‘De toestand is verbeterd, maar blijft zorgwekkend.’ Minister van Binnenlandse Zaken Antoine Duquesne en directeur van de Profliga Jean-Marie Philips pareren de kritiek van op de fancard.

Klein land, kleine mentaliteit? Die mening delen vele voetballiefhebbers sinds de invoering van de fancard – het verplicht en te betalen identificatiemiddel om een wedstrijd in de eerste klasse bij te wonen. Bij de invoering van de kaart weerklonk alom geknarsetand. De brievenrubrieken konden het scheldproza en de dreigementen amper slikken. De Profliga en het ministerie van Binnenlandse Zaken werden met alle zonden van Israël overladen.

De ongemakken zijn dan ook niet gering. Gewapend met hun fancard dienen voetballiefhebbers zich in de week aan de loketten aan, maar krijgen geen tickets voor familie en/of vrienden. Mensen begeven zich op de dag van een wedstrijd zonder fancard naar het stadion, maar worden de toegang ontzegd, want hebben de voorgeschreven procedure niet gevolgd. Duitsers uit de regio van Gelsenkirchen maken per autocar de verplaatsing naar Standard: van een fancard hebben ze nog nooit gehoord, maar dat helpt ze geen meter vooruit, ze komen er niet in en moeten onverrichter zake terug naar huis. Langs de andere kant forceren mensen met een stadionverbod zich toch een doorgang met de fancard van iemand anders. De beruchte fancard veroorzaakt, kortom, algemeen irritatie.

In de vuurlijn van de kritiek liggen Antoine Duquesne, minister van Binnenlandse Zaken, en Jean-Marie Philips, directeur van de Profliga. Sport/Voetbal Magazine bracht hen samen en confronteerde hen met de storm van negatieve commentaren over dat kleine, gepersonaliseerde en gesponsorde pasticje, formaat bankkaart, dat voetballiefhebbers het leven zuur maakt.

De minister zet prompt de aanval in.

Antoine Duquesne: Alles zou veel gemakkelijker zijn mochten we alle aanwezige krachten kunnen bundelen om de stroom in te dijken die het voetbal ertoe verplicht heeft de fancard uit te vinden. Iedereen moet zich inzetten voor de jacht op de hooligans. Er zijn in België honderdduizenden vredelievende supporters en enkele tientallen herrieschoppers. We kennen ze en we moeten ze aan de kaak stellen. Ik weiger te praten over verklikking, maar als een supporter die zich niets te verwijten heeft, louche zaken opmerkt, moet hij de ordediensten verwittigen zodat we de schuldigen kunnen identificeren. Het is door dat gespuis dat we al deze maatregelen hebben moeten nemen, en ik zie maar één manier om het probleem efficiënt te bestrijden: de zerotolerantie. In een voetbalstadion mag geen plaats voor hooligans zijn. Het is niet normaal dat een voetbalwedstrijd in eerste klasse de aanwezigheid van twintig à achthonderd politiemensen vereist. De dag dat we dit effectief op een drastische manier kunnen beperken, zal ik een gelukkig minister zijn. Ik zou die politiemensen liever op andere plaatsen zien: op en langs de wegen, bijvoorbeeld. Of in wijken om het risico van rellen te verminderen. Men vraagt ons om de verkeersveiligheid te verhogen, maar de politie kan niet overal tegelijk zijn. En dan spreek ik nog niet eens over wat dit allemaal kost: de ordediensten in en rond de voetbalstadions vertegenwoordigen elke jaar honderdduizenden euro die we beter anders zouden besteden.

Er is veel politie rond de stadions, maar we krijgen zelden de indruk dat die de hooligans angst aanjaagt.

Duquesne: Veel politieagenten zijn voor een zachte aanpak. Ze denken dat ze het voetbal een dienst bewijzen door zich begripvol te tonen, maar ze vergissen zich volkomen. Er worden in België te weinig processen-verbaal tegen hooligans opgemaakt. Vooral dan in Wallonië. In het huidige seizoen zitten we momenteel aan tweehonderd pv’s. Dat is evenveel als voor het hele kampioenschap 2001-2002. Dat wil niet zeggen dat er meer geweld is, wél dat de politiek van bekeuringen beter wordt toegepast. Maar we moeten nog verder gaan. Het probleem is: als er rellen uitbreken, denkt de politie in eerste instantie aan het herstellen van de orde, en pas daarna aan het opstellen van processen-verbaal. De Engelsen hebben dat beter begrepen: de sancties tegen hooligans zijn veel strenger dan bij ons. Het is de enige manier om tot resultaten te komen.

Jean-Marie Philips: In Engeland krijgt een hooligan voor het kleinste incident een stadionverbod van tien jaar. Wie tijdens een wedstrijd op het veld komt, moet een boete van meerdere maandsalarissen betalen. Bij ons is repressie duidelijk de zwakke schakel van het veiligheidsbeleid. Herinner u de toeschouwer die het veld van Anderlecht opliep tijdens de beslissende wedstrijd voor de titel. Scifo en Zetterberg moesten op hem inpraten opdat hij terugkeerde naar de tribune. Ik was daar. Welnu, toen ik twee uur later het stadion verliet, zag ik dezelfde kerel een brandweerwagen vernielen. In Engeland had dat niet gekund, was zo iemand was na het eerste incident achter slot en grendel gevlogen. We hebben gevangenissen in België, maar er zitten nooit hooligans in.

Voor en tijdens Euro 2002 werd er veel over het snelrecht gesproken, maar die wet werd uiteindelijk weinig toegepast. Waarom?

Duquesne: Ik ben de eerste om dat te betreuren. De magistratuur maakt veel te weinig van deze maatregel gebruik. Eén van mijn punten van mijn verkiezingscampagne zal de instelling van een soort rechtbank voor flagrante delicten zijn. Ik pleit er ook voor om de mensen met een stadionverbod op wedstrijddagen op een politiecommissariaat te ontbieden.

Philips: Als een hooligan meteen wordt veroordeeld, riskeert hij een strenge sanctie. Maar als hij vijf jaar na de feiten voor een rechtbank verschijnt, zal zijn advocaat argumenteren dat hij inmiddels werk en drie kinderen heeft, en dat hij zijn leven heeft gebeterd. Veel kans dat die hooligan zonder straf ontsnapt. En ook ik betreur het dat het snelrecht zo uitzonderlijk wordt toegepast.

De fancard bestaat niet in de grote voetballanden, en toch zijn er daar niet meer incidenten dan bij ons. Is dat niet het beste argument om die kaart af te schaffen?

Philips: Je moet vergelijken wat vergelijkbaar is. In Engeland en Duitsland tref je bijna uitsluitend mensen met een abonnement in de stadions. Mensen van wie de identiteit bekend staat, dus. En de clubs werken met wachtlijsten: kandidaat-abonnees moeten soms drie, vier jaar wachten om een abonnement te krijgen. Maar aan kandidaten geen gebrek. Dus weten de supporters dat ze zich moeten gedragen, als ze ook nog een abonnement voor het volgende seizoen willen. Bovendien volgen weinig fans de uitwedstrijden van hun teams – vanwege de afstanden. In België zijn er omzeggens geen afstanden tussen de stadions.

De incidenten doen zich veelal voor buiten de stadions. Op plaatsen waar hooligans geen fancard nodig hebben en toch op de vuist kunnen gaan. Wat is dan nog de zin van de fancard?

Duquesne: Ik ben er me bewust van dat het geweld zich verplaatst naar rondom de stadions. Daarom heb ik ook de wet laten veranderen. Er kunnen administratieve sancties genomen worden voor elk incident dat zich voordoet in een veiligheidszone van maximum vijf kilometer rond het stadion. Dat is een middel om het pure vandalisme te beteugelen – hooligans die auto’s en uitstalramen vernielen, al die zuiver baldadige acties. Het verschijnsel is bekend: enkele hooligans trainen zich en bereiden de wedstrijd voor. Net als de spelers, eigenlijk. In hun zog sleuren ze supporters mee die aan de basis kalm maar helaas beïnvloedbaar zijn. Voor de hooligans is de film van de match het belangrijkste motief van hun acties. Een betwistbare scheidsrechterlijke beslissing of simpelweg een negatief resultaat van hun ploeg volstaat om hen in brand te steken.

Welke balans maakt u op van het gebruik van de fancard?

Duquesne: Ik wil van uw vraag gebruik maken om eerst iets belangrijks recht te zetten. Ik heb de fancard nooit opgelegd – ondanks dus de haatmail die maandenlang tegen mij gericht is geweest. Ik heb eenvoudigweg gevraagd dat men de voetbaltoeschouwers zou identificeren en de Profliga heeft daarop gereageerd met de invoering van de fancard. Voor mij had de identiteitskaart, het abonnement op tram of bus, of de SIS-kaart volstaan. Het kwam er voor mij gewoon op aan dat men de identiteit kende van elke toeschouwer en dat men de supporters in het stadion onderverdeelde op basis van het team van hun voorkeur. Ik heb een ministerieel besluit uitgeschreven, waarbij de clubs vier toegangstickets per persoon mogen verkopen. Niet alle clubs benutten deze mogelijkheid, maar daarvoor ben ik niet verantwoordelijk. Ik heb altijd gezocht naar de voor de voetballiefhebbers minst hinderlijke maatregelen. Als ik dan vandaag een balans opmaak, stel ik vast dat de toestand zorgwekkend blijft, maar toch drastisch verbeterd is sinds we de identificatie van de toeschouwers verplicht stelden. Die verbetering is ook een gevolg van de aanwezigheid van stewards en camera’s in de stadions, van de compartimentering van de supporters en van het instellen van sancties voor relschoppers.

Philips: Je moet de introductie van de fancard in zijn juiste context plaatsen. De wet hield voor de profclubs vijf verplichtingen in. 1. De identificatie van de toeschouwers. 2. De compartimentering van de supporters. 3. Tickets op naam. 4. De kennis – op elk moment – van de bezettingsgraad in elk stadion voor de komende match. 5. De beperking van het aantal tickets dat per persoon mocht worden verkocht.

Onze vrijheid van handelen was dus zeer beperkt. Maar de wet is de wet, en iedere club is gehouden om de wet te respecteren. We hebben nagedacht over oplossingen, en de oplossing die ons de beste leek, is dus het monster waarvan de Profliga het vaderschap opeist: de fancard. Een veel efficiënter systeem dan de andere oplossingen die ons werden voorgesteld. De fancard beantwoordde – en beantwoordt nog altijd – aan alle commerciële en veiligheidsvoorwaarden die ons werden opgelegd. Het grote publiek beweert dat de clubs aan de fancard veel geld hebben verdiend, maar dat moet je nuanceren: door de nodige investeringen in hard- en software (4,5 miljoen euro) is die winst zeer beperkt. Die investeringen zijn inmiddels geneutraliseerd, wat ons toelaat om de fancard vanaf volgend seizoen gratis te maken voor kinderen van minder van twaalf jaar, en gratis voor iedereen vanaf het daaropvolgende seizoen. Dan moeten we nog wel sponsors vinden om het systeem leefbaar te houden. Maar daarover maak ik me weinig zorgen want de reputatie van de fancard is nu al beter dan in het begin. Toen de fancard werd gelanceerd, moesten we de bedrijven echt overtuigen om een product te steunen dat door iedereen werd bekritiseerd en zelfs uitgespuwd.

Duquesne: Ik ben nooit voorstander geweest van een fancard waarvoor moest betaald worden. Maar vanaf het moment dat er voor de kaart niet meer moet betaald worden, hebben de mensen geen excuus meer. Dan kunnen ze niet meer zeggen dat ze gestopt zijn met naar het voetbal te gaan door toedoen van de fancard. De fancard zal dan geen enkele ergernis meer kunnen opwekken. Heeft men het recht om te balen om die verplichte controle? Als ik het vliegtuig neem, moet ik ook voorbij de metaaldetector passeren. Ik doe dat met alle plezier, omdat ik mezelf niks te verwijten heb.

Philips: Toch dreigt het gratis karakter van de fancard ook negatieve effecten te sorteren, omdat het risico van fraude vergroot in vergelijking met de huidige toestand. Het zal voor de mensen met een stadionverbod nog gemakkelijker worden om de fancard van iemand anders te gebruiken om alsnog voetbalwedstrijden bij te wonen. Als ze dat doen en ze gedragen zich, dan ben ik als organisator van voetbalwedstrijden gerustgesteld. Maar als ze het zotteke uithangen, heb ik een probleem.

De fancard kost momenteel nog 12,5 euro voor drie seizoenen. Dat is wel veel voor een persoon die één keer per seizoen naar een match gaat.

Philips: Als ik naar een private nachtclub wil gaan, moet ik ook een lidkaart betalen. Zelfs als ik maar één dansje wil plaatsen.

Waarom maken de clubs geen gebruik van de toestemming van Binnenlandse Zaken om vier tickets per fancard te verkopen?

Philips: Eén ticket per fancard, dat is de huidige toestand bij de clubs. Ze mogen nochtans doen wat ze willen, maar wel op hun eigen risico. Als er dingen uit de hand lopen, is het hun verantwoordelijkheid.

Een voetballiefhebber zonder fancard die op de dag van een wedstrijd beslist om naar het stadion te gaan, keert meestal van een kale reis terug. Dat is toch niet normaal.

Philips: Ik wil voor eens en altijd het gerucht de kop indrukken dat veel mensen op het laatste moment beslissen om naar het voetbal te gaan. Dat gebeurt hoogst zelden.

Dat is niet wat ze bij de club zeggen.

Philips: Alle clubbestuurders bevestigen me dat ze de fancard vervelend maar tegelijkertijd noodzakelijk vinden. Telkens als we daarover op de Profliga discussiëren gaan de commentaren in één en dezelfde richting: we moeten de fancard behouden. Er zijn momenteel 300.000 traditionele fancards in omloop, en 50.000 voor bedrijven. Dat zijn goede cijfers. Als de clubbestuurders niet tevreden zijn, moeten ze de fancard maar in de vuilnisbak kieperen. Maar wel op hun eigen verantwoordelijkheid. De clubverantwoordelijke voor de veiligheid en de voorzitter zullen dan moeten opdraaien voor de eventuele gevolgen. Ik ga dan niet in de gevangenis zitten, hoor!

Duquesne: Na Euro 2000 heb ik mijn collega’s, ministers van de Europese Unie, een rapport bezorgd, waarin in detail de maatregelen werden uiteengezet die we tijdens dat evenement hebben genomen om de veiligheid te verzekeren. Dat is allemaal uitermate goed verlopen, terwijl het parlement me in eerste instantie had verzocht om de wedstrijd Duitsland-Engeland te verbieden. De goede supporters zaten in de stadions, en de slechte hebben we niet gemist. Ik heb er zeshonderd terug naar Engeland gestuurd. De vijftien EU-lidstaten hebben mijn maatregelen goedgekeurd. Een beetje later kreeg ik het bezoek van de Koreanen en de Japanners: die kwamen hun licht opsteken in het vooruitzicht van het WK 2002. En momenteel winnen de Portugezen bij mij inlichtingen in, want zij organiseren het EK in 2004. Dat is toch wel het beste bewijs dat we goede ideeën hadden, neen?

Een supporter die klacht indient tegen de fancard, die heeft toch een goeie kans om dat proces te winnen?

Philips: Een klacht wegens een aanslag op zijn persoonlijke vrijheid? Ik zie niet in waar wij aan zijn persoonlijke vrijheid raken.

Duitsers die Standard wilden bekijken, moesten terug naar huis. Wat denkt u daarvan?

Duquesne: Wie zegt dat ze niet tot een of andere harde kern behoorden? Zo zijn er duizenden in Duitsland.

Philips: Wij kenden die supporters niet. Maar het had volstaan dat ze zich in de loop van de week bij de manager van Standard bekend hadden gemaakt. Na de gebruikelijke controles hadden ze het stadion in gemogen, ook zonder fancard. Ze hadden zich gewoon van tevoren kenbaar moeten maken.

Duquesne: Er bestaat een internationale uitwisseling van informatie. We proberen samen met de autoriteiten van andere landen om de hooligans te omsingelen. Een beetje zoals de indianen deden met de cowboy’s.

De fancard wordt een thema in de verkiezingscampagnes. Alain Courtois heeft al gepleit voor de afschaffing ervan en zo denkt ook Marc Wilmots erover.

Duquesne: Van de tegenstanders van de fancard verwacht ik wel dat ze me een even efficiënt alternatief aanreiken. In het café mag iedereen voor zijn mening uitkomen en ondertussen een pintje pakken. Maar ik eis projecten die me dezelfde efficiëntie als de fancard garanderen. En in afwachting neem ik mijn verantwoordelijkheid.

Philips: Een bedrijf stelde me onlangs een project voor om de toeschouwers te identificeren met digitale vingerafdrukken. Kan u zich de reactie van de supporters voorstellen als ze bij de ingang van het stadion op hun vingerafdrukken worden gecontroleerd? Anderen pleiten voor een beperking tot de identiteitskaart. Och arme de man in het loket die de gegevens op die identiteitskaarten moet gaan checken: die is drie minuten bezig per ticket dat hij verkoopt. Nu duurt het met de fancard ongeveer 22 seconden om een ticket te kopen. Het duurt veel langer om je euro’s en eurocenten te tellen dan je fancard te laten controleren. En toch vinden mensen die fancard een ongelooflijke vervelend iets.

Pierre Danvoye

‘Ik heb de fancard nooit verplicht.’ (Antoine Duquesne)

‘We hebben gevangenissen, maar er zitten nooit hooligans in.’ (Jean-Marie Philips)

‘Er worden in België te weinig processen-verbaal tegen hooligans opgemaakt.’ (Antoine Duquesne)

‘Clubs die niet tevreden zijn, mogen de fancard in de prullenmand gooien. Maar wel op hun verantwoordelijkheid.’ (Jean-Marie Philips)

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content