Gaëtan Englebert is aan zijn achtste seizoen bij Club Brugge bezig en als hij zijn contract uitdient, zal hij er tien jaar hebben gevoetbald. ‘Je moet niet altijd willen vertrekken.’

Het systeem van Trond Sollied was hem op het lijf geschreven, maar onder Jan Ceulemans raakte Gaëtan Englebert tussen de lijnen op de dool in een naar standvastigheid zoekende ploeg. Onder Emilio Ferrera lijkt hij op het middenveld weer grond onder de voeten te krijgen.

Club Brugge-Leverkusen was ongetwijfeld jullie beste wedstrijd van het seizoen. Kan je uitleggen waarom precies ?

Gaëtan Englebert : “Leverkusen was samen met de wedstrijd tegen AA Gent en die tegen PSG in de voorbereiding de beste van het seizoen, ja. En waarom ? Omdat dat wedstrijden waren waarin de tegenstander meevoetbalde en ons ruimte liet. Dan is het altijd makkelijker om iets goeds te doen. Bovendien lag het tempo in die wedstrijd tegen Leverkusen ook hoger dan in de competitie. Ook dat maakt het makkelijker voetballen : iedereen is verplicht sneller te spelen, je hebt geen tijd om te controleren, om na te denken. Dat is een voordeel voor een ploeg als Brugge. Soms komen ploegen hier in de competitie alleen maar aan verdedigen denken en in het voetbal van vandaag is bij elke club iedereen fysiek sterk. Dus met een goede organisatie zijn er dan geen makkelijke wedstrijden meer. Dat is het probleem waardoor we af en toe minder goede resultaten haalden.”

Zeg je nu dat Club Brugge het beter zou doen in een buitenlandse competitie ?

“Neen, maar wel in een Belgische competitie waarin meer gevoetbald wordt en voor de overwinning gegaan wordt in plaats van in de eerste plaats niet te willen verliezen. Dat is ieders recht, zeker als je minder mogelijkheden hebt, maar het maakt het voetballen wel niet gemakkelijker. Het probleem is dat we veel kritiek krijgen voor onze manier van spelen, terwijl je voor goed voetbal met twee ploegen moet zijn.”

Moet een club met titelambities daar niet beter tegenop kunnen ?

“Anderlecht heeft drie punten meer dan wij, maar sommige van hun uitslagen waren toch ook op de limiet ? Ze hebben twee, drie spelers die offensief het verschil kunnen maken, dat is misschien het verschil met ons op dit moment. Dat wij dat momenteel missen, daar zijn verscheidene redenen voor : de kwaliteiten van de spelers, die maken dat wij het, zoals hier de gewoonte is, meer van het collectieve moeten hebben. Ook op vlak van vertrouwen speelt er iets. Als een ploeg goed draait, durft iedereen iets meer. Dat doelpunt tegen Leverkusen vlak na rust heeft ons meer vertrouwen gegeven en je zag dat we toen meer druk gingen zetten op de tegenstander. Dat zullen we in de toekomst dus meer gaan proberen : meer druk zetten op de tegenstander en proberen minder te combineren van achteren uit, zodat andere ploegen de tijd niet krijgen om zich te hergroeperen. We moeten sneller naar voren spelen, niet te lang opbouwen. Anders krijg je zelf moeilijkheden om een oplossing te vinden, want iedereen kijkt natuurlijk naar een video van de tegenstander. Alleen aan een hoger tempo krijg je meer ruimte.”

Welke tactische aanpak hadden jullie vooraf in gedachten ?

“Proberen druk te zetten op hun verdedigers en middenvelders, omdat we gezien hadden dat ze in de competitie niet weinig balverlies leden, en dan zo snel mogelijk naar doel gaan. We creëerden drie, vier kansen uit gelijkaardige situaties. Precies zoals we het ons hadden voorgenomen. Als we die druk nog meer zullen zetten in de competitie, zullen we tegenstanders ook meer schrik aanjagen. Dat was de laatste tijd niet meer het geval. Maar goed, we hebben nu drie keer in vier wedstrijden op verplaatsing gespeeld en zeven op negen gehaald : dat is een gunstige evolutie. Dat toont dat het geleidelijk aan in orde komt. Grote ploegen in het buitenland met spelers die individueel het verschil kunnen maken, kijken ook eerst naar het resultaat en de organisatie. Dus wij moeten niet dromen dat we zomaar altijd mooi voetbal kunnen brengen. Het is nogal gemakkelijk om te zeggen dat er geen creativiteit is. Het is meer een kwestie van slagen in onze acties. Tegen Leverkusen creëren we zeven, acht kansen in één wedstrijd, dan kan je niet zeggen dat er geen creativiteit is. Milan gééft soms de bal aan de tegenstander om daarna gebruik te kunnen maken van de ruimte. Creatief zijn is niet alleen een speler uitschakelen en een pass geven, het moet van beweging komen en van snelheid. De trainer vraagt soms voor een wedstrijd in functie van de tegenstander andere dingen van een speler, waardoor we kunnen variëren. Hij geeft vertrouwen en verwacht dan dat je de ploeg iets bijbrengt. Je kan je kwaliteiten dan niet verliezen. Dat was vorig seizoen misschien minder het geval. Er is veel geprobeerd en dan is het normaal dat je moet accepteren dat je de ploeg niet altijd iets kan bijbrengen.”

Heb je het gevoel dat de wedstrijd tegen Leverkusen voor Club Brugge iets veranderd zal hebben ?

“Neen, die les hadden we eerder al getrokken. Op training werken we daaraan en gaat dat vaak heel goed, maar op een gegeven moment moet je dat ook in wedstrijden zien. Dat mankeerde vaak. Als we in het begin van een wedstrijd kunnen scoren, zoals in Westerlo, dan krijg je een andere wedstrijd en heb je de hele tijd controle. Tegen Brussels pakken we na tien minuten een doelpunt en loop je achter de feiten aan en kruipen zij nog meer in de organisatie terug.”

Vanwaar komt dat gebrek aan vertrouwen ?

“Uit alles wat de voorbije weken of maanden al rond de ploeg is gezegd. Spelers moeten daar geen acht op slaan, maar het blijft toch in de hoofden spelen. Je moet als ploeg tonen daar boven te staan. Vertrouwen komt maar met een reeks goede resultaten en die hebben we nog niet neergezet. Een wedstrijd zoals tegen Leverkusen moeten we een paar weken na elkaar kunnen brengen. We moeten dus dit niveau aanhouden in de competitie. Want wij hebben spelers die dat hoger niveau aankunnen. Een overwinning had ons pas echt een positief elan kunnen bezorgen, al was ook deze uitslag niet slecht. We speelden misschien geen negentig minuten aan een hoog tempo, maar toch twee, drie keer twintig minuten. De komende weken zullen beslissend zijn voor de rest van het kampioenschap en om te kunnen blijven meedoen voor de titel. We moeten eens twintig, vijfentwintig minuten een tegenstander onder druk kunnen zetten. Als we dan in die periode ook nog scoren, zal het alleen maar gemakkelijker worden in de volgende wedstrijden. Europees hebben we tegen Leverkusen laten zien dat we offensief iets kunnen. Iedereen moet er zich van bewust zijn dat er mogelijkheden zijn als de sfeer positief is.”

De vergelijking tussen Emilio Ferrera en Trond Sollied, die ook weerstand moest overwinnen en tijd nodig had om zijn ideeën geïntroduceerd te krijgen, is wel eens gemaakt. Jij hebt ze beiden meegemaakt. En ?

“In het eerste seizoen onder Sollied wonnen we eens zestien keer op rij, maar er is wel bij beiden één idee van waaruit gewerkt wordt van begin tot eind. Ferrera werkt wel veel meer vanuit de analyse van de tegenstander en de fouten die wij maken. Zeker in het begin van de competitie. Nu is dat al minder, natuurlijk. De trainingen zijn meer gericht op wat we in het weekend zullen doen. Sollied herhaalde meer en werkte veel aan de afwerking.”

Philippe Clement zegt dat er onder Ferrera helemaal anders wordt verdedigd dan in de voorbije jaren samen. Hoe zit dat voor jouw positie ?

“Sinds Ferrera hier is, is er voor elke positie iets veranderd. De verdedigers moeten alle vier, of ten minste met drie, samenwerken en de verdedigende middenvelders mogen zo weinig mogelijk ruimte laten met de verdediging en moeten druk zetten op de verdedigende middenvelders van de tegenstander. Voor mij betekent het onmiddellijk druk zetten bij een bal achteruit van de tegenstander en dan moet de hele ploeg volgen. In elke linie moet die organisatie behouden blijven.”

“Het belangrijkste voor mij is offensieve vrijheid te krijgen en niet langs de lijn te moeten blijven maar in de vrije ruimte te kunnen lopen en defensief mijn werk te kunnen doen. Op een positie blijven en op de bal wachten, ligt mij, net als zoveel andere spelers, niet zo. Maar links of rechts, dat maakt, ook al ben ik meer rechtsvoetig, weinig uit. Daerden blijft meer dan ik tegen de flank, maar is nieuw, heeft aanvallend nog wat aanpassing nodig. Hij is hier pas en heeft ook een tijd niet kunnen spelen. Natuurlijk is het gemakkelijker om op een flank voor gevaar te zorgen als je met twee of drie een actie kan opzetten. Priske is in de tweede helft vaker naar voren gegaan en werd gevaarlijker. Dat bewijst dat we meer naar voren moeten durven spelen. Terugspelen vertraagt het spel. Als er ruimte is, moeten we meer de diepte durven zoeken.”

Je scoort als middenvelder niet zoveel. Bij het begin van het seizoen zat je aan twintig doelpunten in 205 wedstrijden. Vorig seizoen gaf je twee assists. Dat maakt dat wat je doet niet altijd zo opvalt. Voel je je daardoor soms onderschat ?

“Onderschat ? Ik volg het eigenlijk niet in de media wat er over mij of ons geschreven wordt. Het probleem is alleen dat collega’s je komen vertellen wat er aan de hand is ( lachje). Wat trainers en collega’s van mij vinden, vind ik belangrijker. Het hangt er ook van af hoe de ploeg speelt en wat je positie is. Wie de hoekschoppen mag trappen zal automatisch meer assists tellen. Maar of ik nu tien doelpunten méér maak of tien assists méér geef, dat is niet mijn probleem. De ploeg telt. Een ploeg heeft nood aan spelers die elke wedstrijd hun werk doen. Niet aan allemaal spelers die tien wedstrijden goed zijn en dan twintig niet goed. Mij stoort dat niet. Het is nu de mode om alles te analyseren en dat geeft werk aan iedereen, maar dat is niet belangrijk voor ons. Maar de kritiek is een probleem geweest, dat is zeker. Dat heeft ons geraakt. Als het minder gaat, komt er kritiek en je moet daar zeker als topploeg boven kunnen staan, maar dat is niet altijd gemakkelijk. Je moet altijd meteen beter willen doen en de wedstrijd tegen Leverkusen zal er wel veel stil gekregen hebben. Dat moet ons vertrouwen geven voor de rest van het seizoen.”

Je zit nu acht jaar bij Brugge. Als je je contract uitdient, komen daar nog twee jaar bij. Hoe groot is de kans dat je tot dan bij Club blijft ?

“Er is nu een seizoen bezig en dat is een nieuwe challenge na het vorige, dat niet goed was. Ik stap niet naar iets anders over terwijl het seizoen bezig is.”

Wat is voor jou de challenge na acht jaar Club Brugge ?

“Meedoen voor de titel, de beker en Europese ambitie mogen hebben.”

Maar dat is al acht jaar zo. Denk je nooit : ik moet voor mijzelf eens een grens verleggen.

“In België zijn maar twee of drie grote clubs, dus als je bij een goede club zit, moet je niet altijd zin hebben om te vertrekken. Veel jonge voetballers krijgen van alles beloofd en willen vaak te snel vertrekken. Dat is ook niet altijd de beste oplossing voor de club zelf.”

Aan spelen in het buitenland heb je geen behoefte ?

“Ik heb nog twee jaar contract. Het is niet het moment om mij zorgen te maken. Eén zaak moet je niet vergeten in het voetbal : je moet eerst op het terrein tonen dat je iets meer waard bent en niet van alles vragen zonder iets gepresteerd te hebben, zoals wel vaker het geval is met spelers van tegenwoordig. Ik weet wel, journalisten hebben liever een speler die zegt dat hij weg wil, maar zo ben ik niet. Ik weet waar ik de komende jaren aan toe ben, ik zal daarna wel zien wat ik doe.”

Je hebt ooit eens aangegeven dat er na de wedstrijd of de training een ander leven begint dat niks met voetbal te maken heeft.

“Ik kijk wel naar wedstrijden, maar ik hoef ze niet allemaal per se gezien te hebben. Je leidt bovendien zo al een leven dat meer in de media komt dan normaal, ik vind niet dat ik nog op méér uit moet zijn. Iedereen leeft zijn leven zoals hij wil, ik vind niet dat ik moet gaan vertellen hoe ík dat doe.”

Je was tegen Leverkusen de enige speler van Club Brugge die klassieke zwarte voetbalschoenen droeg in plaats van die lelijke blauwe, rode of witte zoals de rest. Dat zegt ook iets.

“( lachje) En er waren er twee bij Leverkusen die zwarte schoenen droegen. We hadden nogal lang in de spelerstunnel staan wachten en daardoor zijn we naar mekaars voeten beginnen te kijken. Ik vind dat de beste schoenen. De sponsor heeft liever kleuren omdat het opvalt, maar ik hou daar niet zo van ( lachje).”

RAOUL DE GROOTE

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content