Het begon ‘als een dolletje in de kroeg’, maar de volgende zes dagen behoren Robert Slippens en Danny Stam weer tot de favorieten op de wielerpiste van Bremen.

Morgen wordt het tweede luik van het zesdaagsecircuit op gang geschoten. Dat gebeurt meteen in stijl, want nergens weten ze de randanimatie zo te verzorgen als in de Stadthalle van Bremen. In de Noord-Duitse stad kwamen de grootste feestvarkens vorig jaar uit Nederland, want voor het eerst sinds 1982 stond er nog eens een Nederlands duo op het hoogste schavot na afloop van een zesdaagse. Vier jaar na hun debuut pakten Robert Slippens (28) en Danny Stam (31) hun eerste winst. “Fantastisch om Kappes-Beikirch in eigen land te verslaan”, geniet Stam er nog altijd van.

Jullie vormen een onafscheidelijk koppel. Waarom rijden jullie nooit eens met een andere renner ?

Stam : “We zijn met z’n tweeën het grote avontuur ingestapt en met z’n tweeën zo ver gekomen. Het betekent ook een extra kracht : je raakt erg goed op elkaar ingespeeld, weet met een knikje wat je aan elkaar hebt. Dat gooi je niet zomaar aan de kant. Daarom zullen we er ook alles aan doen om altijd samen te rijden.”

Slippens : “We vullen elkaar perfect aan. Ik gooi Danny af in de koers en hij blíjft gewoon doorgaan. En hij weet me ook uitstekend te plaatsen voor de sprint.”

Stam : “En dat is dan weer zijn grootste kwaliteit : zijn snelheid.”

Vullen jullie elkaar ook karakterieel goed aan ?

Slippens : “Qua humor en denken komen we heel goed overeen, maar we hebben heel verschillende karakters.”

Stam : “Robert is een vrij rustige jongen, laat alles op zich afkomen, terwijl ik wat feller ben. Op de fiets geldt eigenlijk net het omgekeerde. Door zijn explosiviteit reageert Robert af en toe wat impulsief op de piste, durft minder te wachten op het gepaste ogenblik om aan te gaan.”

In een interview met het Nederlandse dagblad NRC Handelsblad werd Robert omschreven als de minst trainingslustige van de twee. Klopt dat ?

Slippens : “Ja, ik ben de luierik (lacht). Ik ben nooit een trainingsbeest geweest, maar sinds ik met Danny samen koers, veranderde dat wel. Uiteindelijk moest dat, want anders haal je niet het vereiste niveau.”

Stam : “Doordat ik veel op de weg koerste, zat ik altijd al veel op de fiets en die gewoonte houd ik nog altijd een beetje aan.”

Jij probeerde het dus eerst op de weg, Danny. Waarom stapte je over naar de piste ?

Stam : “Hoewel mijn vader op de piste reed, wou ik aanvankelijk toch vooral op de weg presteren. Maar ik kreeg het gevoel dat ik niet meer kon groeien als wegrenner en toen kwam ik Robert tegen in de kroeg. Het begon eerder als een dolletje. Robert zei me dat hij nog een maat zocht voor een koppelkoers en ik antwoordde : ‘Ik kan het altijd proberen. ‘ En hier zitten we nu.”

Jouw hoofddoel was altijd de baan, Robert ?

Slippens : “Zeker. Op mijn negende bezocht ik in Ahoy de zesdaagse van Rotterdam en ik was verkocht. Ik rijd nu zelfs meer op de weg dan vroeger. Dat wegprogramma staat dan wel grotendeels in het teken van de winter.”

Moskou meegerekend nemen jullie deel aan acht wedstrijden. Is het financieel interessant genoeg om alles op het pistewerk te zetten ?

Stam : “Dat is zeer goed te doen. Je zal ons niet horen mopperen, maar uiteraard hopen wij dat er in de toekomst weer meer zesdaagsen georganiseerd zullen worden. Het zou het financiële gebeuren alleen maar aantrekkelijker maken.”

Jullie boekten dit seizoen een tweede overwinning, namelijk in de zesdaagse van Amsterdam. Hoe was het om voor eigen volk te winnen ?

Slippens : “Dat gaf een geweldig gevoel. Voor ons staat Amsterdam dan ook helemaal bovenaan in het lijstje met zesdaagsen. Maar Bremen, waar we voor het eerst wonnen, zal ook altijd bijzonder blijven voor ons.”

Het was meer dan twintig jaar geleden dat er nog een Nederlands koppel een zesdaagse won. Betekent het dat jullie nu enorm populair zijn in Nederland ?

Slippens : “Bij het wielerpubliek wel, maar daarbuiten denk ik dat niemand ons kent.”

En hoe zit het met de waardering van de wegwielrenners ?

Stam : “De laatste tijd is die toegenomen. Leon van Bon, Servais Knaven, dit jaar Max van Heeswijk, Aart Vierhouten : ze namen deel in Amsterdam. En na die zes dagen merkte ik dat ze meer respect toonden. Ze beseffen nu ook dat het niet zomaar wat rondjes draaien is.”

Sceptici becommentarieerden jullie zege in Amsterdam als ‘Ze hebben mógen winnen, voor eigen publiek. ‘

Slippens : “In Gent won Matthew Gilmore met Bradley Wiggins en kreeg je misschien dezelfde commentaren. Maar je hebt nu eenmaal vier topduo’s die aan elkaar gewaagd zijn. En in Amsterdam waren wij uitzonderlijk gemotiveerd. Hetzelfde gold allicht voor Gilmore in het Kuipke. Mocht het allemaal geregeld zijn, dan hadden wij vorig seizoen niet van Kappes-Beikirch gewonnen in Bremen.”

Stam : “Van Heeswijk kreeg vijftien – of hoeveel waren het er – ronden aan zijn broek in Amsterdam. Dat houdt in dat we er serieus invliegen en niet zomaar wat spelen. Nee, ook tussen de toppers onderling worden er geen afspraken gemaakt. Je zei net zelf dat er niet veel wedstrijden meer overblijven, dan gaat er niemand een overwinning weggeven.”

Slippens : “In de derny’s kan je een keer spelen, misschien. Maar verder moet je strijden en er je beste beentje voorzetten om te laten zien dat je de sterkste bent. Wat niet wil zeggen dat het stérkste duo altíjd wint. Je hebt namelijk ook heel slímme duo’s. Bruno Risi en Kurt Betschart beschikken over zoveel wedstrijdervaring dat ze het juiste moment weten in te schatten om er tussenuit te glippen.”

Wat niet wegneemt dat Bruno Risi de sterkste van het lot blijft ?

Stam : “Absoluut. Hij leest de wedstrijd als geen ander, maar hij bezit ook de explosiviteit om gelijk een gat te slaan. Robert kan dat ook, maar hij mist nog wat wedstrijdervaring.”

Slippens : “Om het niveau van Risi-Betschart te halen, moeten we nog tien jaar ervaring opdoen (grijnslachje).”

Denken jullie het nog zolang vol te houden ?

Slippens : “Kijk naar Kappes en Etienne De Wilde voorheen. In wezen staan we nog aan het begin van onze carrière.”

Stam : “Zolang je met de top meekan, breng je die inspanningen met plezier op.”

Na Gent volgde een pauze van anderhalve maand. Hoe lang namen jullie rust en wat deden jullie verder ?

Slippens : “We lasten een weekje rust in. En nadien bouwden we gestaag op naar Bremen, maar niet alleen dat. Omdat het seizoen anders is door de wereldkampioenschappen en de Olympische Spelen, trokken we in december twee weken naar Zuid-Afrika om er aan duurtraining te doen.”

Daar was het weer allicht een stuk beter en moesten jullie niet naar de zonnebank voor een kleurtje.

Stam : ” (Lacht). Het klopt dat wij dat geregeld doen. Als je al die zesdaagsen na elkaar rijdt, zie je bijna geen buitenlucht meer : van het hotel naar de baan, waar je tot een stuk in de nacht fietst. Op den duur begin je er zó slecht uit te zien, dat je er iets moet op vinden. Ga je een paar keer onder de zonnebank, dan verdoezel je een hoop. In Gent komt het er vaak niet van, maar in München en Dortmund staat er een zonnebank in het hotel. Da’s lekker makkelijk.

door Roel Van den broeck

‘Toppers maken geen afspraken. ‘

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content