ploeg spelen. Doordat we spelers op verschillende tijdstippen aan dezelfde tests onderwerpen, krijgen we niet alleen een momentopname, maar kunnen we ook uitspraken doen over de vooruitgang en de progressiemarge die een jeugdspeler heeft”, verduidelijkt Vaeyens, die zelf ooit in tweede en derde klasse voetbalde.

De voetbalwereld begint stilaan het nut van dit soort van wetenschappelijke methodes in te zien. “We werken nu al intensief samen met Zulte Waregem en AA Gent, ook met hun jeugdopleiding,” weet Vaeyens, “maar ook enkele andere eerste- en tweedeklassers en de nationale jeugdelftallen zijn geïnteresseerd. We leggen op dit moment de laatste hand aan een webapplicatie ( zie afbeelding hieronder) waarin alle testgegevens van de jeugdspelers verzameld worden. Jeugdtrainers, maar ook de spelertjes zelf, kunnen dan hun data online opvragen en daarmee aan de slag gaan: hoe presteren ze tegenover leeftijdsgenootjes en hoe tegenover spelers van een jaar ouder? Op welke onderdelen scoren ze goed, waaraan is er nog werk? Maar je kunt bijvoorbeeld ook de gegevens afzetten tegenover jongeren die een andere sport beoefenen. Voor begeleiders van jonge sporters is dat een ongelooflijk interessant element. In het buitenland werken ze zelfs al met ’talenttransfers’. Op basis van uitgebreide tests kunnen ze tegen een jonge gast zeggen: ‘Kijk, je zult waarschijnlijk nooit een topvoetballer worden, maar je hebt wel alle kwaliteiten om een goede roeier te worden, of een goede hoogspringer.'”

Trainingsintensiteit

Dat een wetenschappelijke aanpak de voeling met de praktijk niet hoeft uit te sluiten, bewijst prof. dr. Renaat Philippaerts, docent lichamelijke opvoeding en bewegingswetenschappen aan de universiteit Gent, maar tegelijk ook fysical coach van AA Gent. “Op het symposium ga ik het vooral hebben over trainingsintensiteit”, zegt Philippaerts. “Iedere trainer heeft natuurlijk zijn stijl, maar het is geen fabeltje dat je te hard of net te zacht kunt trainen. Pas de laatste vier à vijf jaar wordt wetenschappelijke kennis daarover ook in het voetbal opgepikt. Via een onderzoek bij de beloften van AA Gent zijn we op zoek gegaan naar de relatie tussen bepaalde trainingsvormen en de hartslagzone waarin spelers zich op dat moment bevinden.

“Voor de ene speler is een bepaalde inspanning meer belastend dan voor een andere,” gaat Philippaerts verder, “het komt er dus op aan om als trainer de juiste individuele prikkels te geven. Als de spelers hartslagmeters dragen tijdens de training, kun je op ieder moment zien in welke ‘zone’ een bepaalde speler zich bevindt en hoe diep hij gaat. In principe bestaat er al technologie om ook tijdens de wedstrijd in real time op de hoogte te zijn van het hartslagniveau van iedere speler. Polar heeft zo’n systeem ontwikkeld, maar spelers mogen vandaag geen hartslagmeter dragen tijdens de match. Maar op training kun je het dus wel gebruiken. Een trainer kan dan tijdens of na de training bijsturen en bepaalde spelers aangeven dat ze iets dieper mogen gaan, of juist niet.

“Bij AA Gent zijn een aantal spelers daar ook zelf heel bewust mee bezig. Zo komen ze na iedere training de prints van hun hartslagregistratie opvragen.”

Blessurepreventie

De derde academicus in het gezelschap is prof. dr. Erik Witvrouw, verbonden aan de Vakgroep Revalidatiewetenschappen en Kinesitherapie van de Universiteit Gent. Professor Witvrouw is gespecialiseerd in blessures en de preventie ervan. “We trachten al een tiental jaren te achterhalen wat de risicofactoren zijn voor een speler om een blessure op te lopen, en hoe we dat risico zo veel mogelijk kunnen inperken”, legt hij uit. “Daarvoor hanteren we eigenlijk een dubbele benadering. Langs de ene kant is er de aanpak voor het hele team, waarbij we focussen op de meest voorkomende letsels bij voetbal: kwetsuren aan de hamstrings, en voet- en knieblessures. Langs de andere kant proberen we ook op zoek te gaan naar de ‘spelerspecifieke’ problemen: sommige voetballers zijn nu eenmaal voorbestemd om problemen te hebben aan de rug, of aan de achillespezen.”

Net zoals bij de talentidentificatie, wordt ook hier alles gebaseerd op testresultaten. Professor Witvrouw: “We halen spelers door een soort testbatterij en focussen daarbij op de lichaamszones die in voetbal het meest belast worden. Aan de hand daarvan kunnen we het lichaam van een speler onderverdelen in groene, oranje of rode zones, naargelang van het risico op blessures. Op die manier kun je bijvoorbeeld vaststellen dat spelers die onvoldoende lenig zijn, veel meer risico lopen op een bepaalde blessure.

“Maar de belangrijkste voorbeschikkende factor om geblesseerd te raken, is een vorige blessure. Of anders gezegd: het gebeurt maar al te vaak dat spelers te vroeg hervatten na een letsel. De druk om terug te keren is natuurlijk groot, zeker op het hoogste niveau. Maar op lange termijn loont het om een speler langer aan de kant te houden tot hij volledig fit is. Vandaag draagt meestal de hoofdtrainer de verantwoordelijkheid over de keuze of een speler hervat, en heeft de medische staf een adviserende rol. We moeten af van dat nattevingerwerk: we laten een speler eens een spurtje doen en als hij geen pijn voelt, dan zal hij wel speelklaar zijn … Het is niet omdat een speler wedstrijdklaar líjkt, dat hij dat ook effectief is.”

De wetenschap gaat vrij ver in het analyseren van voetbal, maar toch beseffen de drie wetenschappers hoe onvoorspelbaar het spelletje blijft. “Het enige wat wij proberen is om trainers instapklare instrumenten aan te bieden om hun spelers in optimale omstandigheden aan de wedstrijd te laten beginnen”, zegt Witvrouw. “Maar je hebt natuurlijk nog een factor toeval,” vult Philippaerts hem aan, “en in voetbal is alles mogelijk: soccer is not science, but science can improve soccer!

door bregt vermeulen

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content