Frank Defays, de aanvoerder van Sporting Charleroi, is van oorsprong geen Karolo. Zijn roots liggen in Namen, of beter : in Jambes, het stadje aan de overkant van de Maas. ‘We speelden er de godganse dag voetbal.’

Namen en Jambes zijn twee verschillende werelden, al worden ze slechts gescheiden door de Maas. Aan de ene kant ligt de hoofdstad van het Waalse Gewest, aan de andere kant treffen we een stadje aan met buurten waar iedereen elkaar nog kent. In een van die wijken zette Frank Defays, aanvoeder van de Zebra’s, zijn eerste stappen. “Ik denk niet dat Frank ooit weg wil uit Jambes. Hij heeft tenslotte het huis teruggekocht waar hij is opgegroeid”, legt David Defays uit. David (35), de oudere broer van Frank, gidst ons door de straten van hun jeugd. “Jambes is fel veranderd met de komst van de Waalse administratie. Het is een drukke stad geworden waar je maar moeilijk een parkeerplaats vindt, maar onze wijk is onveranderd gebleven. Er wonen nog steeds dezelfde mensen.”

David gaat met ons naar de Place de Saint-Calixte, op een boogscheut van het ouderlijk huis. “Hier kwamen we bijeen om te voetballen. We gingen nooit op vakantie, maar dat vonden we niet erg want het beviel ons hier goed. We speelden de godganse dag voetbal. ’s Avonds was het de belangrijkste wedstrijd, degene die we absoluut moesten winnen. Dan gingen we naar het Parc Astrid, waar een boom of een standbeeld in de vorm van een reusachtige wasknijper dienstdeed als doelpaal. Soms waren we maar met vier, soms met twintig, maar we waren altijd buiten.”

Destijds was het de kleine Frank die in de voetsporen van zijn oudere broer wou treden en net als David sloot hij zich aan bij de voetbalploeg van Jambes. “Eerst was ík de voetbalfreak van de familie,” vertelt David, “maar ik ben gestopt bij de junioren toen Jambes en Namen fusioneerden. Frank wou zich absoluut aansluiten en we hebben een beetje moeten foefelen met zijn leeftijd. Je mocht toen pas vanaf acht jaar gaan voetballen, maar hij was zo ongeduldig dat we hem op zijn zevende al lieten beginnen. Mijn broer is drie jaar jonger dan ik. Aanvankelijk hebben we nooit in dezelfde leeftijdscategorie gespeeld, maar aangezien hij met kop en schouders boven zijn leeftijdsgenootjes uitstak, hebben ze hem vanaf de scholieren een categorie hoger laten spelen. Nochtans heb ik nooit de indruk gehad dat hij beter was dan ik (lacht). Toen ik gestopt ben, is hij natuurlijk beter geworden, maar ik kon het niveau best aan.”

Gewoon onhandig

Niet ver van de Place de Saint-Calixte staat het ouderlijk huis. De kapitein van Charleroi heeft het teruggekocht en is bezig het te renoveren. Een zweempje nostalgie dringt de wijk binnen wanneer jeugdvriend Pierre-Yves Titeux begint te vertellen over de voetbalwedstrijdjes in de straat, waar ze automobilisten voor de gelegenheid verboden hun wagen te parkeren, of over de verwijten van de buurman die zijn garagepoort omgetoverd zag tot voetbalgoal. Om de ouders te ontmoeten, hoeven we niet ver te gaan. Ze zijn verhuisd naar het einde van de straat. Volgens moeder Jacqueline was Frank een nog grotere kapoen dan zijn oudere broer : “Hij was altijd wel iets aan het uitspoken. Ik hoor nog het geschreeuw van de mama van een van zijn vriendjes, die erop uitgekomen was dat Frank samen met haar zoon spijkers in het aanrecht van de keuken zat te kloppen. Of die keer dat hij de handgrepen van zijn fietsje niet mooi genoeg vond. Hij had er niets beters op gevonden dan er een paar andere op te zetten, maar die waren een tikkeltje te groot. In een bocht zijn ze eraf geschoten en Frank eindigde zijn ritje in de flank van een splinternieuwe auto. Ik herinner me dat we hem zelfs eens naar het ziekenhuis hebben gevoerd. Zijn bal was bij de buren beland en om over het muurtje te klauteren, was hij op een pot verf gaan staan. De pot was echter weggeschoven en Frank was blijven hangen aan een ijzeren kram die uit het muurtje stak.”

David doet er nog een schepje bovenop : “Moeder zal het pech noemen, maar ik zeg je dat hij gewoon onhandig was. Hij kon geen maaltijd beëindigen zonder zijn glas om te stoten. We noemden hem Guust Flater. Hij ging op een motorfiets zitten en de voetsteun schoot weg. Resultaat : een bluts in de moto.”

In het hele plaatje dat de familie ons schetst, is er één ding waar ze het amper over hebben : zijn goede opvoeding. In deze wijk van Jambes steekt men immers niet graag pluimen op de eigen hoed. Pas als we er zelf over beginnen, bevestigen ze dat het inderdaad zo is. Wanneer vader Charles over zijn zonen spreekt, ligt er een zekere trots in zijn stem. Het moet hem voldoening schenken dat zijn opvoeding vruchten heeft afgeworpen. Charles, al 47 jaar leidekker en zinkwerker, mag fier zijn op zijn twee zonen. “Ik was misschien wat te streng,” bekent hij, “maar ik was ervan overtuigd dat iemand van vijftien niet tot ’s nachts buiten moet rondhangen. In de vakantie moesten ze om tien uur thuis zijn. En als ik zei tien uur, dan was dat ook tien uur ! Om twee over tien stond ik zelf op de Place.”

Volgens David is Frank niet echt extravert, maar evenmin verlegen : “Hij geeft de indruk wat schuchter te zijn, maar dat komt door zijn opvoeding. Onze ouders hebben ons bepaalde waarden bijgebracht, zoals respect. Hij zal altijd luisteren naar zijn gesprekspartner en altijd vriendelijk zijn, maar hij kan ook uit zijn sloffen schieten. Hij respecteert de mensen, maar hij verwacht ook respect terug.”

Bergen verzetten

Van kindsbeen af leefde Frank alleen maar voor het voetbal. “Ikzelf heb het voetbal nooit als een broodwinning gezien”, zegt David. “Plezier maken was het enige dat telde en ik geloof dat mijn broer er ook zo over dacht. In tegenstelling tot veel van onze vrienden bij Jambes hebben wij in onze jeugd nooit stage gelopen bij grotere clubs. We speelden gewoon en wilden de lat niet te hoog leggen.”

“Hij had zich aangesloten bij Jambes zonder dat ik het wist”, vertelt zijn vader. “En ik was destijds supporter van Namen ! Dankzij de fusie in 1988 is hij dan toch bij Namen terechtgekomen (glimlacht). Al van bij de miniemen wilden ze hem naar Charleroi halen. Ik zei tegen Frank dat hij even goed zou spelen bij Jambes.”

Alles draaide dus rond voetbal. “Wanneer hij een nieuwe bal kreeg, of een nieuw paar voetbalschoenen, dan zette hij die op zijn nachtkastje”, herinnert mama Jacqueline zich. En de school ? “Daar had hij niet veel aandacht voor”, gaat ze verder. “Hij ging erheen omdat het moest. Hij spartelde er zich doorheen omdat hij de onderwijzeres charmeerde met zijn glimlach.” Vader Charles was verrast dat Frank nooit een jaar moest overdoen : “Ik had gedacht dat hij wel eens in de problemen zou komen, maar hij heeft zelfs zijn diploma handel behaald. Dat is nog zoiets waartoe ik hem niet in staat achtte. Ik heb altijd de neiging gehad hem te onderschatten.”

Dat is typisch voor Frank Defays : niemand vermoedde dat hij het niveau aankon, maar hij slaagde. Zijn broer bevestigt : “Toen hij naar Charleroi vertrok, geloofde ik er niet erg in. Zijn kracht schuilt in zijn mentaliteit. Hij legt een zekere regelmaat in zijn prestaties en hij laat nooit het kopje hangen. Hij was ervan overtuigd dat hij de uitdaging aankon en dat heeft het verschil gemaakt. Hij heeft een mentale kracht die bergen kan verzetten.”

Charles : “Ik heb altijd aan mijn twee zonen gezegd dat het al mooi was als ze het konden waarmaken in de provinciale reeksen. Toen Frank dan op zijn zestiende het eerste elftal haalde in de derde klasse, vond ik dat al een hele stap vooruit. Er was wel belangstelling van Charleroi, maar toen Frank in 1997 zijn scheenbeen brak, dacht ik dat zijn kansen tot nul herleid waren. Hij lag een heel jaar stil, maar hij was amper zes maanden weer aan het voetballen of hij kreeg al een transfer naar eerste nationale. Ik hield hem voor dat hij al blij mocht zijn als hij bij de Karolo’s een zitje op de bank zou kunnen versieren. Maar hij is er nu al acht jaar en op de eerste match na heeft hij nog nooit op de bank moeten zitten ! Toen hij bij Charleroi kwam, was Roch Gérard rechtsachter en Philippe Albert was net teruggekeerd uit Engeland. Iedereen zei hem : ‘Je hebt pech dat Albert komt.’ Maar hij antwoordde : ‘Waarom pech ? Ik kan met Albert samenspelen.’ En zo geschiedde. Qua talent is Frank een goede voetballer, maar ik heb er gekend die beter waren dan hij. Sommigen zijn er echter zo op gebrand om het te maken, dat ze blokkeren. Frank is ervoor gegaan, stapje voor stapje.”

Te fair

Voor hij naar Charleroi vertrok, speelde Defays dus in de derde afdeling bij UR Namen.

“Ik heb een goede band met hem,” vertelt Michel Mauléon, een gewezen ploegmaat bij Namen, “maar vooral mijn broer Patrick, die twee jaar geleden overleed, was heel goed bevriend met Frank. Ze hadden dezelfde professionele instelling. Ze waren niet van het slag dat uren na de wedstrijd nog bleef hangen om pinten te pakken. Ik herinner me dat we in Binche eens met zes spelers carnaval waren gaan vieren. Drie dagen lang waren we in de wind, maar Frank en mijn broer waren er niet bij. Dat waren serieuze gasten (lacht). In het begin was Frank nog jong. Hij was zwijgzaam en beleefd en luisterde naar de anciens. Op het veld kon je hem raad geven, want je wist dat hij er oren naar had. Nochtans, als ik hem nu bij Charleroi zie, vind ik dat zijn spel veranderd is. Voordien had hij een stijl die een beetje vergelijkbaar is met die van Vincent Kompany. Hij kwam eruit met de bal aan de voet, ging twee, drie man voorbij en zorgde voor gevaar. Je zag hem geregeld veertig meter overbruggen. Ik vind dat hij zich bij de Zebra’s ook wat meer offensief zou moeten uitleven. Iedereen schrikt er nu van als hij een mannetje dribbelt, maar mij verbaast dat niet omdat hij dat bij Namen al deed. In de fysieke tests blonk hij helemaal niet uit. Mijn broer liet hem bij de coopertest ( twaalf minuten lopen, nvdr) honderden meters achter zich. Daar heeft hij heel hard aan gewerkt. Hij moest ook wat gemener worden, want hij had de neiging om te fair te spelen. Kerels zoals Kurt Jacobs, Eric Suray, mijn broer of ik, wij speelden al eens de man in plaats van de bal.”

Defays verfijnde zijn stijl en onder Marc Grosjean werd hij een boegbeeld van de club. De huidige trainer van Eupen getuigt : “In de kleedkamer zette hij nooit een grote bek op, maar door zijn persoonlijkheid werd hij door iedereen aanhoord en gerespecteerd. Voor een trainer is dat een droom. Hij luistert en doet wat je van hem vraagt. Zijn scheenbeenbreuk betekende een zware klap, maar hij is daar op een erg volwassen manier mee omgegaan. Hij was ook erg gehecht aan zijn club. Op een dag keert hij terug naar UR Namen, dat staat als een paal boven water.”

Frank Defays bleef elf jaar in Namen. Bovenop zijn trainingsuren werkte hij ook nog als koerier in de garage van Henri Kumps, de huidige voorzitter van Oud-Heverlee Leuven. Kumps : “Hij was sympathiek en ernstig. Onze klanten waren heel tevreden, maar op een dag in 1999 is hij in mijn bureau gekomen met de mededeling dat hij een probleem had. Charleroi had hem een contract aangeboden en als hij dat aannam, dan zou hij zijn werk in de garage moeten laten staan. Ik heb hem gezegd dat hij het moest doen en ik heb hem vijf jaar onbetaald verlof gegeven. Hij wist dat – als Charleroi een flop zou worden – hij altijd kon terugkeren naar de garage. Het is nooit nodig geweest.”

STéPHANE VANDE VELDE

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content