Vandaag ontvangt Yves Vanderhaeghe met KV Kortrijk voor het eerst sinds zijn aanstelling als hoofdtrainer Anderlecht, de club waarmee hij als speler drie keer landskampioen werd en dertig Champions Leaguewedstrijden speelde. Een gesprek.

Groot is de goesting van Yves Vanderhaeghe (44) niet om over zichzelf te praten. Het liefst zou hij al meteen aan de voorbereiding van de training op stilstaande fasen van ’s anderendaags beginnen, bekent hij. Maar uiteindelijk zal hij na het wekelijkse persmoment op donderdagmiddag in de receptiezaal Club 19 onder de hoofdtribune toch moeiteloos twee uur vol praten.

Na een moeilijke start met veel geblesseerde bassispelers is KV Kortrijk naar de eerste helft van de klassering opgeklommen. De wedergeboorte van Ivan Santini sinds het sluiten van de transfermarkt is het spontane inleidende gespreksthema, alsook zijn verstandhouding met Teddy Chevalier. “Ach, Ivan legde zichzelf veel te veel druk op”, weet de T1 van KVK. “Hij was te veel gefocust op doelpunten en zolang 31 augustus niet voorbij was, dacht hij ook te veel aan een transfer. Het zat niet goed in zijn hoofd. Nu is hij helemaal bevrijd. Dat zien we ook tijdens de week: alle ballen die hij raakt, zijn van grote kwaliteit. Mooi om naar te kijken. En Teddy is licht ontvlambaar, maar echt wel een goeie gast, hoor. Af en toe moet je hem eens laten brullen en dan is het weer over. Vandaag zag hij ons voor de training in de weer met de kar met het materiaal op en zei hij: ‘Non, non, pas les coaches!‘ Waarop hij ze van ons overnam en ze meedeed naar het oefenveld aan de overkant. Hij alleen. Zonder hulp. Onderweg sukkelde hij ermee, op de kiezelsteentjes donderden de kegels eraf en zo, maar dat bevordert dan weer de goeie sfeer. (lacht) Ik vind dat enorm belangrijk, een goeie sfeer. Beleving. Elke dag goesting tonen. Blij zijn dat je mag voetballen. Als speler was ik ook zo. Telkens als ik mij in het zweet mocht werken, was ik blij als een kind. Zo ben ik trouwens nog altijd. Het gelukkigst kan je mij maken door mij in het bos te laten gaan lopen.”

Waarom?

Yves Vanderhaeghe: “Ik heb dat altijd al graag gedaan. Weg van de wereld. Dan gaat er van alles door mijn hoofd.”

Wat zoal?

“Voetbal soms, keuzes die ik moet maken. Mijn dochter soms ook: hoe ik haar kan motiveren voor school bijvoorbeeld. Als kind ravotte ik altijd buiten tot ik doodop was en nu nog is het voor mij een gloriemoment wanneer ik na enkele uren zweten een douche kan nemen. Indien mogelijk doe ik elke dag een duurloop van 12 à 15 kilometer. Soms lukt mij dat vijf keer in de week, soms maar twee keer meer. In de vakantie ga ik ’s ochtends lopen en ’s namiddags tennissen. Ik ga al vele jaren op reis met Olivier Deschacht, telkens naar Marbella, en dan ziet elke dag er hetzelfde uit: ’s namiddags enkele uren tennissen tot we helemaal kapot zijn en daarna aan zee een wijntje drinken – en een langoustinetje eten. Oli is zoals ik. Om de veertien dagen ga ik met hem en Xavier Malisse padelen in Gent. Golfen is niets voor mij, omdat je daar niet van zweet.”

Willen winnen

Voetbal je zelf nog wel eens?

“Ja. Ik speel bij ’t Hooghe in de Kortrijkse Schepen Bijttebier Competitie. Maar ik kan alleen meedoen wanneer we met KVK vrijdag of zondag spelen.”

Hoe beleef je dat?

“Ik wil winnen, hé. Daarvoor zou ik nog altijd door een muur gaan.”

Hoe ervaar je als hoofdcoach de wil en de stress om te winnen?

“Dat valt heel goed mee. Ik kan mij goed beheersen. Als speler ben ik ook nooit volledig de controle verloren. In heel mijn carrière werd ik maar twee keer uitgesloten. Een keer tegen Genk, na twee keer geel. En een keer tegen de leperd Dante Brogno. Hij maakt een zware fout op mij, doet alsof hij mij rechtop zal helpen, maar trekt mij recht bij mijn haren. Ik reageer, hij laat zich vallen en ik krijg rood. Smerig, maar zulke dingen kunnen gebeuren en dat besef ik als trainer ook. Als kind stond ik achter de goal te wenen wanneer mijn vader met de veteranenploeg aan het verliezen was en ik wil nog altijd even graag winnen als toen, maar intussen weet ik dat je de omstandigheden en de details niet in de hand hebt. Ik zal niet zeggen dat ik géén stress heb, maar ik slaag erin rustig te blijven. En in het begin zei ik na een overwinning: ‘Allee, ’t is nog minstens een maand met mij als trainer.’ Want zodra je tekent als T1 weet je dat je dagen geteld zijn.”

Hoe voelde je je toen KV Kortrijk na acht speeldagen voorlaatste stond?

“Als ik een aantal vrienden mag geloven, was ik kort van stof.”

En hoe was je in de kleedkamer?

“Uit respect voor de opvoeding die mijn ouders mij gaven en omdat ik zelf ook vader ben, probeer ik geen grove woorden te gebruiken. Ik maak mij weleens boos, maar ik ben niet iemand die mensen uitscheldt. Daar geloof ik ook niet in. Ik ben meer iemand die kleine dingetjes zoekt om spelers te prikkelen.”

Ben je nu vertrokken voor een carrière als hoofdtrainer?

“Ja, maar sta mij toe ook rustig te blijven in verklaringen daarover. Zo braaf als ik als T2 soms werd voorgesteld, ben ik misschien niet, dat kunnen de mensen in mijn staf met wie ik elke dag samenwerk wellicht getuigen. Maar ik ben echt wel rustig. Ik wind mij niet op voor het minste.”

Willen voetballen

Waar komt die rust vandaan?

“Mijn grote onrust vroeger kwam maar van één ding: ik wou en zou profvoetballer worden en dat kon niet snel genoeg gebeuren. Ik was gek van voetbal. Als kind ging ik met mijn vader met mijn Paniniboek en mijn stickers naar de thuiswedstrijden van Club Brugge. Thuis heb ik nog alle truitjes van Jan Ceulemans liggen. Maar toen ik achttien was, werd ik zwaar ziek. Er bleek een groot gezwel op mijn hersenstam te zitten. Ze dachten dat het een tumor was, maar het was een hersenvliesontsteking. Ik ging in coma, mijn overlevingskansen werden op vijf procent geschat en in Het Volk verscheen zelfs een overlijdensbericht. Yves Vanderhaeghe is gisteren overleden in het UZ Gasthuisberg… Terwijl ik in het ziekenhuis aan mijn bed gekluisterd lag, wou ik maar één ding weten: of ik nog zou kunnen voetballen. Dat ik op die vraag geen antwoord kreeg van de dokter, maakte mij enorm agressief. Ik probeerde zelfs een paar keer alles los te rukken en uit te trekken.”

Je wou een einde maken aan je leven?

“Toch wel.”

Bewust?

“Tuurlijk was dat bewust. Ik wou niet als een plant voortleven. Als ik niet meer zou kunnen sporten, hoefde het voor mij niet meer.”

Wat deed die ‘bijna-doodervaring’ met jou?

“Je beseft beter hoe het leven in elkaar zit, je bent je er meer bewust van dat je elke dag weer gelukkig moet zijn met de kleinste dingen en je minder druk hoeft te maken om onbenulligheden. Voetbal is mijn leven, maar ik kan het relativeren. Dat ik nu, 26 jaar later, veel rustiger ben geworden, is normaal, na al die gedrevenheid en overtuiging om het toch nog te maken als voetballer. Als je dan uiteindelijk 48 keer voor de nationale ploeg aantreedt en 30 Champions Leaguewedstrijden speelt, geeft dat veel voldoening en innerlijke rust. Dan kan je zeggen: het is toch nog gelukt!”

Maar je wist van geen ophouden. Je bent bij SV Roeselare op 38-jarige leeftijd mankend en met veel tegenzin móéten stoppen.

“Dat komt door de ziekenhuisbacterie die ik daar opliep. Ik was echt kreupel, heel mijn knie stond schots en scheef. Vijf keer ben ik geopereerd moeten worden en na een maandenlange revalidatie bleek dat ik mankte.”

Je hebt ook al een echtscheiding achter de rug.

“Ja, in 2005. Maar mijn dochter, die dertien wordt, is om de week een week bij mij. Ik begon een nieuwe relatie waarin ik geloofde, maar dat is niet gelukt. Sinds twee jaar ben ik weer alleen en dat lukt wel. Ik moet wel zeggen dat ik mij in die functie van T1 echt heel goed voel. Dat helpt. Eigenlijk was ik vroeger op het veld ook al een coach. Voor wat ik zelf niet kon doen, zorgde ik dat een ander het deed. Ik had de overtuiging in mijn stem om te zeggen: ‘Komaan, pak jij hem!'”

In welke zin ben je veranderd sinds je T1 bent geworden?

“Ik denk wel dat ik nog een beetje dezelfde persoon ben gebleven. Het verschil is dat ik nu de beslissingen moet nemen. Daarin probeer ik eerlijk te blijven en ik vind het ook wel belangrijk om er met kleine woordjes voor te zorgen dat spelers zich goed blijven voelen. Dat ik dicht bij hen sta, belet mij niet om knopen door te hakken. Ik probeer hen ook op een positieve manier te stimuleren om mee te werken aan allerlei commerciële initiatieven, omdat we een familieclubke zijn en actes de présence helpen om alles te betalen.”

Je behield het spelsysteem van Hein Vanhaezebrouck en krijgt in de groep vooral appreciatie voor je menselijke aanpak.

“Ik behield het systeem omdat ze het allemaal goed kenden. Dat lijkt mij logisch, vooral omdat ik hier zelf ook al jaren in de staf meewerkte aan de resultaten. Heel de organisatie van Hein, de trainingsmethodiek en hoe hij het allemaal aanbracht, daar gebruik ik zeker ook nog dingen van. Maar ik doe ook andere dingen.”

Wat precies?

“Nieuwe oefenvormen die ontstaan door dialoog binnen de staf. Onder Hein gebeurde dat ook al. Wanneer hij mij vroeg om een technische opwarming met wat fun en competitiesfeer te geven, gebeurde het zelfs dat ik daarvoor ook de twee manden voor de vuile was gebruikte. Onlangs vond Adnan Custovic op het internet dat Pep Guardiola bij Bayern München ongeveer hetzelfde doet met twee vuilnisbakken. (lacht) Elke dag probeer ik het hoogste rendement uit mijn spelers te halen, maar nogmaals: beleving is voor mij ontzettend belangrijk. Daarom doorbreek ik het vaste stramien weleens met iets heel aangenaams. Ik vind dat we niet mogen vergeten te lachen. Maar als we vanuit het systeem op balcirculatie trainen, ben ik streng. Dan wil ik kwaliteit zien en zit ik er kort op. Ik zou ook willen dat het veld gesproeid wordt, zodat de bal snel kan gaan, maar misschien is dat voor volgend seizoen.” (lacht)

Wat moet er nog veranderen?

“Ik maakte al een lijstje, maar ik denk dat je hier maar nu en dan iets kunt vragen.”

De club staat nog altijd te koop.

“Ja. Meneer De Gryse (meerderheidsaandeelhouder, nvdr) lichtte mij na de zege tegen Charleroi telefonisch in van het feit dat hij Dirk Degraen opdracht had gegeven om een koper te zoeken en hij bedankte mij ook voor de prestaties. Voor een club die veilig in de middenmoot meedraait, is wellicht een interessantere prijs te krijgen dan voor één die voorlaatste staat.” (lacht)

De verkoop van de club is een ingrijpende gebeurtenis. De toekomst is onzeker.

“Ja, maar ik denk dat we dat positief benaderen. In de spelersgroep merkte ik daar nog niet veel onrust over. Op het supportersforum verschijnt daar wel een en ander over, hoor ik, maar het is niet dat hier betoogd wordt, hé. De communicatie erover is geruststellend. Een overname kan ook een vooruitgang betekenen. Het belangrijkste is dat het op het veld goed gaat. Ik weet ook wel dat wie de club overneemt een heel andere technische staf kan meebrengen, maar wat kan ik meer doen dan mijn job zo goed mogelijk doen? Winnen, elke week proberen te winnen, alleen daarmee ben ik bezig.”

DOOR CHRISTIAN VANDENABEELE

“Voetbal is mijn leven, maar ik kan het relativeren.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content