Aan de bal gekomen bij Berchem Sport en hem dribbelend langs ZVC Hoboken, Germinal Beerschot en Willem II in doel getrapt bij AZ: het verhaal achter de goal van het jaar, die Moussa Dembélé op 27 september maakte.

Het filmpje op YouTube (www.youtube.com/ watch?v=aoLg-Uzio8o) laat zich als volgt analyseren: Het is 27 september 2008 en Moussa Dembéléspeelt met AZ tegen Willem II, een van zijn vroegere clubs. Het staat 0-3 en Dembélé krijgt na 36’16” de bal toegespeeld van het nummer 23. De balcontrole is met rechts en naar voren. Hij beroert het leer acht keer met links en vijf keer met rechts en passeert vijf keer een tegenstander. Na exact twaalf seconden komt hij alleen voor de keeper, die in de korte hoek staat. Dembélé trapt meteen, zonder opkijken, de bal met links in de verre hoek.

Een wereldgoal.

* * *

Gekleurd palet

“Vroeger”, zegt Kenny Thompson, “dacht je bij elke actie die hij deed: nu is hij de bal kwijt. Maar op een of andere manier kreeg hij die altijd terug. Met de jaren krijg je meer verstand en zie je dat talent, maar we zeiden toen altijd: jij hebt zó veel geluk. Je zag hem tussen twee, drie man gaan en je dacht: allez, wat doet die nu? Maar dan kwam hij daartussenuit. Zo van die dribbeltjes heb ik veel meegemaakt van Moussa.”

Kenny Thompson, ondertussen linksachter bij AA Gent, speelde in de jeugd van Berchem Sport doorgaans een categorie of twee hoger dan Moussa Dembélé, herinnert hij zich. Maar een foto bewijst dat ze er ook sámen in een ploeg stonden.

In de Wilrijkse wijk waar ze opgroeien, is het volk haast zo gekleurd als het naburige Borgerhout en de schilderijen die Moussa zijn moeder Tilly ziet maken. Afrikaanse composities tovert ze uit haar palet, geïnspireerd door haar Malinese echtgenoot en Moussa’s vader, Yaya. Hoe alledaags het ouderlijk huis en hoe grijs de omcirkelende snelwegen op het eerste gezicht ook lijken, creativiteit wordt in Moussa’s leefwereld op z’n minst niet versmacht. Dat blijkt wel als hij sjot op het Apollopleintje of een paar straten verder, op de terreinen van Berchem Sport, weggestoken achter een appartementsblok.

“Berchem Sport was altijd al een mooie club voor de jeugd,” zegt Kenny Thompson, “beter dan Beerschot of Antwerp, omdat die clubs soms nogal grof overkwamen, wat niet altijd de juiste mentaliteit is voor jeugd. Berchem is altijd een sociale club, een familieclub geweest en er kwamen betere scouts naar kijken.”

Ronny Vervoort, trainer van Berchems provinciale preminiemen, valt Moussa Dembélé aanvankelijk amper op: hij is het kleinste ventje, de stille jongen. Maar … “een talent, dat zag je wel. Hij had een typische beweging met dat balletje dat precies aan zijn voet kleefde.” Moeder en vader raken er echter niet van in vervoering. Tilly die rustig toekijkt en Yaya die het, ook gehinderd door de taalbarrière, allemaal vanop afstand volgt en weinig contact heeft met anderen: het is een tafereeltje dat wel vaker wordt opgemerkt.

Pure ontspanning

“Ik denk dat zijn moeder de beste coach of makelaar was die Moussa kon hebben: ze was met hem begaan en liet zich door niets of niemand intimideren”, zegt Ludo Vandeberg. “Ook niet om naar Anderlecht te gaan bijvoorbeeld. Hij heeft geluk gehad met ouders die hem begeleidden. Anderen werden een speelbal. Mo Messoudi bijvoorbeeld stond er meestal alleen voor, moest in de vakantie naar Marokko zonder dat hij daar iets over te zeggen had, kwam dan terug en mocht de eerste weken of maanden zelfs niet met de nationale meespelen omdat hij opzij werd gezet. Dat zou met Moussa nooit gebeurd zijn, omdat zijn moeder het dan voor hem opgenomen zou hebben.”

Ludo Vandeberg is politie-inspecteur in Schoten en was behalve oprichter-voorzitter ook duivel-doet-al van de plaatselijke zaalvoetbalclub. Vierentwintig ploegen in diverse leeftijdscategorieën speelden er in de gloriedagen en twaalf Belgische titels zijn het gevolg. Met Cliff Mardulier is het dat Moussa zich op een toernooi bij ZVC Hoboken meldt. Van zijn zesde tot zijn veertiende, zijn hele Berchemperiode, komt hij er voetballen, net als Kenny Steppe, Chris De Witte en een trits andere toekomstige eersteklassespelers. Er zijn geen subsidies, geen sponsors, er wordt geen lidgeld gevraagd. De sfeer die bij ZVCH hangt, is er een van pure ontspanning.

“Er lag geen enkele druk op”, zegt Vandeberg. “Dus ze konden al eens een fantasieke meer laten zien. Eens om de veertien dagen een match was te miniem om een grote invloed te hebben op een speler, maar het zal je wel leren nadenken op het plein. Het was een mentale uitlaatklep waardoor het daarna op het veld beter werd. Je bent in de zaal ook constant in balbezit óf aanspeelbaar. Het is niet dat je de bal even kan afspelen om rust te hebben. Dan moet je leren inventief te zijn: in je opstelling, in je vrijlopen. En dan zie je veel van die spelers, als ze op het veld voetballen en aan de goal komen, in plaats van keihard schieten toch nog een passke opzij doen of een fantasieke uithalen.”

Er wordt deelgenomen aan toernooien, waar vaak ook ploegen uit het veldvoetbal komen scouten. Anderlecht onder andere, dat Dembélé naar de club probeert te halen. Ludo Vandeberg rijdt er met de familie van de speler zelfs voor naar Brussel, maar het is Germinal Beerschot waar hij uiteindelijk terechtkomt.

Naar de trainingen van Germinal Beerschot rijdt Moussa Dembélé geregeld samen met Kenny Thompson en diens vader. Hun beider ouders kunnen het best met elkaar vinden tijdens de wedstrijden en Moussa’s zus Assita raakt er bevriend met Thompsons vriendin. “Het was altijd plezant om met hem in de ploeg te staan”, zegt Thompson. “Jammer was wel dat hij redelijk wat geblesseerd was. Door zijn manier van spelen – heel veel die bal bijhouden – kreeg hij veel stampen. Er werd toen bij verdedigers ook al in gedrild dat ze hard moesten zijn. Hij kon zodanig goed kappen en draaien tussen twee man – ik herinner het mij nog tegen Charleroi en La Louvière, die schopten dat het niet normaal was – dat ze hem wel eens mee hadden.”

De truc met de voet

Door zijn blessures zal Moussa Dembélé op cruciale momenten een aantal stages bij Ajax niet kunnen meedoen. Hij speelt beweeglijk en gebruikt als zeventienjarige zijn lichaam goed, maar hij oogt nog frêle. “Je ziet bij de meeste jongens dat ze vanaf achttien, negentien eigenlijk pas vatbaar zijn voor krachttraining”, zegt Henk Mariman. “Je moet de groeispurt achter de rug hebben voor er testosteron in je bloed komt, wat maakt dat je vatbaar bent voor krachttraining. Het is met het oog op blessures een zeer gevaarlijke zaak én nutteloos om vóór die periode aan krachttraining te doen.”

Henk Mariman ziet eerst als jeugdtrainer en dan als hoofd jeugdopleidingen Moussa Dembélé bij Germinal Beerschot van de miniemen tot de eerste ploeg groeien in de aanval. In de jeugdploegen van GBA staat Moussa Dembélé meestal op de tien, achter de spitsen, Prince Asubonteng speelt voorin, op de negen, en Kenny Thompson links in het midden. “Moussa kwam meer voor de goal dan zo veel anderen,” zegt Thompson, “maar hij kon niet scoren. Hij wou altijd nog eens afleggen voor anderen. Hij heeft er veel afgelegd voor mij: ik twijfelde niet, ik trapte gewoon. Hij was soms zijn tegenstander voorbij en de keeper ook, hij had maar binnen te leggen, maar dat deed hij dan niet. In belangrijke wedstrijden op toernooien zat die bal binnen, maar tegen pakweg Sint-Truiden of Lokeren en het stond 1-0 voor ons, dan was het, hup, nog eens terugkappen en een assist proberen te geven. Hij kon dat door zijn tweevoetigheid ongelooflijk goed. Je zag niet dat hij linksvoetig was.”

“Hij geeft verdedigers altijd de indruk dat ze de bal kunnen afnemen”, zegt Mariman. “Hij laat de bal net iets verder van zijn voet af gaan of hij komt net iets later aan de bal. Op het moment dat de verdediger zijn voet uitsteekt, is hij telkens weg met de bal ( grijnst). Dat is zijn grootste truc. En zijn kapbeweging. Op het moment dat hij naar binnen en buiten begint te kappen, is hij ook weg. Hij kan diep gaan, dan doen alsof hij terugdraait en vervolgens tóch diep gaan.”

Het scoren mag hij dan anno 2008 al meer ontwikkeld hebben, het gebeurt net als bij GBA nog te weinig. “Het is zijn natuur. Je kunt dat beïnvloeden, maar het is ook voor een stuk zijn voetbaleigenheid. Hij is meer gericht op meespelen, de bal hebben en zo een bijdrage leveren aan de aanval.

“Als je de nationale jeugd bekijkt, dan zie je dat er van achteren uit heel vaak een linie wordt overgeslagen en de bal diep wordt gespeeld. Dan ontwikkel je alleen lopende spelers. Circulatievoetbal krijg je niet door onmiddellijk die bal in de ruimte erachter te geven, want dan komen ze in het eerste elftal en dan blijkt in de voet spelen een probleem. Moussa had dat in eerste instantie zeker van nature én we hebben het gestimuleerd. Tahamata en ik zaten echt in de filosofie om op z’n Nederlands de vrije man te zoeken van achteren uit. Moussa was in die positie een sleutelfiguur.

“Zijn grootste pluspunt is het afschermen van de bal. Je kunt hem gemakkelijk met de rug naar doel aanspelen. Dat is een kwaliteit die je zeker bij Belgische aanvallers niet zo vaak ziet. Daarna krijg je dat fluweel aan de bal, wegdraaien van zijn man, de één op één zoeken.

“Tahamata gaf visietraining, nam de aanvallers apart, prikkelde hem om te scoren. Niet alleen schieten, maar ook gericht inlopen naar de eerste paal op een bal van de flank. Dat had hij niet. Net als koppen. In een jongere leeftijdsgroep kun je dat makkelijker prikkelen, maar naarmate ze ouder worden, zie je toch dat die eigenheid daar uit rijst.”

Brys & Vos

Marc Brys is in die dagen trainer van het eerste elftal van Germinal Beerschot en de jeugd heeft het er moeilijk mee. Hij is hard. “Nu je ouder bent, bezie je dat anders, natuurlijk,” zegt Kenny Thompson, “maar misschien werden we toch iets te hard gepusht. Ik, Moussa, Messoudi, Dickson zijn allemaal weggegaan. Ik denk dat het Beerschot nog altijd zeer doet.”

De keuze bij Ajax, dat door de samenwerking goede contacten met GBA onderhoudt, gaat op dat moment tussen Ryan Babel en Moussa Dembélé, zegt Mariman. Ze kiezen voor Babel, die er al is. Dembélé moet doorgroeien bij GBA. ” Urbain Haesaert en Simon Tahamata zijn bepalende factoren geweest voor zijn doorstroming naar het eerste elftal. Behalve wij drieën zijn er, denk ik, van boven uit niet veel die geloofden in Moussa”, zegt Mariman. “Dat is zowat de reflex die heerst op het moment dat jeugd doorbreekt: ze kunnen de progressiemarge niet inschatten gezien de leeftijd. Dan krijg je een speler van 17 die meetraint met het eerste elftal, zoals Moussa, en dan zeggen ze: hij is wat te slap, te makkelijk van de bal gezet, te laks in zijn aanspeelbaarheid. Maar dat is gewoon de leeftijd. Zo’n gast heeft minstens zes maanden nodig.”

“Er zijn fasen die tussen 17 en 20 jaar moeten gebeuren: maturiteit in het spel bijvoorbeeld. Als je op dat moment bij Germinal Beerschot in de spits speelde, was Moussa de aanvaller en zat je toen nog met Henk Vos en van die toestanden. Een sterk team was dat niet en dan sta je al snel omringd door verdedigers. Bovendien waren we toen niet de dominante ploeg die op de helft van de tegenpartij speelde, waar Moussa tot zijn recht zou komen. De omstandigheden waren niet van die aard om als jonge kerel de meubelen te redden en ik had van bestuurskant niet het gevoel dat er iemand achter stond.”

Er is binnen de opleiding altijd veel interesse voor Moussa Dembélé geweest van andere clubs. “Ik herinner mij een scout van Vitesse die ik tijdens een wedstrijd bij zijn moeder heb weggejaagd”, lacht Mariman. “We hadden de afspraak dat hij niet benaderd zou worden op de accommodatie van GBA. Het stond daar elke week vol scouts, maar die ene probeerde zo toch aan zijn gegevens te komen.”

Geil voor doel

Dembélé wordt meerdere malen gevolgd door de Tilburgers. Eén keer ziet John Lammers, spitsentrainer van Willem II, Moussa Dembélé zelf aan het werk tijdens een scoutingopdracht. In zijn verslag schrijft hij, onwetend over diens leeftijd: “goeie spits, redelijk tweebenig, eerste aanname altijd van het doel af, sterk, redelijke snelheid. Top voor Willem II, achter Kerekes.”

“Ik kijk altijd naar wat een speler al kan en wat je nog beter kunt maken”, zegt Lammers. “Bij hem zag je nog duidelijk verbeterpunten – nog steeds overigens. Sommigen sluiten zich daarvoor af, maar Moussa at alles wat je zei, al zat hij al op een aardig niveau – het is niet zo dat wij hem hier in Nederland alles hebben geleerd. Maar hij is geen typisch Belgische spits, want hij voetbalt mee. Dus hij past heel erg goed in Nederland.”

In Dembélé ziet Willem II aanvankelijk dus de spits achter Kerekes, een gevestigde waarde uit Hongarije die veel geld heeft gekost. Maar al snel blijkt Kerekes minder te brengen dan verwacht en Moussa veel meer. De keuze is snel gemaakt: Dembélé komt in de spits te staan en scoort als achttienjarige in zijn eerste jaar bij de club negen keer. “Normaal ga je daarna meer scoren, bij hem viel het scorend vermogen wat terug. Maar zijn spel werd alleen maar beter.”

John Lammers analyseert.

“Zijn eerste aanname vond ik altijd goed, maar ze was wel altijd ván het doel af. Hij nam de bal altijd mee terug. Dus daar ben ik mee aan de gang gegaan: zorg dat je eerste aanname altijd richting doel is, dan kun je schieten en naar voren passen terwijl jij nu alleen maar terug kunt. Dat pakte hij op. Zijn afwerken was altijd: hard schieten, ogen dicht. Terwijl je rond de zestien gerícht moet afwerken. Je moet weten waar het doel staat. Hij heeft toen bij Willem II een aardig seizoen gedraaid, maar hij moest ook eens voor zichzelf leren gaan. Een topspits wordt afgerekend op doelpunten, niet op ballen vasthouden of goed kaatsen.

“Een van zijn werkpunten is – en dat zie je nog steeds – dat hij bijna niet scoort uit een voorzet. Hij kiest nog niet goed positie voor doel als de bal van de zijkanten komt. Wanneer moet ik voor mijn man komen? Hoe moet ik bewegen? Wat zijn de afspraken met de buitenspelers? Hoe beweeg ik en hoe beweegt de tweede spits als er iemand doorkomt op de buitenkant?

“Elke keer als een bal van de keeper, de lat of via een tegenstander terugkomt: daar moet hij veel attenter in zijn. Daarop moet je niet reageren, maar anticiperen, lopen naar de eerste paal of doen alsof en naar de tweede gaan. De beweging maken. Dat is het echte spitsengevoel. Dat kan bij hem ook nog beter. Waarschijnlijk zal hij nooit een spits worden die vijfentwintig doelpunten maakt, maar hij heeft zó veel andere dingen dat hij per jaar wel aan minimaal tien, vijftien doelpunten zal komen. Zijn kwaliteit die hij vroeger al had, is dat hij er ook tien, vijftien klaarlegt voor anderen. Hij laat een ploeg voetballen op het moment dat je het even nodig hebt, een balletje vast moet houden. Maar als hij ook op voorzetten van de zijkanten en in het doelgebied anticipeert, dan weet je niet waar hij eindigt.

“Hij is dit jaar doelgerichter dan andere jaren, vind ik. Hij schoot tegen Willem II ook twee of drie keer op doel, terwijl hij vroeger nog een bal afgelegd zou hebben. Als spits moet je het gevoel hebben: dit is een halve kans, nu moet ik schieten of ik ben de bal kwijt. Dat is geil zijn voor het doel. Als een bal geplaatst is, maakt de keeper geen kans. Dat wilde ik dus hebben. Elke keer die vastigheid: als je van buiten naar binnen komt, zal de keeper de korte hoek nemen en dan is de verre hoek vrij. Dan dribbel je en hoef je niet meer te weten waar het doel is. Want als je kijkt, geef je de keeper meer tijd.”

Schieten!

“Die goal tegen Willem II”, zegt Shota Arveladze, “was geen verrassing. Op training had hij dat al een paar keer gedaan. Ze toont hoeveel talent hij nog verbergt.” Arveladze is de assistent van Louis van Gaal bij AZ en was zelf een gevierde spits bij onder andere Ajax en AZ.

“Hij moet zijn beste positie ontdekken, zijn spel stabiliseren en ervaring krijgen op zijn beste positie. De beste action space leren zoeken. Hij is sterk en hield daardoor soms nog te lang de bal, omdat hij voelde dat ze hem niks konden maken. Hij kan een half-uur de bal afschermen voor een ander, maar hij moet daar nog slimmer in worden en dáár niet te veel energie in steken, maar meer energie steken in de juiste positie kiezen. Hij is een teamspeler, geen egoïst, maar hij gaat al meer voor zijn eigen spel in de zestien meter. Maar hij moet zich nóg meer op zijn eigen spel concentreren om meer te scoren. Je moet schieten! Het is altijd mooi om mooi te scoren, maar het belangrijkste voor een spits is: scoren. Hij is een van de meest getalenteerde spelers in Europa en met goeie scoringscijfers is hij klaar voor elke grote club.”

* * *

YouTube (bis)

Het is 27 september 2008 en de wedstrijd tussen Willem II en AZ is op 0-4 geëindigd met één doelpunt, het laatste, van Moussa Dembélé. Voor de camera en de NOS-microfoon kijkt hij nog eens naar zijn wereldgoal. Hij straalt rust uit en beantwoordt glimlachend de vraag of het geluk was.

“Dat was creatief. Gewoon een goed doelpunt. Ik denk niet dat het geluk was. Maar geen doelpunt dat je elke week maakt, neen. Ik ben er zeer tevreden over, maar als je de hele wedstrijd bekijkt, moet ik er gewoon nog meer maken. Dat had ik liever gehad: minder mooie, maar meer doelpunten.” S

door raoul de groote

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content