Ook nu Hugo Broos met ‘zijn’ spelers mag werken in wat hij en Anderlecht de sterkste kern van de laatste drie seizoenen noemen, is het resultaat in alle opzichten pover. Hoe gelukkig is de trainer ?

Het gezegde ‘stilstaan is achteruitgaan’ indachtig, verlegde Anderlecht de ambities dit seizoen weer iets in de hoogte. De titelverdediger ging op herhaling in het kampioenschap, maar wilde vooral eindelijk weer excelleren in de Champions League. De tweede ronde bereiken was het doel. Op de late vertrekkers Ki- Hyeon Seol en Marc Hendrikx na, die toch geen basisspelers waren, vertrok er niemand en met de komst van Fabrice Ehret en Mbo Mpenza beschouwde iedereen de ploeg als versterkt. “Spektakel”, “champagnevoetbal” en “een groots seizoen” werd in het vooruitzicht gesteld.

De voorbereiding was allesbehalve overtuigend. Tegen een veredeld B-elftal van Lyon en tegen de Nederlandse tweedeklasser VVV kreeg Anderlecht geen poot aan de grond, en in West Ham werd pas na de vele obligate wissels aan weerskanten een vooroorlogse 4-4 uit de brand gesleept. Maar voorbereiding is voorbereiding en veel woorden werden er niet aan vuilgemaakt. Zelfs zijn eerste openlijke aanvaring in Londen met een speler ( Vincent Kompany) werd door Hugo Broos goedgepraat.

Al na één speeldag (kansloos verlies in Moeskroen) vielen de maskers af. De trainer kreeg zijn tweede (en derde) spelersconflict ( Tristan Peersman) en hij herschikte onmiddellijk zijn elftal : Pär Zetterberg en Junior eruit, Walter Baseggio en Nenad Jestrovic erin, Mpenza naar de rechterkant. Nog was het niet goed. Vier speeldagen later ging Broos opnieuw met de grove borstel door de selectie : exeunt Ba- seggio, Goran Lovre en Daniel Zitka, leve Zetterberg, Peersman en Christian Wilhelmsson. Een doortastende ingreep die gebeurde na een overwinning (1-3 tegen Oostende), waarmee Broos de nochtans vaak door trainers beleden stelling onderuithaalde dat het resultaat geen tegenspraak duldt.

Aan resultaten kan Anderlecht zich na een kwart competitie dan ook niet optrekken. Het bezet de tweede plaats in het kampioenschap, maar van twaalf officiële wedstrijden, Champions League (en voorronde) inbegrepen, verloor het er vier. Dat is één op drie. Geen spektakel, geen champagnevoetbal, geen groots seizoen en ook geen resultaten Anderlecht waardig. Wat is er aan de hand ?

Toen Broos zich in zijn eerste seizoen in Brussel op één stap van zijn ontslag waande, nam hij een moedige beslissing : voortaan ging hij koppig zijn eigen weg. Als hij moest sneuvelen, dan op zijn manier. Geen compromissen meer voor spelers ( Ivica Mornar, Gilles De Bilde) met wie hij tegen wil en dank aan de slag was gemoeten. “Eerst het systeem, dan de spelers”, was het nieuwe devies. De wanhoopsdaad pakte goed uit. De met een eervolle zege afgesloten return tegen Panathinaikos betekende, ondanks de Europese uitschakeling, een ommekeer.

Precies twee jaar later lijkt er geen fundament onder de wanhoopsdaad te hebben gestaan. Weer wordt ten koste van het elftal een systeem gehanteerd dat zoveel mogelijk gereputeerde spelers een basisplaats moet gunnen. Wilhelmsson, Mpenza, Jestrovic, Aruna : ze spelen allemaal. Soms zelfs met valse argumenten. Mpenza speelde de helft van de competitiewedstrijden wel degelijk als spits en in de overige partijen werd hij vaak niet uit noodzaak naar rechts verbannen, aangezien Broos telkens Lovre op de bank hield. Wil Mpenza aan de vijftien doelpunten komen die de trainer voor het seizoen van hem verwachtte, zal hij zich moeten haasten. Met Ehret die nog helemaal niet speelde, kan de Brusselse transferpolitiek vooralsnog geen succes worden genoemd. Ook nu Broos met zijn spelers mag werken in wat hij en de club de sterkste kern van de laatste drie seizoenen noemen, is het resultaat in alle opzichten pover. Waar hij nu eigenlijk voor staat als trainer, blijft een geheim.

Natuurlijk is niet alles slecht. Meer dan ooit stromen jonge spelers uit de eigen opleiding door naar het eerste elftal. Dat is een gevolg van de sportieve krijtlijnen die Anderlecht samen met assistent-trainer Franky Vercauteren trok en waaraan hoofdtrainer Broos zich, in tegenstelling tot al zijn voorgangers die nog grote invloed hadden op het aankoopbeleid, heeft moeten onderwerpen. Het recentste bewijs daarvan is dat Anderlecht afzag van de aanwerving van de nochtans transfervrije Kroatische verdediger Mario Cvitanovic, met wie Broos zijn gehavende linkerflank wilde versterken. De club wil echter geen dam opwerpen voor de op terugkeren staande Ehret en Martin Kolar, jonge spelers die voor de beoogde concurrentie voor Olivier Deschacht moeten zorgen.

Jeugd kansen geven is één zaak, ze begeleiden en beter maken een tweede. Fouten blijven terugkomen in de wedstrijden, vaak met fatale gevolgen, maar op training wordt er amper aan gewerkt. Stilstaan is achteruitgaan. “We zijn één grote familie”, glimlacht een ervaren speler, waarmee hij wil zeggen dat te dikwijls gewoon wedstrijdjes worden gespeeld met de hele groep. Veel vat lijkt Broos niet te hebben op de jongeren. Zij luisteren naar en discussiëren met Vercauteren, de bewaker van de doorstroming die amper uit de schaduw treedt en van wie het moeilijk hoogte krijgen is.

Ook de weinige anciens die nog het seizoen vóór Aimé Anthuenis met Jean Dockx en Vercauteren meemaakten, en daaraan blijven refereren, voelen zich miskend. Glen De Boeck en Yves Vanderhaeghe (gekomen met Anthuenis) werden gedegradeerd tot tweede of zelfs derde keus op hun posities en hadden gezien hun voortrekkersrol op meer vertrouwen gerekend. Ook Oleg Iachtchouk mist het respect van de trainer, liet hij optekenen, net als Jestrovic (gekomen met Broos). En Baseggio en Zetterberg zien elkaar best samen functioneren in een elftal. Dat Zetterberg na de zege tegen Cercle Brugge het publiek bespeelde en het bovendien erg goed schijnt te kunnen vinden met Vercauteren, is misschien meer dan zomaar een interessante ontwikkeling. Tel er de doelmannen bij, slachtoffers van psychologische blunders in de begeleiding, en je hebt een halve kern die wel een reden heeft om niet hoog op te lopen met Broos.

Het grootste gevaar voor een trainer is dat hij overal vijanden ziet. Terwijl zijn ploeg het laat afweten, fixeert Broos zich op een vijandige buitenwereld. Het conflict met Kompany was door de pers opgeblazen, dat met Peersman door de pers gecreëerd. Broos, als speler een stille verdediger, wil het liefst met rust gelaten worden. Als trainer van Anderlecht stapel je dan de frustraties en teleurstellingen op. “Het is een verademing”, zei algemeen manager Herman Van Holsbeeck eerder dit seizoen, “om in het voetbal van vandaag met een mens als Hugo Broos te mogen werken.” De lichaamstaal van Broos is die van een lijdende mens. Hij verdient dat niet.

Jan Hauspie

De halve kern heeft wel een reden om niet hoog op te lopen met Broos.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content